[p. 53]
Thomas Blondeau
Strategieën
Voor F.
1
we zitten natuurlijk niet om een leven verlegen
het kan altijd beter daar niet van maar erom verlegen
zijn we zeker daarom zo vals zingen we
op zijn best ontsnappen we er aan kunnen we naar
buiten verdacht weinig ogen die zich aan de takken
van ons achterhoofd hechten ze vallen er los door
het is koud buiten morgen doen we het
spijtig is het of pijnlijk dat er geloofd wordt
dat ons leven een fabriek is we lossen we laden en zijn
ermee weg alsof het niks kost
maar het kost wat, zoals nu bijvoorbeeld
[p. 54]
2
soms dient het zich aan
als een blad boze mannen
die zich er wel even tegen aan zullen bemoeien
die regelen het wel een plan van aanpak een
terecht woord maar voor zij die zich
soms geen raad weten met al die rechtgeaardheid
die omvallen als er geen wind zich tegenaan bemoeit
die krimpen als een plastic zak over het kampvuur
dat ik had gebouwd in het droge seizoen
de vlammen waren van verre te zien kijk zei je
onze schaduwen hebben niks nodig en vanop je wijsvinger
keken vogels toe die onze naam niet wisten die soms
die af en toe die telkens weer zijn klauwen slaat in
een leven zonder boze eigenrichting die in weerwil
van hoofdletters en oneindige systemen het heilige moeten
zei u ja het heilige moeten maar weer
[p. 55]
3
het is een wereld die zich nergens achter uitkleedt
een wereld die besloten heeft vingers op haar mond
te leggen en volhardt te praten een wereld die levens
aan elkaar rijgt als de bellen in schuim de zandkleur
in zich van waar ze uit zullen storten
het is een wereld die vraagt wil je mijn rozen plukken
en dan haar vingers in de grond steekt haar lach zit in
je vuist we kennen elkaar niet anders dan nu maar
dat is een leugen we kennen elkaar van vroeger
van ooit achter deuren van rook die niet van een oorlog
kwam van greppels zonder
ik wou dat ik kon zeggen tranen ik wou dat ik kon zeggen
tranen maar de jongens voor mijn deur vallen mij niet lastig
zigeuners of lakeien ken ik niet hier heeft men genoeg te eten
en tranen ik wou dat ik kon zeggen tranen
[p. 56]
4
we hebben gelogen om bij elkaar te zijn
dat draagt niet ver deze dagen dit zal dan
geen muur meer zijn geen contrapunt geen bed
ik ben nog jong bedden zijn om over op te
scheppen niet om te slapen te scheiden
vrienden verloren om bij elkaar te zijn
en dat allemaal zonder cirkels in het zand
handschoenen in het gezicht een godbetert
voorhangsel die brokaten druppels bloei – hou maar op
vraag me belachelijk te zijn ik zal manmoedig
op tafel staan een voet in de soepkom en zwaaien
met een heilig vuil servet