[p. 47]
Ton Rozeman
Koffer
onze relatie liep al een tijdje
op zijn laatste benen
we waren vijf jaar bij elkaar en
als ik geld had gehad en een betaalbare
woning wist om in te trekken
was ik er vandoor gegaan
zij had het ook met mij gehad
ze had het geld om in haar eentje
verder te gaan
ze werkte bij de reclassering en
dat verdiende niet slecht
de woning was van haar
ze kon doen en laten wat ze wilde
dat ze me toch niet op straat zette
kwam misschien doordat
ze iemand nodig had
iemand om aan te vertellen
wat voor rotleven ze had,
wat voor rotleven ze met mij had,
met haar werk,
wat voor rotleven ze altijd al had gehad
ook voordat ze me leerde kennen
ze had schrijfster willen worden
ze dacht dat ze een beter leven had als ze
net als ik
niet iedere dag naar een baas hoefde
ze zei dat ik het goed voor elkaar had:
[p. 48]
een paar uur per dag voor de computer om
mijn frustraties over haar op te schrijven en
te doen of dat literatuur was en
verder vooral op haar geld te teren
soms ging ze voor de computer
zitten om te laten zien dat het haar
menens was met
schrijver worden
dan schreef ze flarden over
de mensen die ze op haar werk sprak
verhaalfragmenten vol huiselijk geweld
winkeldiefstallen
drankproblemen
ze zei dat het op die manier toch
ergens goed voor was dat ze dag in
dag uit het geleuter daarover
moest aanhoren
ze heeft eens iets aan een collega
laten lezen
hij deed het werk twintig jaar en
had volgens haar duizenden
rapportages over halve
en hele criminelen voorbij zien
komen maar nooit iets dat bij
benadering zo literair was
als dat van haar
hij zei dat ze talent had en
dat ze het schrijven serieus
moest nemen
daarna begonnen dingen te veranderen
niet dat ze meer ging schrijven
of beter
of over andere dingen dan haar werk
het was haar houding die veranderde
ze liet zich eens ontglippen dat ik
[p. 49]
net zo ziek was
als die mensen over wie
ze rapporteerde
een andere keer zei ze dat
het onze relatie was die
ongezond was
ze had er problemen mee dat
ik niet werkte voor mijn geld
ze zei:
en als het wel zo is dat je
werkt voor je geld, dan onttrekt
zich dat aan
mijn waarneming
ik zie geen geld dat op een rekening
wordt bijgeschreven
voortaan betaal je mee
aan de huur
aan de boodschappen
aan vakanties
aan alles
ze zei dat ze niet langer voor het
fonds voor de letteren wilde spelen
ik dacht dat het een bevlieging was
dat ze het niet meende
maar toen ze de avond daarna
thuiskwam van haar werk
zette ze een pizza in de oven
eentje
geen twee
als ik ook pizza wilde moest ik die
van mijn eigen geld kopen
koop een pizza die opgewarmd is, zei ze,
want die oven is van mij, van mij
alleen
ik nam aan dat het voorbij zou gaan
en dat ging het ook
[p. 50]
nog diezelfde avond capituleerde ze
en warmde ze ook voor mij
een pizza op
wel hield ze vol dat ik moest bijdragen
aan de huur
en zou ze een vakantie
boeken zonder mij
ze zou met een vriendin gaan
ik vond het best
de jaren dat ik van zoiets schrok
lagen achter mij
toch zette het me aan het denken
het leek me niet onredelijk dat ik
voor wat geld zorgde
ik belde redacties van tijdschriften
en na een paar telefoontjes
sprak ik een redacteur die zei dat ik
geluk had
dat een van de schrijvers die had
toegezegd voor een themanummer
zich had teruggetrokken
of ik in zijn plaats iets wilde
schrijven over een koffer die
op het vliegveld
niet bij de eigenaar was terechtgekomen
de redactie had een kar met koffers
opgekocht en ik kon er eentje ophalen
ik mocht zelf weten wat ik erover schreef
een verhaal, een gedicht
als het maar over een week af was
ze betaalden niet veel per pagina
maar als ik aardig wat pagina’s schreef
liep het toch op
ik haalde diezelfde middag zo’n koffer op
maar toen ik thuis vanaf de bank naar die
koffer staarde voelde ik spijt
[p. 51]
ik geloofde niet in dit soort opdrachten
ik hield niet van verzoeknummers
ik was geen medium dat dingen
van boven doorkreeg
geen Jomanda, geen Char
het was al moeilijk genoeg om
mijn eigen situatie te overzien
zij was die avond later dan anders
ze had gedronken
ik had haar niet vaak
dronken gezien in die vijf jaar
maar nu was ze het wel
een feestje van het werk
het was heel ge-zel-lig geweest
ge-zel-liger dan thuis
maar ze was niet zo
dronken dat ze die koffer over
het hoofd zag
ik moest haar vertellen over
het idee erachter
ze vond het een goed idee en wilde
weten wat ik al had bedacht
niets, zei ik
er valt niets te bedenken
het is gewoon een koffer
weet je wat het met jou is, zei ze
jij bent niet ge-zel-lig
jij speelt nooit eens het spelletje mee
ze pakte de koffer en maakte
hem open
begon hem uit te pakken
ze zei:
mijn fantasie slaat nu al op hol
en ze beschreef wat voor vrouw ze
voor zich zag
de vrouw van wie die koffer
[p. 52]
zou zijn geweest
met ieder volgend voorwerp dat
ze uit de koffer nam voegde ze
iets aan de beschrijving toe
of corrigeerde ze wat ze eerder
had bedacht
daar was ze een tijd mee bezig
uiteindelijk zei ze:
je luistert niet
verdomme
waarom luister je nooit naar mij
jij bent alleen maar
in jezelf geïnteresseerd
later die avond kwam er een
aap uit een mouw
ze had iets op te biechten
ze zei:
herinner je je die collega die
zo positief over mijn verhalen was
hij en ik zijn bezig iets met elkaar
te krijgen
het is nog niet echt iets maar
het kan iets worden
ik vind dat je dat moet weten
ik wil met jou verder
met jou alleen
maar dan melden we ons morgen
wel aan voor therapie
we moeten er samen
voor vechten
ik heb haar bedankt
voor de therapie
en voor het vechten
ik zei dat ze vooral
als ze dat zo nodig wilde
iets moest beginnen met een collega
[p. 53]
maar dat ik er het geld
niet voor had om haar te verlaten
en iets voor mezelf
te beginnen
ik vond dat ze me moest helpen
met de financiën zeg maar
je bent een smeerlap, zei ze,
een smeerlap die alleen maar
aan geld denkt
dat alles is nu twee jaar geleden
we zien elkaar nog af en toe en halen dan
geen oude koeien uit de sloot
wel vraagt ze steeds of ik iets van haar
wil lezen als het af is
ze zegt dat ze mijn oordeel
over haar werk serieuzer neemt
nu we niets meer met elkaar hebben
maar tot op heden is het er bij haar
niet van gekomen om tijd te maken
voor het schrijven
ze werkt nog altijd bij de reclassering
soms vraagt ze of ik
nog over ons schrijf
misschien stuur ik haar dit gedicht