[Augustus 1998 – jaargang 42 – nummer 375]
Toine Moerbeek
Bella
Bella is de naam van een modeblad uit begin jaren vijftig. Mijn moeder was er op geabonneerd; daar stonden de knippatronen in voor onze kinderkleertjes. De vlot getekende mannequins, ook de jongens en de meisjes, leken op Audrey Hepburn: goedlachs, elegant, wespentaille; alle vrouwen liepen op pumps, droegen hoeden of hoedjes en hadden handschoentjes aan. Mijn moeder heeft er nooit zo uitgezien. Na de dood van mijn vader echter, vier jaar geleden, nam zij ‘Bella’-trekken aan. De terugtocht naar haar jeugd was stuurloos geworden. Ze sloot de deuren, trok alle gordijnen dicht en doolde bij een tijdeloos maanlicht overdag door het huis waar ze meer dan vijftig jaar woonde. Ons, haar kinderen, die haar bij toerbeurt bijstonden, maar ook de gezinshulp en de zusters van het Kruiswerk, nam ze mee door het huis voor een sightseeing die almaar ingewikkelder werd. Het ‘hotel’ waar ze logeerde was tevens de kerk maar ook een schilderij van Jan Toorop van de psalmist David en de Prediker. Was ze eerst nog een jonge vrouw, verliefd op mijn vader, gaandeweg raakte ze daar losser van en ging ze terug naar de veilige kostschool in België waar ze Frans sprak. Tenslotte wilde ze naar haar moeder. In de laatste acht maanden voor haar opname in het verpleeghuis trok ik vier dagen in de week bij haar in. Aangezien een gesprek steeds moeilijker werd, begon ik haar doortocht door het huis en door haar leven te tekenen in de vorm van een stripverhaal. Mijn moeder droeg het scenario aan en schreef in zekere zin de tekst.
De hoofdpersoon is Bella. Haar vaste attribuut is de stikmachine uit mijn vaders schoenmakerij; het apparaat volgt haar op de voet als een ouderwetse TV-camera, tezamen met het Audrey Hepburn-sjabloontje vormt het mijn moeders toestand. De Engelse tekst waarmee de strip besluit, droomde ik toen ik er nog aan moest beginnen. De beginpagina maakte ik toen mijn moeder al opgenomen was.