[p. 122]
Tonnus Oosterhoff
Gedichten

Je bent (net als) een zieke beuk je blad
groeit recht uit de tak, ruige vacht
Je bent ik zeg je bent (net als)
Stevig om de stam donkere voetjes klimgast
Hop legt daarop slap polsje licht handje
Je bent (net als) een zieke beuk je blad
groeit recht uit de tak, ruige vacht
Je bent ik zeg je bent (net als)
Stevig om de stam donkere voetjes klimgast
Hop legt daarop slap polsje licht handje
Je bent (net als) een zieke beuk je blad
groeit recht uit de tak, ruige vacht
Je bent ik zeg je bent (net als)
Stevig om de stam donkere voetjes klimgast
Hop legt daarop slap polsje licht handje
[p. 123]

soms zingt hij soms zingt hij niet soms even
soms zingt hij, soms zingt hij niet, soms even
Het geldigheidsbereik is alles in het leven
Hij zingt: ik dronk altijd al graag veel te veel
Hij zingt: vriendelijke/boze woorden
Hij zingt: vriendelijke/boze woorden zijn met een mantel over het
hoofd afgevoerd/binnengelopen door de riolen
Daar boven op de toren balt/wappert een regeringsvuistje/-vaantje
De een heeft veel succes, de ander bloeit (soms: en heeft veel succes)
Meestal is iemand die veel succes heeft in paniek, wil (maar) niet bloeien
[p. 124]
De schim. Vannacht. De schim: een gouden spinnenweb.
(‘t Wordt herfst.) Vannacht is dat, het gouden web, nerveus
geworden uit watten opgestaan –
plâques of watten onbestaan – om ‘spartelend’ te zien.
Te zien geboren worden uit zijn vrouw, gebrek aan eenzaamheid,
zweetoverdekt, een wit-grijs-rode dochter.
Te zien geboren worden wat niet komt, zijn dochter
nat, spartelend, piping loud, levend
verlost. Geestelijke nacht. Uit geestelijke nacht.
[p. 125]

breek dit huis af
pneumatische hamer
De sierput steekt meters
zes ton graniet
‘s Zomers barbecue
hete ijzeren pook
klepel bim bam
Het vet rookgordijn
trek je met één man niet open
het is bestikt
met ades
Najaar. De koperen
schoorsteenhengst
wijst storm de weg
Het windspiel beiert boembaboemba
Toe breek mijn huis af,
ik ben ten dode. Wereld!
Langsgeworpen modderkluit
Dan houdt dit huis het langer uit