Verboden te jodelen!
Peter Andriesse
‘Jodelen, zonder woorden juichen en zingen met snel wisselen van borst- en kopstem; gebruikelijk in Alpenlanden.’
(Kleine Winkler Prins)
2u30. ‘Rondleiding door het gebouw om 2u30 precies,’ zegt Wilfred. ‘Dat staat in het programma. Er klopt geen barst van.’ Hij geeft een schop tegen de gevel van het gebouw.
‘Er zal iets met de tijd niet in orde zijn, een programma klopt altijd.’ (Winni-fred)
‘Het is pas 2u28,’ bromt Darius.
2u28. Winnifred, een begeerlijke blondine met een riante boezem die ze fier voor zich uit draagt, peutert met een lange, roodgeverfde nagel in haar neus.
2u29. Om de tijd te korten steekt Wilfred een sigaret op. Hij legt zijn hoofd in de nek en blaast de rook tegen de marmeren gevel van het gebouw, dat zo hoog is dat hij de dakrand niet kan zien.
‘arbeid maakt vrij’ staat er boven de ingang, die goed afgegrendeld is met kettingen en hangsloten. De letters zijn van zachtglanzend aluminium.
2u30. Een jongeman met blozend gezicht en grauwe wallen onder zijn ogen verschijnt achter het stalen hek voor de ingang. Hij draagt een blauwe pet met een gouden embleem, waarin met aluminium letters staat geschreven: ‘Verboden te jodelen.’ Hij opent het hek en trekt een glimlach over zijn blozende gezicht. ‘Ah, de sollisitanten,’ zegt hij. ‘Ik ben de gids en zal u rondleiden zoals in het programma staat aangegeven, als de tijd tenminste meewerkt.’
‘Hoezo?’ (Wilfred)
‘De programma’s worden door komputers ragfijn samengesteld, maar de klokken in dit bedrijf hebben hun nukken. Die geven de ruwe tijd weer. Wilt u maar volgen?’
Ze lopen achter de gids over de marmeren plavuizen van de lange gang. Darius
en Wilfred peuteren in hun neus. Als Winni een broek had aangehad, liep ze met haar handen in de broekzakken.
2u32. Wilfred tikt de gids op zijn schouders. ‘Hoe komen die klokken aan ruwe tijd?’
‘Dat ziet u straks in de Centrale Tijdkamer.’
‘3u12½: bezoek aan de Centrale Tijdkamer, alwaar koffie met gebak zal worden geserveerd. Gelegenheid tot vragenstellen,’ leest Darius met sombere stem voor uit het programma. Hij rolt het papier op, zet het kokertje aan zijn mond en toetert erdoor.
2u33. Aan beide kanten van de gang zijn teakhouten deuren waarop in glimmend metaal namen staan: Registratieafd., Olga Lowina, Elektropsychiese Schakelkamer, W.C., enzovoort.
Boven iedere vijfde deur hangt een klok waar regelmatig gestopt wordt om te kijken of de horloges gelijk staan.
Een deur waarop staat ‘Grf. Stgd’ gaat open. Een man in witte jas en een map papieren onder zijn arm groet met een hoofdknikje en blijft stilstaan onder een klok. De aluminiumkleurige grote wijzer schuift twee streepjes terug.
2u31. De man draait aan zijn horloge, schudt het hoofd en verdwijnt snel achter een deur waarop staat ‘Afd. Tijdlogika’.
De gids stopt, stelt zijn horloge bij en kruist zijn armen over elkaar. ‘Met het oog op het programma zullen we hier twee minuten wachten,’ zegt hij. ‘Stel uw horloges zorgvuldig bij.’
Ieder kijkt op zijn klokje, behalve Wilfred en Winni, want de laatste bewaart haar uurwerk op een ongebruikelijke plaats en dat van Wilfred heeft geen wijzers. (Het vestzakhorloge van Darius moest toch al iedere minuut gelijkgezet worden, het heeft nooit gelopen. Hij kocht het bij de Hema omdat er grappige Walt Disneyfiguurtjes op de wijzerplaat stonden die je kon laten bewegen door aan een knopje te draaien.)
De grote wijzer van de klok schuift een streepje terug.
