Weerwoord
Terugkomend op Een nagelaten bekentenis van Marcellus Emants
In Tirade’s maart/april nummer van dit jaar werd ik aangenaam verrast door het artikel van R. Marres over Marcellus Emants’ roman Een nagelaten bekentenis ‘Waarom vermoordde Willem Termeer zijn vrouw?’ En dat voornamelijk omdat ik net zoals Marres in een artikel ‘Een nagelaten bekentenis as an Expression of Marcellus Emants’ Pessimism’ met J.J. Oversteegen in het strijdperk getreden ben, en wel naar aanleiding van zijn bewering in ‘Uit de donkere dagen van voor Freud’ dat ‘Een nagelaten bekentenis […] veel weg [heeft] van een som, waar we de uitkomst al van kennen en die ons alleen voorgelegd wordt om de belangwekkende theoretische aspecten van de berekening.’1. Mijn voornaamste bezwaar was dat ‘he [Oversteegen] apparently fails to recognize that Emants’ achievement does not lie in the correct recording of a neurotic’s case but in the transformation of vulnerable psychological material into a fascinating work of art.’2. Marres’ voornaamste bezwaar is dat Oversteegen beweert dat Termeer de moord op zijn vrouw begaat om ‘vage gevoelens van diepe schuld’ om te zetten in ‘een werkelijke schuld.’3. Marres wijst deze interpretatie resoluut van de hand omdat naar zijn mening schuldgevoelens van Termeers kant ten enen male buiten het raam van het verhaal zelf vallen. En het kan niet ontkend worden dat hij voor zijn zienswijze overtuigende passages uit de roman weet aan te halen. In verband met het toepassen van een afwijkende psychologie dan die die ons min of meer door de schrijver wordt opgedrongen zegt hij verder ‘hoef je niet in tegenspraak met de auteur te komen zolang die het andere psychologische oordeel niet expliciet uitsluit. Maar als je afwijkt zonder steun van gegevens in de roman verwerp je
mijns inziens de roman zelf en de visie van de auteur.’4. Dus, omdat er in het verhaal niets van schuldgevoelens blijkt zijn ‘feelings of guilt simply out.’ Aan de andere kant heeft Marres volkomen gelijk dat het boek vol zit met haatgevoelens van Termeer voor zijn vrouw Anna en het besef dat hij zich nooit tot een menswaardig persoon kan ontwikkelen zolang haar minachtende blik op hem gevestigd blijft. Deze argumenten zijn goed uitgewerkt en zijn overtuigend. Dit is dan ook de reden waarom het als een donderslag aan heldere hemel komt wanneer Marres plotseling schrijft (na betoogd te hebben dat er natuurlijk wel romans bestaan waarin het schuldgevoel centraal gesteld wordt): ‘…maar er zijn er zover ik weet maar weinig die, zoals het onderhavige boek, centraal stellen wat ik nu maar samenvattend een “schaamtekomplex” noem.’5. Op dit moment lijkt het werkelijk of Marres al zijn zorgvuldig uitgedokterde argumenten met een grote zwaai van de tafel veegt. Volgens Van Dale is schaamte – en ik geloof dat dat genoeg is; waarom moeten we ons het hoofd breken over een schaamtekomplex – ‘het gevoel van onbehagen dat iemand vervult bij het gezien, bekend of openbaar worden van dingen aan hem, handelingen van hem of toestanden om hem die met de eerbaarheid, het fatsoen of de zedelijkheid in strijd zijn, of die hem verachtelijk doen schijnen bij anderen.’ Nu meen ik dat we hieraan mogen toevoegen dat dat gevoel van onbehagen opkomt omdat de betreffende persoon zich verantwoordelijk voelt voor die met de eerbaarheid strijdige handelingen, m.a.w. zich schuldig voelt. Manes blijkt schuldgevoelens dus toch via de achterdeur in huis gehaald te hebben. Dat is echter verbazend interessant omdat Emants daar zelf aanleiding toe gegeven heeft en wel op de volgende wijze. De roman behelst het verhaal van een bekentenis die zich ontvouwt zolang de bekennende persoon schrijft en in leven is. De schrijver heeft het boek echter de titel Een nagelaten bekentenis meegegeven en dat impliceert dat de verteller Vermeer dood is wanneer de tekst de lezer bereikt. Nu zijn er twee mogelijkheden: Emants heeft de titel als een extern element toegevoegd. In dit geval wil de schrijver dat de lezer de zich ontvouwende geschiedenis leest in het besef dat de hoofdpersoon er niet meer is. Het is dan een literair procédé dat in genen dele met de tekst verweven en uit dien hoofde zwak is. Er bestaat echter ook de mogelijkheid – en die lijkt veel waarschijnlijker omdat de
