Tomas Lieske
Verliefd voor altijd
Notities bij Jewgeni Onegin.
1. De schakende Tijd.
Bij een aantal personages in de roman Jewgeni Onegin ziet de ziel eruit als een schaakbord. Tijd en Verliefdheid doen beurt om beurt een zet: Tijd speelt altijd met wit.
Als in een film van Ingmar Bergman: de Verliefdheid wordt gedwongen steeds nieuwe zetten te bedenken. Maar tegen wie speelt zij? Aan de andere kant van het bord zit een schimmige figuur. Er is een wrede speelvariant voorgesteld: telkens als iemand een stuk verovert mag hij als Shylock een deel uit de tegenstander snijden. De Tijd speelt onaangedaan als een metronoom; na iedere schaakpartij is de tegenstander volledig verslonden.
2. Drie zusters.
‘De muziek speelt zo vrolijk, zo opgewekt en dat maakt, dat je ernaar verlangt om te leven!’ juicht Olga tegen het eind van Tsjechows Drie zusters, een stuk dat zoveel overeenkomsten toont met Jewgeni Onegin. Zij vervolgt: ‘O, lieve God! De tijd gaat voorbij’. Zij merkt het op, maar doet verder niets. Zij laten de tijd voorbij gaan, naar het leven verlangen zij nauwelijks. In hetzelfde toneelstuk roept Andrej telkens dat hij zo vreselijk veel houdt van Natasja, tot hij op het laatst zelf ook moet bekennen, dat zij niets anders is dan ‘het niveau van een dier, van een primitief, blind, dikhuidig dier.’ Waarop hij direct weer roept dat hij houdt van Natasja. ‘O, naar Moskou! Naar Moskou! Naar Moskou!’: ze zullen er nooit komen. Het voornemen, de snel uitgesproken gedachte: het zijn de voortbrengselen van het moment; de teleurstelling en de onvervuldheid zijn de giftbelten die de tijd in ons innerlijk landschap achterlaat. Niet voor niets laat Tsjeboetykin de porseleinen klok vallen die in scherven kapotslaat.
3. Het paradijs in ons hoofd.
‘Tijd doet de mensen pijn, alsof alle leven wachten is op ander leven. Op
echter leven.’ lees ik in het dagboek van de dichter Leonard Nolens. Mensen zijn verbannen uit de steden, uit de plaatsen waar het geluk te vinden is. Door tsaren, door omstandigheden of door hun eigen inertie en laksheid. De verveling slaat toe en voornemens, gevoelens, beloften verliezen hun glans en verdwijnen. Schaterlachend speelt de Tijd op vele borden tegelijk en wint de ene wedstrijd na de andere.
De drie zusters meenden dat het werkelijke mooie leven zich ergens in het wijde land van Rusland afspeelde: in Moskou. Natuurlijk heeft Moskou voor de toeschouwer een symbolische waarde, door de sterke associatie met de gestorven moeder is het ook een beeld van de vroege gelukkige en onbezorgde jeugd, maar de drie zusters houden elkaar voor dat het een werkelijk bestaande, gelukzalig makende plaats is. Poesjkin zelf is overgeplaatst vanuit Petersburg naar Jekaterinoslaw, naar Kisjinjow en Odessa en tenslotte verbannen naar het landgoed van zijn ouders Michajlowskoje. Ook Poesjkin is afgesneden van een leven dat ergens in Rusland te localiseren valt.
De roman Jewgeni Onegin begint met een uitvoerige terugblik op het leven dat Onegin leidde in de beau-monde en de walging die dat leven uiteindelijk bij hem opriep. Door een toeval terechtgekomen op het land denkt hij één dag dat het daar anders zal zijn, maar dan slaat definitief een stemming toe van loomheid, totale lusteloosheid, ‘spleen’ en de eigenaardige verbanning van Onegin krijgt vorm. Als iemand weet dat het zinvolle, mooie leven niet te vinden is in Moskou of Petersburg, dan wel Onegin. Waar dat leven zich precies afspeelt, dat weet hij niet, maar eerder binnen hem dan buiten hem.
4. De verbanning.
Het landgoed van de ouders van Poesjkin lag in het gouvernement Pskov, in het noordwesten van Rusland, halverwege de weg van Petersburg naar Riga. Vandaag verlaat de Intourist-route de stad tussen de plaatsjes Krasnoje Selo en Poesjkin door. Bij Joseph Brodsky lees ik dat de woonplaats van Nadezjda Mandelsjtam ook Pskov was en dat zij af en toe clandestiene tochten naar Anna Achmatova in Leningrad ondernam. Net zoals ‘de meeste figuren van Dostojewski ouder geworden Poesjkinhelden zijn, Onegins enzovoorts’ (Anna Achmatova) zijn de clandestiene tochten van mevrouw Mandelsjtam herhalingsoefeningen van de ontsnappingspogingen van Poesjkin. De garnizoensplaats waar de drie zusters leven kan Pskov niet zijn. De sfeer kan in die plaatsen gelijk zijn, maar Tsjechow schreef op
16 oktober 1900 aan Maxim Gorky dat ‘de drie zusters leefden in een provincieplaats kilometers ver van Moskou verwijderd, iets als Perm, een industrieplaats in de Oeral toentertijd met een bevolking van 45.000 zielen’. Precies de andere kant op dus.
