[p. 357]
Theo de Jong
Zes gedichten
Ik zit op koude kolen en mijn lippen
is het lachen vergaan. Wil je mij
als een stompe toren standvastig
met een klok die je zuchten tot zingen
verdraait en zwaluwen die vliegen
op je wenken? Ik ben niet meer
dan ik doe. Ik doe mezelf niet over.
Een uur gaat voorbij. Ik weet
geen beter antwoord dan geen.
Van lij naar loef
Ik wist niets van nietig. Storm
barst uit, sleurt nacht naar buiten,
zweept de zee op, grijpt mij aan,
ongrijpbaar. De motor gaat tekeer,
ik word stil. Is dit de wind
die gisteren de aarde aaide?
Ik voel mijn voelen omslaan.
[p. 358]
Monoloog van de dokter
In verloren ogenblikken kijk ik
naar wolken, hun zilveren zeilen,
hun roodgloeiende boot. Ik zie
er beesten in of vieze watten.
Toch drink ik het, later.
Wij weten waar wolken vandaan komen
en wat er met hen gaat gebeuren,
maar van onszelf niet. Wij
houden ons liever van de domme,
wij lijden aan het heden. Misschien
weten zij het van ons, zoals wij
van hen. Waar is het koppige
geheim dan nog goed voor?
Als ik wist waar het leven mij dreef,
zou ik breken als een wolk.
[p. 359]
Ziek lam
Voor het eerst in zijn leven op zijn zij,
een groot oog, een kleine hoorn in de modder.
Zijn iele poten zwaaien in de lucht, spichtig
als vingers. Op de rand van de dood zwijgt hij
aarzelend, als Jezus voor Pilatus.
Lichtgewicht, een kind van dit jaar dat de zon
heeft zien verschrompelen in de kille wind.
Ik draag hem naar stal, de groeiende dood
op mijn schouders, een geur van heiligheid
en pis in de wol van zijn volmaakte vacht.
Hij drinkt zijn melk luidruchtig, geeft
geen kik als ik de modderkroon
van zijn kop veeg. Lam gods, als ik je
niet gezien had. In de halfdonkere stal
lichten zijn ogen spookachtig blauw op.
[p. 360]
Zes uur, een oogwenk
Bergkammen drijven op mist,
schilderij van grijze rijen.
In het dal slaapt het dorp.
Twee wespen hangen te drogen
boven in een grashalm.
De eerste krekel wrijft zich warm.
Even later is alles anders.
Onder de rook van Amsterdam
Zon roest achter horizon.
Vreemde vogels roepen,
zoeken in donker grasland.
Een zwaan glijdt
over het roetglas van water.