roman in de ik-vorm geschreven is – dat de schrijver zich zowel van de tekst als van de titel gedistantieerd heeft zodat ook deze laatste geheel voor de rekening van de held komt. In mijn artikel heb ik het als volgt geformuleerd: ‘…the narrator in a unique way projects an event that will have taken place outside the confinement of the novel’s contents, i.e. between the moment that the written confession is finished and that of the text reachting its first reader: in that time span Willem Termeer will have taken his own life and thus made his confession indeed a posthumous one.’6.
Ik meen dat we geheel met Marres kunnen meegaan in zijn bewering dat Termeer in de eerste plaats tot het opschrijven van zijn autobiografie inclusief de beschrijving van de moord bewogen wordt omdat hij het isolement, waarin hij zichzelf geplaatst heeft door verder te moeten leven met zijn geheim dat hij aan niemand vertellen mag, gewoon niet aan kan. En dan is het natuurlijk ook zo dat de lezer enigszins aan het construeren moet gaan om goed te beseffen dat alleen uit de titel blijkt dat hij met het verhaal van een zelfmoordenaar te doen heeft. En die lezer hoeft niets. Het enige dat de schrijver hoopt is dat hij diens aandacht gespannen kan houden tot het einde van het boek. Ik geloof echter dat het wel gerechtvaardigd is een vaag gevoel bij de gemiddelde lezer te veronderstellen dat aan Termeers tragiek zoals die zich in de roman ontvouwt nog een vreemde dimensie is toegevoegd. De lezer leest de roman met een vaag gevoel – maar omdat het vaag is is het zeker niet onbelangrijk in de lezerservaring – dat het opschrijven van de bekentenis blijkbaar niet voldoende is geweest om Termeers gevoelens zozeer te redresseren dat hij zich in staat achtte verder te leven. In dit verband is de allerlaatste alinea van het boek van groot belang: ‘Als ik haar [Carolien, Termeers vriendin] nu eens alles bekende en tegelijkertijd de beschikking aanbood over mijn hele fortuin; zou ze me dan om die daad… om die misdaad… niet willen… niet kunnen… liefhebben?’7. Marres tekent hierbij aan: ‘De moord als offer op het altaar van zijn minnares, dat is het tegendeel van schuldgevoel.’8. Zeer juist. De moord heeft dit doel echter gemist. Bovendien komt de gedachte aan dit aanbod aan Carolien helemaal aan het einde van de roman en wordt daarom de structuur van het werk vanuit het lezersperspektief niet aangetast en blijft: de bekentenis van een misdaad door iemand die daarna om
onbekende redenen zelfmoord heeft gepleegd. De normale reactie is dan te veronderstellen dat degeen die zijn vrouw vermoord heeft en vervolgens zichzelf van kant gemaakt heeft uiteindelijk aan vage gevoelens van diepe schuld bezweken is. Op grond van het bovenstaande kunnen we nu tot een interessante synthese van Oversteegens en Marres’ posities komen: Termeers vage schuldgevoelens leiden tenslotte tot zijn zelfmoord. Hoewel deze gevoelens niet behandeld worden binnen het raam van het verhaal zelf, geen onderdeel vormen van Vermeers zelfanalyse maken ze wel degelijk deel uit van de lezerservaring. De bekentenis die wordt afgelegd en de inhoud van het boek vormt vloeit voort uit Termeers behoefte om het verstikkende isolement, waar hij na de misdaad in verkeert, te verbreken. De titel van het boek noopt ons aan te nemen dat die poging mislukt en de wanhopige held er een einde aan maakt. Hoewel deze handeling buiten het eigenlijke bestek van de roman valt heeft hij de zeer belangrijke functie het vage besef bij de lezer op te roepen dat Termeer uiteindelijk niet in staat was de moord te begaan. Hij blijkt te menselijk te zijn om de zware last van de misdaad te kunnen dragen, of anders uitgedrukt, hij is aan zijn schuldgevoelens bezweken. Hij staat dichter dan men op het eerste gezicht zou denken bij een held als Raskolnikov die ook een moord begaat maar de psychische consequenties ervan niet aankan en er daarom tenslotte toe gedreven wordt zichzelf aan te geven. Een dergelijk onvermogen valt ook bij Termeer te constateren en we kunnen Emants alleen maar dankbaar zijn dat hij dit diep-menselijke aspect op zo’n originele wijze aan zijn roman heeft toegevoegd.
