Trees Dunk
‘A quest for reality’1.
Frida Vogels’ zoektocht naar de werkelijkheid
Je was een prinsje – met niets,
daar was geen eerbetoon, geen paleis voor nodig,
het was zo, je dacht er niet eens aan – tot ik
het ging geloven.
Ik knielde in je bijzijn.
Ik zonde me in je glorie.
Ik verwachtte je grote daden.
Zo blindelings, dat ik de onophoudelijke
noodlotsslagen niet telde.
(De harde kern deel 3, Gedichten)
De harde kern van Frida Vogels kreeg bij verschijning veel aandacht en werd over het algemeen goed ontvangen. Ondanks het feit dat de schrijfster in 1994 de librisprijs won voor Met z’n drieën (deel twee van het boek), ebde die aandacht al snel weg. Dat is jammer, want de hoofdpersoon is naar mijn mening een van de meest fascinerende personages uit de Nederlandse literatuur en alleen al daarom verdient De harde kern nadere beschouwing.
Toen ik het boek jaren geleden voor het eerst las, riep de hoofdpersoon ervan bij mij een scala aan gemengde gevoelens op, waarbij bewondering, irritatie en compassie om voorrang streden. Ook de recensenten wisten niet goed raad met haar, getuige de uiteenlopende etiketjes die ze opgeplakt kreeg: overgevoelig, gevoelsvijandig, egocentrisch, eigenwijs, briljant, faalangstig, geremd, onaangepast, tactloos, zonderling, destructief en ga zo maar door.
Wat voor iemand is deze Frida2., die bij de lezer zulke verschillende, soms tegenstrijdige reacties oproept?
Hoewel Frida Vogels altijd geweigerd heeft in de openbaarheid te treden (een interview met Arjan Peters in de Volkskrant van 30 mei 2008 uitgezonderd), heeft ze er nooit een geheim van gemaakt dat ze alleen over zichzelf
schrijft, met de bedoeling rekenschap af te leggen van haar leven. De harde kern is een zelfonderzoek, waarin Frida Vogels’ alter ego zichzelf genadeloos eerlijk met huid en haar overlevert aan de lezer. Niettemin vraagt diezelfde lezer zich aan het einde van het boek nog steeds af wie Frida nu eigenlijk is. Ik ken geen ander boek waarin een schrijver zich enerzijds zo blootgeeft dat de haren je te berge rijzen, maar zich anderzijds zo abstract en cryptisch uitdrukt, dat je als lezer na bijna 1600 pagina’s nog steeds voor een raadsel staat.
Pas na verschillende keren herlezen van De harde kern zag ik een bepaalde ontwikkeling in Frida’s leven die ik voorheen (mede door de verre van chronologische structuur van het boek) niet opgemerkt had. In de recensies en in de weinige andere publicaties die destijds het licht zagen,3. werd deze ontwikkeling evenmin ter sprake gebracht, dus naar ik vermoed ook niet opgemerkt. Dat is voor mij de reden om dat nu wel te doen, want mogelijk kunnen mijn bevindingen ook voor andere lezers een hulpmiddel zijn bij hun pogingen door te dringen tot de gecompliceerde hoofdpersoon van het boek.
Kort samengevat komen die bevindingen op het volgende neer. Het zelfonderzoek van Vogels’ alter ego is weliswaar ongekend eerlijk, maar het is het zelfonderzoek van iemand die in de loop van haar leven bij wijze van overlevingsstrategie een cocon van abstracties om zich heen weeft, waardoor ze de werkelijkheid geleidelijk aan volkomen uit het oog verliest. Op enig moment wordt ze zich daarvan bewust en gaat ze proberen om door middel van het schrijven van een boek over haar leven inzicht te krijgen in zichzelf en zich uit die cocon te bevrijden, wat slechts ten dele lukt.
