[p. 482]
[Tirade november & december 1995]
Van de redactie, bij haar laatste nummer
Tijdschriften zijn een tingelende tram;
de redacteur neemt plaats als de bestuurder,
wrikt aan de kruk, schuift wissels in zijn eigen stand
en fluit de rit van oost naar west en omgekeerd.
Hij knipt zijn nagels, vijlt zijn tanden bij, zijn ruiten
stoot hij open in de lucht, zijn schoenen plat, zijn rug
gebogen, zijn wijde blik blijft zelfs zijn bumper voor,
hij oefent zich in het railverleggend rijden, knoopt
zijn nieuwe veters, staat op scherp,
hij is een tramwaytijger onderweg.
Soms wordt hij achterin van lieverlede
conducteur en laat de rails hem sturen,
tot de dag waarop hij denkt: dit was dan dus
de rit. Aan dit einde stap ik uit.
Dan kijkt hij achterom. En ziet: de wagons
puilen uit van de passagiers, van vrienden
zonder wie de rit ondenkbaar was geweest,
onnodig ook. Zijn zij zijn werk?
Terwijl hij uitstapt en zijn pet verstopt
en op zijn eigen voeten staat roept hij
met een vreemde dunne stem: eindpunt! Eind!
Dit is beslist een beetje raar aan hem.