A.F. Zweers
University of Waterloo (Canada)
Schaamte versus schuldgevoel in ‘een nagelaten bekentenis’ van Emants
In zijn interessante reactie is A.F. Zweers het wel eens met mijn analyse van ‘Een nagelaten bekentenis’, maar meent dat ik tegen het slot daarvan met het woord ‘schaamtecomplex’ de hoofdpersoon Willem Termeer toch weer schuldgevoel toeschrijf na dit in het voorgaande eerst bestreden te hebben. Ik gebruikte deze term om mijn beschouwingen over Termeer’s minderwaardigheidsgevoelens samen te vatten. Schaamtegevoel is iets totaal anders dan schuldgevoel.
Zweers beroept zich op een definitie van Van Dale die volgens hem impliceert dat schaamtegevoel schuldgevoel met zich meebrengt. Als dat zo was zou er iets mis zijn met deze definitie – Van Dale bevat niet het laatste woord over schuld en schaamte – maar mijns inziens kun je dit niet zo maar eruit opmaken. Zweers voegt aan wat hij uit Van Dale haalde toe dat schaamte over iets in strijd met de eerbaarheid opkomt omdat de betreffende persoon ‘zich verantwoordelijk voelt (), m.a.w. zich schuldig voelt’.
Om te beginnen is hiertegen in te brengen dat het nu juist typisch voor schaamte is dat ze óók dingen kan betreffen waarvoor iemand níet verantwoordelijk is, zoals een ongewilde reflex of het uiterlijk. Hiervan afgezien houdt zich verantwoordelijk voelen voor een handeling nog helemaal niet in dat het om schuldgevoel moet gaan. Het kan evengoed tot schaamte zonder gevoel van morele schuld leiden, wat juist als het om die zogenaamde eerbaarheid gaat of wat men vroeger de ‘goede zeden’ noemde duidelijk is. Iemand die een keer de voyeur speelt zal zich niet zelden bij ontdekking
schamen, maar zal zich niet (moreel) schuldig voelen, als hij zoals de voyeur uit Vestdijk’s roman ‘De ziener’ meent dat hij hiermee niemand kwaad doet. Als hij verantwoordelijk is heeft hij wel ‘schuld’ aan wat hij doet, maar het gaat dan niet om morele schuld. Dit onderscheid heb ik in mijn artikel beklemtoond. Termeer vindt bijvoorbeeld dat hij zelf ‘de schuld’ ervan is dat het hem niet gelukt is een vrouw te verleiden, maar dat betreft geen morele schuld, maar zijn gebrek aan tact en doortastendheid.