Omdat De harde kern een sterk autobiografisch boek is, ligt het voor de hand dat het probleem van Frida uit het boek ook het probleem van de schrijfster zelf is. De neiging van Vogels’ alter ego zich te verliezen in abstracties vindt zijn weerslag in de taal waarvan de schrijfster zich bedient en maakt De harde kern tot een nogal ontoegankelijk boek. Niet voor niets viel in de recensies van destijds nogal eens het woord ‘weerbarstig’. Zelf zegt ze over haar abstracte taal dat het de tastende benadering is van iemand die niet scherp ziet: ‘Het is behelpen.’4. Niet alleen voor de schrijfster, ook voor de lezer is het dus behelpen. In Met z’n drieën denkt de oudere Frida: ‘Ik probeerde uit alle macht om mijn leven eigenhandig te construeren, met geen ander materiaal dan abstracties; ik probeerde om bruggen naar andere mensen te slaan, maar wierp al doende barricaden op’ (p. 752).
Frida’s vlucht in abstracties is van grote invloed op het verloop van haar
leven en draagt bij aan de stagnatie van haar emotionele ontwikkeling, waar ik verderop nog op terug kom. Hypergevoelig, uitzonderlijk intelligent als ze is, bouwt ze al vanaf driejarige leeftijd een fantasiewereld op om de omstandigheden (de scheiding van haar ouders) het hoofd te kunnen bieden. Allengs wordt het voor haar een tweede natuur om zich op die manier staande te houden, met alle dramatische gevolgen van dien. Frida’s gebrek aan realiteitszin komt het meest navrant tot uiting in de verhouding tot haar drie en een half jaar jongere broer Thijs. In de loop der jaren zet zich in haar hoofd het idee vast dat Thijs en zij samen vaders en moeders leven beter over kunnen doen. Dit mondt uit in ‘de ramp in Bretagne’, de belangrijkste gebeurtenis uit haar leven, waarover later meer.
Naarmate ik me meer in Frida verdiepte, begon ik iets meer greep te krijgen op haar gecompliceerde persoonlijkheid. Haar onbenaderbaarheid en zelfoverschatting, twee voor Frida karakteristieke eigenschappen, zijn bijvoorbeeld voor een belangrijk deel terug te voeren tot de moeilijke omstandigheden uit haar jeugd, met name tot de relatie met haar moeder. Daardoor verdwenen mijn gemengde gevoelens. Wat overbleef was bewondering voor de eerlijkheid waarmee ze zichzelf onder ogen ziet en voor haar bijna levenslange gevecht om op eigen kracht de weg naar de realiteit terug te vinden.
Moeders steunpilaar
Een belangrijke factor voor Frida’s achterstand op emotioneel gebied is de scheiding van haar ouders. Nu hoeft een scheiding niet noodzakelijkerwijs remmend te werken op de emotionele ontwikkeling van een kind, mits het goed opgevangen wordt. Dat is bij Frida niet het geval. In korte tijd wordt haar leventje op zijn kop gezet: vader heeft een verhouding met Ilse, hun Duitse dienstmeisje en moeder, die zwanger is, wordt ziek en moet naar het sanatorium. In een halfjaar tijd krijgt Frida er een broertje (Thijs) en een halfbroertje (Bert, kind van vader en Ilse) bij. Ze wordt van hot naar her gestuurd, omdat moeder door haar zwakke gezondheid niet of nauwelijks in staat is om voor haar te zorgen. Al voor ze naar de kleuterschool gaat is er dus al heel wat schade aangericht.
Als Frida acht jaar is, komt ze samen met haar moeder in een pension in Laren terecht. Moeder had zelf een slechte start in het leven5. en is niet op haar taak berekend. Ze maakt een kinderlijke indruk en levert een flinke bijdrage aan de rem op Frida’s emotionele ontwikkeling. Herstellende van een periode van ziekte roept ze Frida, die volgens haar capaciteiten heeft,
uit tot haar steunpilaar. Moeder zendt dubbele boodschappen uit. Zo vertelt ze de achtjarige (!) Frida dat het seksuele een vies gedoe is, maar dat Frida later wel moet trouwen en het beter moet doen dan zij. Deze boodschap wordt onbewust door Frida opgeslagen en heeft, zoals we later zullen zien, een funeste uitwerking op haar eigen seksuele ontwikkeling.