2u30. Wilfred wijst naar de pet van de gids. ‘Waarom is het verboden te jodelen?’ vraagt hij.
‘Jodelen is geen arbeid,’ zegt de gids, ‘en aangezien arbeid vrij maakt en de mens de plicht heeft vrij te zijn, volgt daaruit noodzakelijkerwijs dat het jodelen verboden moet worden. Bovendien zie ik het nut van jodelen niet in en ik houd er ook niet van.’
‘Ik wel!’ (Winnifred)
‘Er klopt niets van,’ zegt Wilfred. ‘Als arbeid de mens vrij maakt dan moet zij
de mens vrijheid geven tot alles, ook tot jodelen, wat zeg ik? Juist tot jodelen. Is jodelen niet een uiting van vrijheid en blijheid bij uitstek? Waar komt het jodelen vandaan?’
‘Oostenrijk.’ (Darius)
‘Juist. En welk volk is er vrijer dan het oostenrijkse?’
‘Het zwitserse.’ (Darius)
2u31. ‘Misschien hebt u gelijk,’ zegt de gids, ‘maar ik houd niet van jodelen, dus heb ik gelijk.’
Winnifred onderbreekt haar neuspeuteren even. ‘De zwitsers zijn vrij omdat ze jodelen,’ zegt ze, ‘maar ze jodelen niet omdat ze vrij zijn. Als ze echt vrij waren, zouden ze werken en niet jodelen.’
‘Goed zo,’ roept de gids. Hij neemt haar in zijn armen en zoent haar langdurig op de mond.
‘Merkwaardig tijdverdrijf,’ bromt Darius. Wilfred kucht achter zijn hand.
De wijzer gaat drie streepjes vooruit.
2u34. De gids maakt zich los. ‘Vlug! De tijd staat niet stil.’
Hij begint te rennen. De grote wijzer maakt een sprongetje.
2u37. De gids loopt harder en ondertussen probeert hij zijn horloge gelijk te zetten. ‘Schiet toch op,’ jammert hij, ‘denk aan het programma.’
Hij gooit een deur open waarop staat: ‘Tijdmuseum, tijdelijke behuizing’. Achter de deur is een smal, donker gangetje met een houten vloer, waarop hun schoenen een bonkend geluid maken. De gids stopt onder een lichtgevende klok en de anderen botsen tegen hem op.
‘Hola, pardon,’ mompelt Darius.
‘We zijn net op tijd,’ zegt de gids. ‘Van 2u37 tot 2u42 bezichtigen we het Tijdmuseum. Denk aan de gids.’
Hij opent een deurtje en houdt zijn hand op. De anderen drukken een paar centen in zijn handpalm en gaan de helder verlichte zaal binnen. De gids tikt drie keer achter elkaar tegen de klep van zijn pet.
Er zijn meer bezoekers in de zaal. Langs de grote, glazen vitrines schuifelt een groepje bejaarden aangevoerd door een meisje in aluminiumkleurige monokini en een blauwe gidspet op haar blonde krullen. Niemand zegt wat, ook het meisje niet, alleen haar borsten trillen bij iedere stap die ze doet.
‘Alle bejaarden zijn doof en blind,’ verklaart de gids. ‘Het meisje moet er voor zorgen dat de oudjes de vitrines niet omdonderen of beschadigen. Het zijn oudwerknemers en ieder jaar verzorgt onze sociale dienst een ekskursie voor ze. Daarna worden ze weer in kippenhokken opgesloten.’
2u38 ‘Blijf dicht bij me,’ zegt de gids, ‘en let vooral niet op de rommel.’ In ganzepas gaat het tussen de vitrines door tot de gids blijft staan en roept: ‘Links van u ligt de Tand des Tijds, een zeldzaam eksemplaar uit het karboontijdperk, opgegraven in Winterswijk.’
In de vitrine staat een kartonnen doosje met roze watten waarop een geplombeerde hoektand ligt. De gids rent alweer.
‘Aan uw rechterhand een ademtocht van de Tijdgeest’
Er staat een bruin stopflesje dat nodig eens afgestoft moet worden.
