[p. 64]
[Tirade februari 1972]
[Twee gedichten]
Martie
Martie –
Het was nog op de laag’re school,
jij was een jongen uit mijn klas,
we waren ongeveer zo groot
als onze tas.
Ik had je nooit meer teruggezien,
maar kwam je tegen op een dag,
en je herkende me meteen
toen je me zag,
Martie.
Je wist nog alles heel precies,
nog elke naam die ik vergat,
je wist nog welke mooie griet
er vlechten had.
Je ogen straalden van geluk
toen jij dat aan ‘t vertellen was,
en toen zag ik ook jou terug,
zo klein en weerloos als je was,
Martie.
Je moest het doen met maar éen school,
met maar éen stukje mooie tijd,
en daarna stond je plots’ling voor
de werk’lijkheid.
Je hele leven was bepaald
voordat je zelf er iets van wist,
je hebt het nooit omvergehaald,
niet iedereen is extremist,
[p. 65]
Martie.
En wat je kind’ren zullen doen
is óok bekend, mijn jongenlief,
de zaken staan precies als toen,
er is geen enkel perspectief:
want de regering gaat wel door,
en er verandert voor geen cent,
zolang jijzelf denkt dat je voor
een dubbeltje geboren bent.
Willem Wilmink
[p. 66]
Diamanten bruidspaar
Hij had andere verkering
en heeft haar naar huis gebracht
na een feestelijke kermis
door de weiden van de nacht.
Wat er toen precies gebeurd is
werd ons nimmer toevertrouwd,
maar ze trouwden na drie maanden
en zijn zestig jaar getrouwd.
Toen hij als een goed verliezer
naar ‘t stadhuis ging met de bruid,
hield zij steeds als camouflage
haar bos bloemen voor haar buik.
En al zijn de ooggetuigen
nu al dood of heel erg oud,
dat ze lachten in hun vuistje
dat is iets wat men onthoudt.
Als er iemand nu zou vragen:
was er liefde in het spel?
Ach, hij heeft haar nooit geslagen,
dus misschien een beetje wel.
En ze hebben in die jaren
een bestaantje opgebouwd,
wat niet iedereen kan zeggen –
zestig jaar getrouwd.
[p. 67]
Ze zijn bijna aan het einde
van dat ene avontuur
dat een nacht had moeten duren,
maar al zestig jaren duurt.
Komt een kleinzoon met zijn meisje
dan krijgt oma het benauwd
omdat ook díe generatie
weer voor zestig jaren trouwt.
Willem Wilmink