Met ware doodsverachting werpt Frida zich op de taak die moeder haar opgedragen heeft. ‘Ik kan alles, ik word nooit ziek en ik ben nergens bang voor’ wordt haar motto (Met z’n drieën p. 110). Dit motto verheft ze in de loop der jaren tot een heilig principe en vormt de basis voor haar verregaande zelfoverschatting. Hoe bang ze vaak ook is, nooit zal ze dat toegeven. Voortdurend onderneemt ze dingen die ze diep in haar hart eigenlijk niet durft. Zo ontstaat er een enorme discrepantie tussen de werkelijkheid (de onzekere Frida) en het beeld dat ze anderen voorschotelt (de Frida die alles kan en durft).
De abstractie: Thijs
De op zichzelf normale behoefte van een kind van gescheiden ouders om vader en moeder bij elkaar te houden, leidt bij Frida geleidelijk aan tot een letterlijk fantastische, abstracte constructie: ze beeldt zich in dat Thijs en zij een ideale repliek van vader en moeder vormen. Zo kan ze als het ware in haar fantasie het onmogelijke realiseren: vader en moeder herenigen. Omdat zij bij moeder mag wonen en Thijs niet, voelt Frida zich verantwoordelijk voor hem. Thijs, haar prinsje, heeft net zo’n wankele basis als Frida. Hij heeft zijn zus, die hij als een genie beschouwt, op een voetstuk gezet en verlaat zich volkomen op haar. Frida ziet Thijs vanwege zijn sociale vaardigheden als haar betere helft en is even afhankelijk van hem als hij van haar.
Tijdens een gezamenlijke vakantie in Bretagne gebeurt er iets wat diep ingrijpt in beider leven. Frida verblijft met Thijs voor twee weken in Le-Roselier-en-Plérin6. om hem te helpen met zijn studie, waarmee het niet zo wil vlotten. Ze heeft voorgesteld om na zijn kandidaatsexamen samen een jaar in Italië te gaan wonen. Frida is inmiddels vierentwintig jaar en woont sinds twee jaar in Parijs, waar ze na het mislukken van haar studie heengegaan is om een genie te worden en het leven en de liefde te leren. Ze heeft zichzelf schromelijk overschat, want daar is bitter weinig van terechtgekomen. In de loop van die twee jaar is ze Thijs steeds meer gaan zien als degene voor wie ze mens, vrouw kan zijn. Uit het opmerkelijke feit dat ze de hevige gevoelens die ze voor Thijs heeft tegelijkertijd ook koestert voor mevrouw Du Perron,7. blijkt dat haar gevoelens met de realiteit niets van
doen hebben (zelf betitelt ze die gevoelens achteraf als ‘abstracte emotie’). Ze lijkt op de rand van een psychose te verkeren, want in haar hoofd is het één grote chaos. De oudere Frida schrijft daarover jaren later: ‘Nu denk ik dat het toen, in Bretagne, weinig had gescheeld of zwarte vlekken en fluittonen hadden mijn communicatie met de wereld voorgoed verbroken’ (Met z’n drieën p. 752).
Wat gebeurt er tijdens die vakantie nu tussen broer en zus dat zo ingrijpend is dat Frida het later een ramp noemt, de belangrijkste gebeurtenis uit haar leven zelfs?
Met talloze betekenisvolle, maar meestal cryptische vooruitwijzingen naar ‘de ramp in Bretagne’ wordt de spanning langzaam opgevoerd. De verwachte dramatische ontknoping (dat broer en zus met elkaar in bed belanden) blijft echter uit. Toch dacht ik na eerste lezing van Met z’n drieën dat de sterke band tussen Frida en Thijs ontspoord was in een incestueuze verhouding, al stond het er dan niet met zoveel woorden. Pas later begreep ik dat alles zich louter in haar hoofd afspeelt: pure abstractie dus.8. Door van een gebeurtenis te spreken zet Frida Vogels de lezer (vermoedelijk ongewild) al in De naakte waarheid, deel een van De harde kern, op het verkeerde been, want van een gebeurtenis in de gebruikelijke betekenis van het woord is geen sprake. Het enige wat er gebeurt, is dat Frida na een opeenstapeling van misverstanden geconfronteerd wordt met de realiteit. Ze beseft dat het idee om met Thijs vaders en moeders leven beter over te doen berust op haar fantasie, waar Thijs van zijn kant part noch deel aan heeft. Dat Frida dit inzicht als niet minder dan een ramp beschouwt, is niet zo vreemd: de fantastische constructie die ze opgebouwd heeft, stort immers als een kaartenhuis ineen. Bovendien heeft ze met haar plan om samen in Italië te gaan wonen slechts luchtkastelen voor Thijs gebouwd en hem van de wal in de sloot geholpen.
