Toch komt hij telkens terug
Leo Vroman
Vroeger hadden we een klein filmtoestel; ik kon dat graag in mijn hand voelen lopen, zacht vereeuwigend. Nu hebben we nog een koekjestrommel. Als we die dan open maken, en daar een bepaald filmpje uithalen, en dat dan in onze projector stoppen en die aandoen met een scherm ervoor, zien we weer een straat in New Brunswick, New Jersey, die door Jan Greshoff wordt overgestoken, nogal haastig en met zijn armen flappend. Flapflap, daar is hij dan weer.
Net zo heb ik herinneringen, die ik me telkens kan herinneren, vooral als ik daar al eens over geschreven heb. Flapflap waar was ik ook weer; zelf. Nou bij voorbeeld Kaapstad: dat woord betekent maar een paar dingen, en als ik daar hardop over schrijf staat ergens op elk daarvan wel een Greshoffje. Op wat allervaagste ogenblikken na ten minste: ergens door de hoofdstraat lopen met een groepje mee dat allerlei gestempelde papieren wil hebben, of daarmee naar een of ander consulaat moest en dus ik ook, en het gevoel dat dit een nogal abnormaal brede straat van Londen was – waar we weken geleden vandaan waren gevaren – onder een verwringing van het klimaat. En dat bijna ellendig opwindend gevoel de eerste ochtend bij het wakker worden in Rosebank, toen voor het raam een vogeltje zat en zong dat helemaal niet bestond in mijn verleden. Maar aldoor lijkt die binnenstad omgeven door een buitenwijk met overal het huis (huisje?) van de Greshoffs, en met hem daarvoor, en met zijn buikje daar weer voor. Dat dak van dat huis was geloof ik aan de ene kant iets anders; ergens was een helling; de bomen waren groen, en het regende bijna.
De zitkamer, of waar we aten, lijkt laag, het was stil zelfs met de
jongens Jan en Kees, en Atie, en het schemerde bijna; daarin lagen ongewone vruchten, ik geloof dat ouwe Jan een soort daarvan Gasbuisvrucht noemde omdat die daarnaar geurde. Als ik heel hard probeer in mijn geheugen die kamer door te lopen en dan ergens af te slaan, zijn hoekje vol boeken in, loop ik bijna ergens tegenop, en zie dat bijna; andersom gaat het makkelijker en zal ook wel gebeurd zijn zo.
Buitenshuis de bloemen waartussen mensen door de haat bewogen, niet keken, en pijnlijk ver, de oorlog nog. Ik ben mijn dagboek van toen ik uit Holland vluchtte, tot ik gevangen werd, verloren: Ik geloof beslist dat die Carla Lastdrager het nog had, toen ik in dienst moest. Maar ik heb toch nog drie datums uit die tijd: ‘Voor L. Vroman… (en zo voort, dat zet ik hier niet allemaal bij hoor)… Kaapstad 20 July ’40’, dat staat in het exemplaar van J. Greshoff, Gedichten, derde druk; dan staat er ‘Voor L. Vroman blij hem terug te zien Batavia 21/12 ’40’ in een boekje hier dat J. Greshoff, Mimosa Pudica heet; waarvan het nog flink harde kaft zijn katoenen rug met griezelige eerlijkheid bezig is los te laten als een Zuid Afrikaans lapje katoen waar nu ook al een reepje Zuid Afrikaans karton bezig is uit te steken. En in een dikker boek van hem, Stenen voor Brood, staat met hetzelfde meegereisde zorgvuldige pennetje: ‘Beter blôjan dan dôman, Beter Vroman dan blôjan. Jan 41 Batavia’. En dan onder elk zijn handtekening: ‘Vuurkoffer’, ‘Gastebor’ of, terecht, ‘Erekrulbeer’, want gekruld was zijn handtekening volledig. Tussen twee haakjes, ik hoop dat niemand van mij een samenhangende beschrijving verwacht waaruit Greshoff levend terugkomt, want dat moet je natuurlijk zelf doen, bijvoorbeeld met zijn gedichten ‘Als de Blaren vallen’, ‘Pro Domo’, ‘Aller et Retour’ nummer vier, en ‘Tellurisch’. Hij leek me een van de eersten die de kwestie of iets nou echt poëtisch was of niet, onbebelangrijk maakte. Of de kwestie van een ‘groot man’ zijn of niet, ook al zo’n verdomde onzin: hij kon zich precies zo groot beschrijven als hij was, ik weet niet, een meter zoveelenzestig of zo, en de laatste jaren met verschrikkelijk aardige rimpeltjes die ik over een tijdje ook wel zo wil, als het moet. Okay?
