[p. 54]
Theodor Sontrop
Doctus poeta
Of hij nu lyrisch opwiekt tot de pieken,
De Muze langzaam uitkleedt tot het bot,
Of als de drekpoëet bij Hogarth
Het rijmelboek van Ezelsoor beduimelt,
– de bakkersvrouw kijkt toe en toont de lat –
Of hij – hoe groter beest – door de Geest
In het oor wordt bevrucht met dictees
Zoals Claudel die de hel en de hemel in pacht had,
Of vlijtig een perzisch tapijt knoopt:
Of hij nu klopt, veegt of zuigt
Het blijven tenslotte woorden van tijd
Die hoe dan ook wat dan ook zeggen.
Dressuur
De leeuw kijkt even verbaasd
als stamgasten met de biljartbal
zorgvuldig geklemd in de mond:
Maar dan een duw met de tong
en temmer Kakenkijker toont
een koprol in het zand.