De ramp in Bretagne is niet meer dan het sluitstuk van haar fantasieën haar leven met Thijs te delen. Het is tevens haar eerste stap op weg naar de realiteit en in die zin de belangrijkste gebeurtenis uit haar leven.
De werkelijkheid: Stefano
Drie maanden na Bretagne vertrekt Frida zonder Thijs naar Italië. Ze heeft niet veel tijd meer om het leven en de liefde te leren, want ze heeft zich tot taak gesteld dat dat voor haar vijfentwintigste verjaardag moet gebeuren. Die leeftijd is voor haar een magische grens, omdat oom Thijs (een broer van moeder op wie Frida volgens moeder lijkt en die een van Frida’s grote
voorbeelden is) op die leeftijd zelfmoord pleegde.9. Vlak voor haar vijfentwintigste verjaardag, op de valreep dus, ontmoet ze Stefano in een studentenhuis in Milaan.
Hun relatie lijkt op drijfzand gebouwd. Stefano is qua karakter in alle opzichten haar tegenpool: vitaal, warmbloedig, rechtlijnig, autoritair, een man aan wie enig mediterraan machismo bepaald niet vreemd is. Hij ziet Frida niet zoals ze is, maar als het meisje dat hij in haar wil zien: zijn prinses, een betiteling die ze als een vernedering ervaart. Het huwelijk is één groot gevecht. Zo nu en dan wordt er een armzalige poging gedaan tot seksueel contact, maar het is van een treurigheid die je de adem beneemt. De daaruit voortvloeiende spanningen worden niet of nauwelijks uitgesproken maar hangen voortdurend als een donkere wolk boven hun huwelijk en vergiftigen de verhouding.
Waarom blijft Frida bij een man als Stefano, die zich niet in haar wil verdiepen, meestal voorbijgaat aan haar gevoelens en nauwelijks geïnteresseerd is in haar doen en laten?
Die vraag wordt niet beantwoord. Frida vertelt het verhaal van haar leven, maar verbindt daar zelf geen conclusies aan. Áls ze dat al eens doet, trekt ze die conclusie (typerend voor haar) meestal onmiddellijk weer in twijfel. Als ze bijvoorbeeld op latere leeftijd bedenkt dat ze door naar Parijs te gaan haar leven verknoeid heeft en daarmee moeder, Thijs en later Stefano tekort heeft gedaan, voegt ze daaraan toe: ‘Al is dat waar en niet waar, want had ik het anders gewild? Nee […].’ (Met z’n drieën p. 498) Toch kan de lezer met behulp van de gegevens die aangereikt worden wel mogelijke verklaringen vinden voor het feit dat Frida Stefano niet verlaat.
Dat ze dubbele gevoelens heeft, komt al bij de eerste ontmoeting tot uiting: ze wil weg, maar tegelijk ook weer niet. Die ambivalentie is, net als de onbenaderbaarheid en zelfoverschatting die ik al eerder noemde, karakteristiek voor Frida en loopt als een rode draad door haar leven. Na de zoveelste ruzie ziet ze in een flits alles helder in: ‘Twee gedachten beheersten me met gelijke kracht. De ene was dat ik me van Stefano moest losmaken, omdat ik de dwang die hij me aandeed niet verdroeg en me schaamde voor wat ik naast hem van mijn leven maakte. De andere was dat ik altijd naast hem moest staan, omdat ik alleen op die plaats grond onder mijn voeten had.’ (De naakte waarheid p. 645) Hoezeer ze Stefano’s autoritaire gedrag dus ook verafschuwt, zijn rechtlijnige karakter biedt haar tegelijkertijd misschien wel precies het houvast dat ze nodig heeft om met beide benen op de grond te komen.