Nou dan. In Batavia (want in die tijd was alles natuurlijk erg koloniaal, helaas, dus pas als ik een kans krijg Djakarta te bezoeken
kan ik het recht hebben de stad zo te noemen), in Batavia dus, moet je je voorstellen dat ik alleen zat, in een kamer met roodbruine tegelvloer, de houten luiken voor de glasloze ramen halfdicht, en dan in de schemering het knarsen van het grind hoorde vlak buiten, en dan het kloppen op de houten deur, en ja hoor, Atie en Jan, en weer eens een kans om een taxiritje te maken, ‘poeter poeter sadja, plan plan’ zei Jan dan in zijn meest Hollandse Maleis, en dan reden we, echt ook wel langzaam, wat was het, Molenvliet af geloof ik hoewel dan de sterke lucht van het door mensen gebruikte water me bij had moeten blijven, nou in ieder geval de richting Tandjong Priok uit en dan afslaan, en via jezus nou weet ik dat ook al niet meer, Passar Malem geloof ik. Er was verschrikkelijk veel om over te praten, vooral als je bedenkt dat hij een van de weinige schrijvers was die ik echt al bewonderde lang voordat ik hem in Kaapstad ontmoette, en een van de bijna geen enkele schrijver, als dat Hollands is, die ik ooit ontmoet had in die tijd. Nu, 58 jaar oud, bewonder ik eigenlijk haast iedereen (zelfs Nixon, zij het alleen physiologisch), maar niemand nou speciaal als schrijver. Daarom was het geloof ik wel erg belangrijk voor mij dat Greshoff mij werkelijk haast helemaal voortgezweept heeft tot meer (en vooral beter) schrijven, en tegelijkertijd gewaarschuwd dat ik Moest Afstuderen en Vooral geen Broodschrijver worden ‘zoals ik’ zei hij, en beschreef hoe hij als maar ouwe stukkies hier opgrave, daar bijmekaar plakke, en weer ‘n boekie late uitgeve om maar aan de kost te komen.
De paar maal dat hij naar Amerika kon komen waren wij zelf nogal arm, en zoals zelfs nu, onzeker of we het volgend jaar nog een inkomen zouden hebben van ons werk. Maar voor hem was het gescharrel vast wel vervelender: kon een reisje er wel af, zouden er genoeg woorden van gedrukt kunnen worden om ervoor te betalen – dat soort gezeur bedoel ik. Vooral omdat hij een soort vertederende eerlijkheid had waarmee hij over zijn eigen zwakte kon schrijven, moet het een extra zware druk geweest zijn die hem dwong daar verkoopbaar bij te blijven. Dat hebben hij, en Tineke’s vader – samen duwden ze mij met mijn hinderlijke snavel de studie terug in, daar in Batavia – mij erg prettig bespaard, dat onzinnig idee dat iemand een Schrijver kan zijn. Want dat is even gek
als Ademhaler zijn van beroep. Vind ik ten minste. En Jan Greshoff had ik weet niet, archeoloog kunnen zijn en zowel daarnaast als daarover zo vrij en nog veel vrijer geschreven kunnen hebben, lijkt me. Ik weet niet of je dat belangrijk vind, overigens, die vrijheid van iemand op dood papier te zien uitgedrukt. Greshoff vermaakte zich allergezondst met goed kijken hoe hij zichzelf angstvallig onderwierp aan sommige tradities waar hij tegen vocht. Als hij kapitein van een diamantplukkersfabrieken-complex was geweest en wat je noemt financieel onafhankelijk, had hij zich waarschijnlijk net zo vastgehouden aan maat, rijm, insturen en laten drukken. Ook best, het gevolg is ten slotte dat nu iedereen naar een bibliotheek kan rijden en ergens in een hoek gedichten vinden die door een eerlijke man geschreven zijn en die nog een van mijn beste vrienden was ook. Hoor? Dat meen ik echt, zo. Ten minste, eerst moet ik dit even overlezen. Ja, dat klopt, zo is het. Hartelijke groeten dan maar,