Iemand schaamt zich als hij meent dat anderen opmerken dat hij niet voldoet doordat hij onbekwaam is of onwetend of onfatsoenlijk enzovoorts, in het algemeen: doordat hij laag staat, en als hij denkt dat anderen hem daarom terecht geringschatten. Als je een gebod overtreedt dat vrij algemeen als moreel wordt beschouwd kun je je al of niet schuldig voelen. Zo niet, dan kun je je toch nog wel schamen. Bijvoorbeeld: iemand vindt dat diefstal best mag, maar schaamt zich dat hij zo stom was zich te laten pakken. Als hij stelen wel moreel fout vindt en zich na deze overtreding in stilte schuldig voelt kan hij zich als het bekend wordt eventueel ook nog schamen vanuit bijvoorbeeld de gedachte dat de anderen hem minderwaardig zullen vinden, een hebzuchtig, laagstaand mens. De twee gevoelens kunnen dus tegelijk voorkomen, maar zijn totaal anders van karakter. In ‘Willem Mertens’ levenspiegel’ van J. van Oudshoorn, waarin schulden schaamtegevoelens met elkaar om de voorrang strijden, voelt de protagonist zich in wezen niet schuldig over diefstal uit de hem toevertrouwde kas, maar is bang voor de schande als het ontdekt wordt (‘Doolhof der zinnen’, inl. V.E. van Vriesland, p. 36).
Zoals in Van Dale’s definitie ook uitkomt is het nodig voor schaamte – maar niet voor schuldgevoel – dat het bekend is aan anderen. In de culturele antropologie onderscheidt men wel schaamte – van schuldculturen naar gelang het ene of het andere overheerst. Men beschouwt dit terecht als een essentieel verschil (Ch. Rycroft ‘A critical dictionary of psychoanalysis’, p. 152-153). Bij schaamte gaat het om verlies van gezicht tegenover anderen. Termeer leeft meestal wel niet in groepsverband, maar dat komt omdat hij min of meer bij voorbaat het gevoel heeft aan de eisen die dat stelt niet te kunnen voldoen. Op school verliest hij voor zijn gevoel door lafheid zijn gezicht tegenover zijn klasgenoten. Over het algemeen heeft hij
echter later het gevoel geen ‘gezicht’ te hebben, ook letterlijk – een min uiterlijk -, d.w.z. niet veel waard te zijn. Door zijn timiditeit kan hij zijn vrouw geen sociaal leven bezorgen, wat in de ige eeuw de taak van de echtgenoot was.
Ik heb dus met het woord ‘schaamte’ allerminst weer het schuldgevoel binnen gehaald.
Het tweede punt van Zweers is dat we mogen aannemen dat Termeer een einde aan zijn leven heeft gemaakt – akkoord, dat kunnen we, al hoeven we het niet per se – en dat het daarom een ‘normale reactie’ van de lezer is te veronderstellen dat Termeer dit behalve wegens de door mij belichte impasse van zijn leven ook uit schuldgevoel over de moord op zijn vrouw zal hebben gedaan Dit gevoel wordt wel niet behandeld in het verhaal, geeft Zweers toe, maar het maakt deel uit van de lezerservaring.
Blijkbaar ben ik dan geen normale lezer, want wat Zweers als normaal beschouwt is nooit bij me opgekomen en ik ben verbaasd over de reacties van anderen op deze mijns inziens zo rechtlijnige en overduidelijke roman. Als we aannemen dat Termeer zelfmoord pleegt, zijn z’n beweegredenen in tegenstelling tot wat Zweers stelt, volkomen bekend. Termeer heeft van alles geprobeerd om een bevredigend leven te bereiken, maar niets is gelukt. Hij verwachtte alles van de liefde en zal nu geen vrouw meer kunnen benaderen omdat hij bang is zich door vertrouwelijkheid te verraden; zijn laatste gedachte om zijn maintenee Carolien voor zich terug te winnen door de moord aan haar te bekennen is duidelijk een zwakke illusie. Hij kan niet tegen zijn volkomen isolement, dat de rest van zijn leven zal voortduren als hij niet voorgoed in de gevangenis wil belanden. Wat is er meer nodig om een zelfmoord van hem begrijpelijk te laten zijn? Natuurlijk zal niet ieder in zo’n situatie er een eind aan maken, maar sommigen wel. Als men hem ook nog met schuldgevoel opzadelt, helpt dit in genen dele om zijn eventuele zelfdoding beter te verklaren, want sommige romanpersonages – en mensen – leven even goed met schuldgevoelens over het ombrengen van anderen door.