Ook Frida’s gecompliceerde relatie tot haar moeder is een mogelijk antwoord op de vraag waarom ze bij Stefano blijft. Uit onbewuste solidariteit met moeder, die haar destijds immers inpeperde dat het seksuele een vies gedoe is, verdraagt Frida geen seksuele toenadering.10. Maar moeder gaf haar ook de opdracht het beter te doen dan zij. Ze zit in een onmogelijke spagaat: als ze Stefano verlaat heeft ze gefaald in de uitvoering van moeders opdracht, maar door bij hem te blijven herhaalt ze in feite het huwelijk van haar ouders en faalt ze dus in de opdracht die ze zichzelf gesteld heeft (vader en moeders leven beter overdoen).
Hoe plausibel misschien ook, beide verklaringen volstaan naar mijn gevoel niet. De essentie van de verhouding tussen Frida en Stefano onttrekt zich aan de waarneming van de lezer en ook aan die van Frida zelf. Ondanks het feit dat ze allebei tekort komen is er iets wat die twee mensen bij elkaar houdt. Juist die onmacht om elkaar te bereiken maakt de relatie tussen hen zo ontroerend, want dat ze van elkaar houden is dwars door alle strijd en ellende heen voelbaar. Frida blijft proberen Stefano (door middel van het schrijven van Kanker en De naakte waarheid) te laten zien wie ze is. Zijn geluk gaat haar boven alles. Met pijn in het hart accepteert ze dat hij er vriendinnen op nahoudt, omdat zij hem op seksueel gebied niets te bieden heeft. Ook Stefano houdt op zijn manier van Frida. Ze gedraagt zich vaak onmogelijk, maar zijn incasseringsvermogen is bijna grenzeloos. Hij stelt het allesbehalve op prijs dat ze drie maanden per jaar in haar eentje in Amsterdam bivakkeert, maar accepteert het wel.
Toch gaat het langzamerhand bergafwaarts met hun huwelijk. Al is Frida’s leven dankzij Stefano reëler dan ooit, de abstracte gevoelens voor Thijs blijven haar parten spelen, wat ten koste gaat van de relatie met Stefano. In de hoop inzicht te krijgen in de oorsprong van die gevoelens en de knoop van abstracties te ontwarren, begint ze aan Met z’n drieën, het boek over haar jeugd.
Volwassen
In de loop der jaren is het verschillende keren tot een breuk gekomen tussen Frida en Thijs. Ook Thijs is al die jaren emotioneel afhankelijk gebleven van zijn zus, totdat hij op 46-jarige leeftijd een vriendin krijgt. Frida vindt dat Thijs het er uiteindelijk beter afgebracht heeft dan zijzelf. Wat haar al die jaren met Stefano niet gelukt is, vaders en moeders leven beter overdoen, lijkt hem wel te gaan lukken. Ze gunt hem zijn geluk maar is ook jaloers, al geeft ze dat niet toe.
Nu Thijs een vriendin heeft, brengt Frida eindelijk de moed op om van haar voetstuk te stappen: ze besluit hem de waarheid te vertellen over haar seksuele relatie met Stefano. Thijs reageert geschokt en barst in snikken uit. Bij eerste lezing van De harde kern droeg deze emotionele reactie van Thijs bij aan mijn overtuiging dat de verhouding tussen broer en zus in het verleden van incestueuze aard geweest moest zijn, ook van de kant van Thijs. Hoe zou je zijn emotionele uitbarsting anders kunnen verklaren? Pas toen ik me realiseerde dat alles wat Thijs betreft zich slechts in Frida’s hoofd afspeelt, begreep ik dat die conclusie te voorbarig was. Wat dan wel de oorzaak is van zijn reactie, is een vraag waarop de lezer, gezien het perspectief van het boek, geen antwoord krijgt. Thijs zag in Frida en Stefano al die jaren het ideale paar. Hij heeft als kind net zoveel geleden onder de scheiding van hun ouders als zijn zus, dus het kan zijn dat hij in Frida’s huwelijk vaders en moeders fiasco goedgemaakt zag, ten onrechte, zoals nu blijkt. Het is ook mogelijk dat hij haar jarenlange zwijgen als verraad voelt. Ze heeft immers tegenover hem al die tijd de schijn opgehouden.