‘Mag ik wat vragen?’ (Wilfred)
‘Geen tijd. Denk aan het programma!’ En ze snellen weer langs de vitrines met zandlopers, friese staartklokken, koekoeksklokken uit Schwarzwald en Bennekom, horloges uit Zwitserland, Hongkong en Singapore, zonnewijzers, tijdmachines, tijdmeters, tijdbuizen, tijdschalen (van chinees porselein en in delfs blauw), tijdstromen, tijdschriften, tijdstudies, tijdsloten, tijdvakken, tijdreeksen en tijdschokbuizen.
2u40. Via een korridor (fooi voor de gids) komen ze in een portrettengalerij anneks biblioteek, waar afbeeldingen hangen van Aristoteles, Bergson, Dilthey, G.J. Whitrow, G.F. Tydeman, Einstein, Husserl, Marcel Proust, Luypen en C.G.H.A.A.M. Peeters, redakteur van het tijdschrift ‘Muza’.
In de boekenkasten het verzameld werk van S. Vestdijk, Neeltje Maria Min en Karl Wolfmann, benevens alle jaargangen van het vlaamse tijdschrift ‘Tijd en Mens’ (1949-1955). Op de leestafel liggen de dagbladen ‘De Tijd’, ‘Le Temps’, ‘The London Times’ en ‘The New York Times’.
2u42. Hijgend staan ze weer in de gang. ‘Precies op tijd!’ roept de gids.
‘Als de tijd blijft meewerken, kunnen we om 2u50 op de Elektropsychotechniese testzaal zijn. Alle sollisitanten worden daar getest, de gegevens worden in de sollisitatiekomputer gestopt, die tenslotte de uitslag geeft. Iedereen wordt aangenomen, maar het maakt verschil of men gewoon tijdbewerker wordt of dat men een hogere rang krijgt.’
‘Wat voor verschil?’ (Wilfred)
‘Gewone tijdbewerkers worden eerst doof en blind gemaakt voor ze in dienst treden, de hogere rangen krijgen witte jassen met aluminium strepen op de mouw.’
‘Waarom?’ (Wilfred)
‘Omdat het nu eenmaal zo is.’
‘Moeten wij ook getest worden?’ vraagt Winni.
‘Nee, uw funksie is zo verschrikkelijk geheim dat het bepalen van geschiktheid onmogelijk is.’
‘Wie zijn wij, dat wij dit mogen doen?’ (Darius)
‘Zuiver toeval, de namen en adressen zijn geprikt uit het telefoonboek.’
‘Is het ook toeval dat we familie van elkaar zijn?’
‘Daar weet ik niets van. Is dat zo?’
‘Jazeker, Winni is mijn dochter en de tante van Wilfred, omdat Wilfred de zoon is van mijn broer, maar hij is tevens mijn schoonzoon, omdat hij getrouwd is met Winni’s zuster, die een kind is uit mijn huwelijk met Wilfreds moeder, en…’
De gids steekt zijn hand op. ‘Niet langer over tobben,’ zegt hij, ‘het zal een toevallige samenloop van omstandigheden zijn. We gaan nu een komputerzaal bekijken’.
2u43. Een zaal vol lange rijen zachtgianzende, zachtzoemende machines en hier en daar een man of vrouw in witte jas met dikke mappen onder de arm. Kleine groepjes spreken fluisterend met elkaar, tonen papieren uit hun mappen en lopen naar een machine.
Neonlicht en marmeren plavuizen. Op de achtergrond, bijna overstemd door het gezoem van de machines, klinken de Arbeidsvitaminen. De gids loopt naar een glazen kantoortje en spreekt met een man die drie aluminium strepen op zijn mouw heeft.
2u45. ‘Tijdemans, chef Afdeling Algemene Tijdregistratie,’ zegt de man met de drie strepen. ‘Met mij gaat het goed, met u beter, neem ik aan.’ Hij zet het grote pakket, dat hij onder zijn arm droeg, voor zich neer en begint het uit elkaar te vouwen. Daar gaat een minuut mee heen.
2u46. Het uiteengevouwen pakket is een spreekgestoelte. Tijdemans klimt erop, schenkt zich een glaasje water in en schraapt zijn keel.