Zweers schrijft dat Termeer ‘te menselijk’ blijkt te zijn ‘om de zware last van de misdaad te kunnen dragen, of anders uitgedrukt, hij is aan zijn
schuldgevoel bezweken’. Typerend is dat Zweers (te) menselijk zijn hier gelijk stelt met schuldgevoel hebben. De last die de moord Termeer oplegt is zijn blijvend isolement, zijn afgesneden zijn van de omgang met vrouwen; daar niet tegen kunnen is evenzeer menselijk, al vindt men het omdat het niet van ethische aard is minder mooi.
Hier komt nog bij dat veel van Termeer’s woorden en daden tegen schuldgevoel pleiten, zoals ik in mijn artikel heb laten zien. Niet alleen dat hij zégt geen wroeging te hebben, hij is na de moord ook trots op zijn durf om ze uit te voeren en op de behendigheid waarmee hij een justitieel onderzoek weet te voorkomen. Hij beoordeelt – meestal: veroordeelt – zichzelf in termen van lafheid en moed, kunnen en niet kunnen, niet volgens morele normen. Als hij volgens die normen fatsoenlijk blijft tegenover een meisje schrijft hij dat aan zijn lafheid toe en veracht zichzelf daarom.
Ik heb er niets tegen dat een interpretator een nadere invulling geeft waar een auteur niet expliciet is; dikwijls is dit nodig om een werk op zijn ware betekenis te schatten. Maar als je pretendeert een interpretatie te geven moet het wel in het verlengde liggen van wat de auteur schrijft of op zijn minst daar niet tegen in gaan. Een lezersreactie als van Zweers is strijdig met de tekst en strekking van de roman.
De innerlijke behoefte om Termeer schuldgevoel mee te geven, die ik bij lezers als Oversteegen veronderstelde, komt in het weerwoord van Zweers heel open en eerlijk uit. De wens om Termeer zo te zien vloeit waarschijnlijk hieruit voort dat men met dit totaal egocentrische en ongelukkige karakter is gaan meeleven – dat doe ik ook – en om dit meeleven met een moordenaar nu voor zichzelf begrijpelijk te maken of te rechtvaardigen, wil men dit personage vervolgens ‘diep-menselijk’ maken, zoals Zweers het op de manier van Dirk Coster uitdrukt, door hem schuldgevoel over de moord toe te kennen. Maar als je dat gevoel in deze antiheld gaat projecteren heeft de scherpzinnige naturalist Emants mijns inziens voor niets geschreven. Zichzelf ombrengen, niet omdat men een moord gepleegd heeft maar omdat men in het slop zit en niets meer van het leven te verwachten heeft, is ook menselijk.
R. Marres
- 1.
- J.J. Oversteegen: ?Uit de donkere dagen van voor Freud?, Merlijn, 2/2 (1963/64), 4.
- 2.
- A.F. Zweers: ?Een nagelaten bekentenis [A Posthumous Confession] as an Expression of Marcellus Emants’ Pessimism?, Papers from the First Interdisciplinary Conference on Netherlandic Studies. Ed. by W.H. Fletcher (Lanham MD, 1985), 28.
- 3.
- R. Marres: ?Waarom vermoordde Willem Termeer zijn vrouw?, Tirade, 297 (1985), 81.
- 4.
- Ibid., 194, 195.
- 5.
- Ibid., 195.
- 6.
- A.F. Zweers: ?Een nagelaten…?, 28.
- 7.
- M. Emants: Een nagelaten bekentenis (Amsterdam, z.j.), blz. 230.
- 8.
- R. Marres: ?Waarom vermoordde…?, 189.