5. Over Petersburg.
Waar Onegin ‘niet almaar pastei en biefstuk kon eten en daarbij champagne’. Leningrad ligt op zestig graden noorderbreedte, iets meer dan zeseneenhalve graad onder de poolcirkel. Eind mei verschijnen de witte nachten. Jewgeni Onegin rijdt in het begin van de zomer uit Petersburg naar het landgoed van zijn oom. Het zal tijdens een van de witte nachten geweest zijn dat Onegin tegen een brugleuning zijn zinloos leven stond te overpeinzen.
Op dit moment komt een nog wittere herinnering bij mij boven drijven. In het begin van de avond rolde een mist de stad binnen. Uit de grachten kwam de hautain voortschuivende muur van dun wit laken aanglijden, aarzelend langs de lichte, taartachtige gebouwen, versnellend in een lichte koude bries, soms terughangend over de kade. Eerst was het voor ons een vrolijk spel beurtelings in en buiten de witte laag te zijn, maar uiteindelijk was er geen ontsnappen meer aan. Schimmen wezen ons de weg, vaak liepen wij verkeerd.
Die avond had ik na een flinke voedselvergiftiging besloten weer eens voorzichtig iets te eten. In het warme restaurant, – zware gordijnen voor de ramen, zware gordijnen in alle deuropeningen, – ging het toch fout en misselijk vluchtte ik de mist in. In steeds nauwere kringen, soms rakelings langs het water, met één gedachte: liggen.
Hoe ervaren moet je zijn om in dichtregels door te dringen; hoe lang moet je zelf in een stille, witte nacht gestaan hebben om Onegin te kunnen doorgronden; hoe vaak moet je zelf intens verliefd geweest zijn om Jewgeni of Tatjana te begrijpen? Leer je van het leven en kan je je dan identificeren met literaire personages of leer je van de literatuur hoe te leven?
6. Verliefd.
Op het eind van het eerste hoofdstuk betrekt Onegin het landgoed. De verliefdheid komt het verhaal binnen. De kennismaking met de jonge dichter Lenski, de kennismaking met de familie Larin. Lenski wordt verliefd op de jongste dochter, de oudste dochter vat een onbeantwoorde liefde op voor Onegin. De jaloezie van Lenski, het duel. Het vertrek van Onegin. De twee laatste hoofdstukken hebben weer een stad als decor, eerst Moskou, dan zijn we terug in Petersburg. Onegin heeft de weg naar het zinvolle, werkelijke leven gevonden, maar nu is de weg niet meer begaanbaar en hij blijkt evenver als in het begin van de roman. Hij is nu wel verliefd op Tatjana, maar zij is door haar huwelijk onbereikbaar voor hem geworden.
Het bed van de strakke compositie: het duel tussen Tatjana’s droomscènes, dat geheel weer geklemd tussen Tatjana’s feesten, daar omheen de liefdesbrieven, begin en einde.
7. Dat schaakspel tussen Verliefdheid en Tijd.
Na het feest waarop Olga iets te vaak naar de zin van Lenski danst met Onegin, wordt de aanstaande bruidegom in een duel gedood.
Onegin ‘in zielenood en wroeging’; de buurman, secondant, blijft nuchter: ‘Tja – nou ja, de man is dood!’. Hoe moet Olga zich voelen? De roman zou haar verdriet breed kunnen uitmeten, de tragische knik in de verliefdheid snijdend kunnen weergeven. Maar de verteller trekt de lezer opzij en wijst op een jonge vrouw, toevallig langsgekomen, die het kleine monument dat ter ere van Lenski is opgericht met ontroering bekijkt. Even vermoeden we de trillende hand van Olga die de stenen stapelt.
Vandaag wordt er minder vaak geduelleerd, maar de sportieve rijder die roekeloos langs ravijnen scheurt en op een kwade dag zijn bocht verkeerd berekent, wordt vaak op gelijke wijze herdacht. Een eenvoudig kruis, soms een foto van het slachtoffer, altijd verdorde bloemen. Die bloemen zijn er ooit neergezet, ze zijn ververst, maar steeds langer stonden ze in hetzelfde groene, dikke water en uiteindelijk waaien de laatste resten weg, rolt de jampot tot scherven.