‘Waarde toehoorders. Zoals u wellicht zult weten, gaat het in dit bedrijf vooral om de tijd, en wel de uiterst eksakte registratie van de tijd en de bewerking daarvan. De ruwe tijd, zoals ze in de vrije natuur wordt aangetroffen (ook wel biologiese tijd genoemd), is natuurlijk volstrekt onbruikbaar in deze eeuw van snelheid en nauwkeurigheid. In onze dynamiese tijd hebben we absolute en reële tijd nodig, tijd waarop we kunnen bouwen. Ons devies luidt dan ook: de tijd staat niet stil! We moeten altijd vooruit, of we willen of niet. Dat is onze vrijheid!’
Hij neemt een slokje water.
2u46. ‘De ruwe tijd komt het bedrijf binnen via de Moederklok, die in een geluiddichte en trillingvrije kamer in de kelder staat: de Centrale Tijdkamer, waar temperatuur en vochtigheidsgraad konstant zijn. Wat daar gebeurt en hoe is geheim, de deur is van binnen afgesloten. De ruwe tijd wordt op schrift gesteld en van deze geschreven tijd worden mikrofilms gemaakt. Geen sekonde
gaat onopgemerkt voorbij, ze worden allemaal in het Tijdarchief opgeslagen.
2u47… Omschakelafdeling, die de visuele tijd omschakelt in hoogfrekwente trillingen door middel van een op juiste maat geslepen kristal die door een termostaat op gelijke temperatuur wordt gehouden.
2u48… omgezet in elektropsychiese stroomstootjes die via een netwerk van lijnen naar alle klokken in het bedrijf worden doorgegeven en ook, door middel van een elektrode aan het oorlelletje van alle gewone tijdbewerkers…’
2u49. De gids steekt zijn vinger op. Tijdemans ziet het niet. Wilfred is op de grond gaan zitten. Hij geeuwt een paar keer achter zijn hand en valt in slaap.
‘… reeks van bewerkingshandelingen in de komputerzalen. De tijd wordt kapotgeslagen, gemalen, gesentrifugeerd, gezeefd, gefloten, gemangeld en tenslotte gezongen door Olga Lowina…’
2u50. Winnifred leunt tegen Darius’ schouder en sluit haar ogen. Darius laat de moed nog niet zakken (We hadden al eerder gemerkt dat Darius de flinkste van de drie is.)
‘De gezongen tijd wordt opgenomen op de plaat en in de handel gebracht onder het merk “Eis masters time”… redelijk zuivere tijd voor de gewone konsument. Maar deze tijd voldoet nog niet aan de eisen die het bedrijfsleven en de overheidsinstellingen stellen. Met name hierom niet, omdat men daar niet van jodelen houdt. Volgens hun zegslieden maakt slechts arbeid vrij en niet jodelen…
… fabrieken, stations en overheidsbedrijven hebben een direkte verbinding met onze Tijdverzendafdeling, die het precisietijdsein uitzendt over de hele wereld voor een kwartje per sekonde…’
2u51. Eindelijk dommelt ook Darius in met een vredige glimlach om zijn mond. ‘…een Sociale Dienst helpt mensen die in tijdnood zitten, een Recherchedienst spoort verloren tijd op en tenslotte een Researchafdeling, waar vraagstukken betreffende fysiese tijd, cycliese tijd, relatieve tijd en absolute tijd worden bestudeerd. Dames en Heren, ik dank u voor uw aandacht.’
Tijdemans klapt zijn kateder op en trekt zich terug in zijn glazen hokje.
De gids ziet in dat het onmogelijk is de bezichtiging van de Elektropsychiese testzaal op de programmatijd van 2u50 te laten plaatsvinden en verscheurt het programma. Hij haalt een oude wekker uit zijn binnenzak, stelt hem af op 3u11 en strekt zich uit op de marmeren plavuizen.
Ondertussen staat de tijd niet stil: 2u50, 2u51, 2u55, 2u59, 3u02, 2u57, 2u59, 3u05, 3u06, 3u08, 3u09, 3u10.. .
3u11. De wekker speelt een vrolijk jodelwijsje. De gids wrijft zijn ogen uit en wekt de anderen, die zich uiteraard verbaasd afvragen waar ze zijn.
Gelukkig is er een gids die zijn vak verstaat: ‘In de derde komputerzaal van de Afdeling Algemene Tijdregistratie. Schiet op! Over anderhalve minuut moeten we bij de Centrale Tijdkamer zijn.