Hoe dan ook, nu Frida van haar voetstuk gevallen is, heeft ze haar doel bereikt. Ze zou dus opgelucht moeten zijn, maar heeft geen rust. In een impuls schrijft ze Thijs een brief die een onthullend inkijkje geeft in haar eigen psyche. Uit deze brief blijkt dat ze haar oude, vertrouwde positie (het voetstuk waar ze op stond) niet zonder slag of stoot op kan geven, al wil ze dat nog zo graag. Thijs trapt er niet in; het komt tot een heftige confrontatie in het Tropenmuseum, waar hij alle registers opentrekt en zich eindelijk losmaakt van zijn zus. Frida voelt zich hierna verslagen en opgelucht tegelijk. De definitieve breuk is een feit, hun levens zijn gescheiden.
Vier jaar na deze laatste confrontatie met Thijs voltooit Frida Met z’n drieën, dat ze in de eerste plaats voor Thijs geschreven heeft, maar dat hij nu waarschijnlijk nooit zal lezen. Ze heeft zich zo lang en zo intensief bezig gehouden met de reconstructie van haar leven dat het boek als het ware het leven zelf vervangen heeft, het misschien wel overwoekerd en verstikt heeft, zoals ze het zelf uitdrukt (Met z’n drieën p. 712). De prijs die ze heeft moeten betalen voor haar inspanningen is dus hoog, maar het resultaat is wel dat ze zich bevrijd heeft van haar broer en eindelijk volwassen is. Al is het haar niet helemaal gelukt zichzelf te doorgronden, na dertig jaar zelfonderzoek kan ze nu onvoorwaardelijk kiezen voor haar leven met Stefano, ‘met alle barsten en kloven en pijnlijke ontoereikendheid van de realiteit’ (Met z’n drieën, p. 530).
Het is onmogelijk om binnen het bestek van één artikel recht te doen aan een complex boek als De harde kern. Ik heb geen aandacht besteed aan literair-technische zaken als structuur, motieven etc., maar me beperkt tot Frida Vogels’ alter ego en me daarbij voornamelijk geconcentreerd op één aspect: haar ontwikkeling van abstractie naar werkelijkheid en in het verlengde daarvan de relatie met Thijs en Stefano. De gecompliceerde verhouding tot haar vader en vrienden bijvoorbeeld heb ik geheel buiten beschouwing gelaten.
In een interview met Voskuil (die bijna zijn leven lang met haar bevriend was) werd hem gevraagd waarom hij nooit een essay aan Frida Vogels gewijd heeft. Voskuil antwoordde daarop onder andere: ‘Het is heel moeilijk om over haar te spreken op een manier die haar recht doet.’11 Dat geldt ook voor Vogels’ alter ego: wie haar hele persoonlijkheid tot zijn recht wil laten komen, kan daarmee een boek vullen. Frida uit De harde kern is door de eerlijkheid waarmee ze rekenschap aflegt van haar leven een van de indrukwekkendste en ontroerendste personages uit de Nederlandse literatuur. Als een klein kind heeft ze geprobeerd het nooit betreden paradijs van vader, moeder, Frida en Thijs tot leven te wekken. Omdat ze echter geen kind was, maar een volwassen vrouw, had dat vérstrekkende gevolgen, vooral voor Thijs en Stefano. Ze gebruikt haar moeizame start in het leven niet als excuus, maar legt de volledige verantwoordelijkheid voor haar leven bij zichzelf, zonder daarbij ook maar één moment een beroep te doen op medelijden van de lezer. Dat is bewonderenswaardig. Ik geef Frida Vogels dan ook graag het laatste woord met de prachtige slotregels van haar gedicht A quest for reality:
- 1.
- De titel is ontleend aan het openingsgedicht van De harde kern deel 3, Gedichten (p. 7).
- 2.
- Frida Vogels gebruikt in Kanker en De naakte waarheid de naam Berta voor haar hoofdpersoon en in Met z’n drie?n de naam Frida. Mijn beschrijving van de levensloop van de hoofdpersoon is, in tegenstelling tot die in het boek, chronologisch. Om te voorkomen dat ik steeds over zou moeten schakelen, heb ik voor de naam Frida gekozen.
