[p. 423]
Tonnus Oosterhoff
Stel: de jacht is onze tweede natuur.
Het is nacht en de interne jager
achtervolgt het onvermoeibare wild.
Dat tracht te ontsnappen over het terrein van de kwekerij.
De jacht is één bezielde beweging.
Van de kweekbedden dwarrelt de jonge afschuw op.
Kijk eens naar de naakte hemel:
zilver en zwart zijn voorbeeldig gescheiden.
En nu weer naar binnen:
vangen zou onzuiver zijn.
[p. 424]
Ongevraagde aanwijzing
Er is iets met uw manier van lopen niet goed.
Die klutsende gang maakt een goedje dat nood heet.
Het kleeft: laat zich niet inslikken, maar evenmin uitspugen.
En het trekt; maar lenigende handen tasten naar structuur:
schaamte bij alle betrokkenen.
U kunt ermee doorsporten maar
naast het sportveld ligt het kerkhof, dat weet u.
[p. 425]
Tenorstem beoordeeld
‘Ik ben een held.
Ik leef vol geweld.’
Dit vibrato is niet fris meer in de hoogte.
‘Ik heb een uitwendig skelet.
Ik onderteken met “mensheid”.’
Is dat zijn gezicht of zijn buik?
De fans zijn gewoontegetrouw ondersteboven.
‘Ko luna no luna no ia;
Ko lalo no lalo no ia.’
Maar het wereldje zegt:
Heeft de stofzuiger verdriet
of is dat de stofzuiger niet?