Hoe ging het dan met Olga, met haar zuster, met Onegin, denkt de jonge vrouw die als woordgeworden lezeres de roman even binnenrijdt. Wat iedereen weet, maar zelden aanvaardt, is dat de verliefdheid, de smart, de rouw het meestal verliezen van de tijd. Als we Olga weer ontmoeten is ze Lenski en elk monument voor hem vergeten.
Zo gaat zoiets, zo verloopt het gewone leven. Uit dit gewone leven: een kleine schooljongen, dertien, veertien jaar, verliefd op een meisje uit zijn klas. Op Valentijnsdag schrijft hij haar een liefdesbrief. Zij moet niets van hem weten, spot met zijn kleine postuur, leest de brief hardop en lachend aan haar klasgenoten voor, terwijl hij zich diep over zijn boeken buigt en hun falsetten zijn gevoel aan flarden gillen. Over een niet al te lange tijd zal hij zich weinig van dit moment herinneren. Hoop ik. Nu ik dit schrijf en mij mijn eigen verliefdheden herinner, merk ik dat ik tal van zulke momenten nog gedetailleerd weet.
Het andere tweetal, Tatjana en Jewgeni, wil maar geen stel worden. In hun zielen is Tijd aan de verliezende hand. Zij zijn dan ook nauwelijks naar het leven getekend, zij zijn literair. Zij lijden aan het leven. Literatuur gaat over personen die met zichzelf in de knoop geraakt zijn.
Als Onegin Tatjana terugziet aan de zijde van haar generaal en, nu wel verliefd, besluit haar een brief te schrijven, krijgt hij eerst niets te horen en dan dat zij nog wel van hem houdt, maar dat ze nu getrouwd is en dat hij zijn verliefdheid maar moet overwinnen; dat was tenslotte ook zijn advies aan haar. Jewgeni blijft verslagen achter. De echtgenoot verschijnt. De
roman dreigt een platvloerse wending te nemen. Het is niet nodig, alles is gezegd. De verteller breekt de roman af. Geen malle ingreep op het hoogtepunt van de roman, maar de juiste consequentie. Tatjana, de lelijke zuster, de bleke boekenwurm, het Stoffeltje van de familie: op haar is de verteller verliefd, hij heeft haar brief voor zich liggen. Jewgeni Onegin, de ‘hij’ in de roman, is een alter ego van de verteller.
‘Ik ben er nooit in geslaagd deze laatste strofen zonder grote ontroering te lezen, maar menige Nederlandse student in de Russische letteren leest ze met grote onverschilligheid, omdat Jevgeni Onegin nu eenmaal op zijn literatuurlijst staat.’ (Karel van het Reve). De verliefdheid van Poesjkin heeft in literaire vorm de tijd overwonnen.
8. Schaakmat.
In de werkelijkheid zijn alle tegenstanders van Tijd schaakmat gezet; de bewijzen vind ik in een foto-album over Rusland van 1860 tot 1920. ‘Zo gleed zijn leven aangenaam en behaaglijk voort.’ Poesjkin zegt het over de vader van Tatjana, je denkt het bij de foto’s. Ook als die mensen ellendig aan hun eind zijn gekomen: het raakt ons niet meer. De foto’s zijn natuurlijk niet uit Poesjkins tijd, maar zo sterk ademen zij het voortglijden van het leven van dag tot dag, dat de kijker er snel van overtuigd is, dat slechts details zijn veranderd. Foto’s van Leningrad en Moskou, foto’s van Tolstoi en Tsjechow, van het Ochta-meisje met haar kan melk, van de keizerlijke verblijfplaats Tsjarskoje Selo net onder Petersburg waar Poesjkin op school heeft gezeten, van Jekaterinoslaw en het land rondom waarnaar Poesjkin verbannen is, van de drommen aristocraten van wie het gemakkelijk voorstelbaar is dat zij gezien worden als ‘een bont regiment livreien’.
Op de laatste foto van het voorlaatste hoofdstuk een houten officiersverblijf in het militaire kamp Krasnoje Selo. Een bezoek van de Keizerin-Moeder Maria Feodorowna. Zij praat met een kogelronde generaal, die geknikt als een lomp zakmes haar te woord staat. Het is 1905; de dikke generaal, Alexei Ignatiev, zal het jaar daarop vermoord worden in Tver. Het laatste hoofdstuk War and Revolution: foto’s van soldaten, loopgraven, arrestaties en begrafenissen. De allerlaatste foto is genomen op 11 april 1911. Weer Maria Feodorowna, nu ex-keizerin. Zij wacht op het zeilschip Marlborough en kijkt voor de laatste keer naar de Krim, ‘to the world that once was hers’.
Voor velen is vanaf de revolutie het leven totaal veranderd, voor veel anderen is alles even ellendig gebleven. Jekaterinoslaw werd Dnepropretowsk, Tsarskoje Selo is niet meer op de kaart te vinden. Of de plaats herdoopt is in Poesjkin dat ongeveer op die hoogte ligt: ik kan het niet met zekerheid zeggen.