- 3.
- Henk Romijn Meijer wijdde in 1995 in De gids het artikel Hoe leg ik mij uit aan mijn echtgenoot aan het boek. In 1999 verscheen een speciaal nummer van Bzzletin over J.J. Voskuil, Frida Vogels en Bert Weijde. Frida Balk-Smit Duyzentkunst leverde een bijdrage met de titel Zelf doen! aan de bundel Ziektebeelden. Essays over literatuur en geneeskunde (Utrecht 2002)
- 4.
- Bzzletin 264, maart 1999, p. 26
- 5.
- Frida’s moeder is opgegroeid met een stiefmoeder die haar geen liefde gaf (Met z’n drie?n, p. 109)
- 6.
- Het mythische oord uit Het land van herkomst van Du Perron, een van Frida’s iconen.
- 7.
- Elisabeth de Roos, weduwe van de schrijver Du Perron. Deze heeft haar ooit een briefje geschreven dat ze Frida’s Parijse journaal wel wil laten publiceren. Zelf noemt Frida haar gevoelens voor mevrouw Du Perron misschien wel het meest fantastische verzinsel dat ze ooit heeft uitgebroed (Met z’n drie?n p. 529).
- 8.
- Zoals Frida’s vlucht in abstracties een bron van misverstanden is tussen haar en Thijs, zo leidde de abstracte taal waarmee Frida Vogels zich uitdrukt destijds bij veel recensenten tot vage of verkeerde interpretaties van de ramp in Bretagne. Men liet er zich zeer omzichtig over uit:
?Ook de eigenlijke proporties van de misverstanden met Thijs ontgaan mij in zekere zin […]? (Rob Schouten in Trouw, 9 december 1993); ?Bij haar verhaal over de verhouding tot haar broer Thijs is Vogels nog te hevig betrokken om het zonder duisternis op papier te kunnen krijgen[…]? (Henk Romijn Meijer in De Gids, 1995); Arjan Peters rept in zijn recensie over Met z’n drie?n, verwerkt in De ongeneeslijke lezer (2002), vreemd genoeg zelfs met geen woord over de verhouding tussen Frida en Thijs en de ramp in Bretagne, terwijl die toch essentieel is in het boek. Sommigen waren wat explicieter en noemden de verhouding incestueus: ?De lotsverbondenheid van broer en zus nadert op diverse plaatsen de liefde tussen man en vrouw? (G.F.H. Raat in Ons Erfdeel nr. 1, 1995, p. 65). Volgens Jaap Goedegebuure balanceert de verhouding tussen Frida en Thijs ?op het randje van de incest? (HP/De Tijd, 17 december 1993).
Hier en daar werd de plank behoorlijk misgeslagen. Men schreef bijvoorbeeld:
?Deze catastrofe houdt in dat ze, de vakantie in een hotel doorbrengend, niet met elkaar slapen, terwijl ze dat beiden (cursivering van mij) wel willen? (Henk van der Ent in Bzzletin 264, maart 1999, p. 51.); ?In Bretagne gebeurt er uiteindelijk niets tussen broer en zus, waaruit de lezer moet afleiden dat dat juist de bedoelde catastrofe was.? (Cathalijne Boland in Kritisch Lexicon van de moderne Nederlandstalige literatuur)
- 9.
- Ook Frida denkt soms (voor het eerst op zestienjarige leeftijd) dat ze net als oom Thijs zelfmoord zal plegen, wat de grens die ze zichzelf gesteld heeft voor de lezer een betekenisvolle lading geeft.
- 10.
- Rond haar twintigste heeft Frida een korte romance gehad met de 20 jaar oudere Bob. Van frigiditeit was toen geen sprake: ?Ik verbaasde me over zijn verrichtingen, maar kwam aan verliefde gevoelens en fysiek genot niets tekort.? (Met z’n drie?n p. 500) Later vraagt ze zich af waarom toen wel en daarna nooit meer, een vraag waarop ze het antwoord schuldig blijft. Het is wel opvallend dat ze die verhouding had in een periode dat ze in opstand kwam tegen haar moeder.