3u11. Het gaat door lange, lange gangen, kilometers achtereen. Ze worden steeds smaller en zijn niet meer afgewerkt met marmer en hout. Het zijn slechts kale, betonnen sleuven, soms afgewisseld door spelonkachtige ruimten, waar nauwelijks licht brandt en waar ze struikelen over losse planken en betonwerkersmateriaal. In de verte klinkt het gehuil van hongerige wolven, die zich verschuilen achter ruwe blokken beton.
3u11. Het is maar goed dat ze even geslapen hebben, anders hadden ze deze tocht nooit kunnen volbrengen. Nu trouwens ook niet, als de gids er de moed niet ingehouden had.
Een wenteltrap wentelt een donkergapende afgrond in. 385946 treden dalen ze af, de diepte in, terwijl een koude tocht langs hun benen trekt en er af en toe een rat per abuis een broekspijp binnenschiet.
3u12. De trap komt uit op een korte gang die doodloopt. Aan het eind is een zware stalen deur, waaop in fosforiserende letters staat: ‘Centrale Tijdkamer. Streng verboden te Jodelen!’
3u12½. Midden op de deur hangt een ijzeren klopper, waarmee de gids klopt: drie keer hard, drie keer zacht, twee keer halfzacht. Daarna klopt hij nog een paar keer niet. Hij is al uit het gezicht verdwenen als ons drietal achter de deur knersingen en gerammel horen. Voor hen staat een zeer oude man met een lange, grijze baard en een roodkoperen neus. Hij draagt zijn hoofd een eindje voor zich uit ter hoogte van zijn borst, terwijl het hoogste punt van zijn gestalte wordt ingenomen door een fraaie bochel. Hij barst los in een rochelende hoestbui die onbepaalde tijd blijft voortwoeden. Dan stapt hij opzij en nodigt hen binnen met een armgebaar. Het is een ouderwets ingericht kamertje waar een bedompte oude-mannenlucht hangt. In de hoek staat een salamander met roodgloeiende buik.
‘Voor de reumatiek,’ zegt de oude narochelend. Hij neemt de deksel van het kacheltje en spuugt erin. ‘Ga toch zitten!’
Zelf laat hij zich zakken in een rookstoel. ‘Tijddelver heet ik en ben ik, sinds ik 40 jaar geleden dit bedrijf oprichtte. Ik ben de enige die de geheimen van de
tijd kent en ik verdien daar een eerlijke boterham mee. Maar mijn tijd is gekomen, één van u zal mij opvolgen om de volgende 40 jaar tijd te delven. De tijd dringt.’
‘Drinkt?’ (Winni)
‘Juist ja,’ knikt Tijddelver. Hij bekijkt met welgevallen Winni’s benen, voorzover ze niet door het ultramini-rokje worden bedekt.
‘Kijk,’ zegt hij en hij wijst naar een oude koekoeksklok tegenover hem. De wijzers staan op 3u12½.
‘Godverdomme!’ Met een kreun staat hij op en geeft een tik tegen de slinger van het klokje.
3u13. ‘Dit is de laatste keer geweest. Als hij wéér stil staat, wijs ik een van jullie aan om het te doen. Hij, of zij, zal dan voor de komende 40 jaar Tijddelver zijn en heten. Ik heb gezegd.’
‘Waar blijft de koffie met gebak?’ vraagt Wilfred.
‘Hoezo?’
‘Dat stond in het programma. We zouden koffie met gebak krijgen en vragen kunnen stellen.’
‘Ik weet nergens van. Maar vragen mag je wel stellen.’
3u14. ‘Hoe doe je dat eigenlijk, tijddelven?’ (Winni)
‘Heel gewoon, de klok aan het lopen houden, af en toe de radertjes oliën en wat afstoffen.’
‘Is dat alles?’
‘Ja, dat is alles.’ Tijddelver haalt een 19e-eeuwse revolver uit de zak van zijn huisjasje en wrijft met de mouw over de loop.
3u14. Tijddelver legt een knobbelige hand op Winni’s knie en glimlacht een paar bruine tanden bloot. ‘Lieve kind, de klok staat stil.’ Winni heupwiegelt naar de klok en geeft een tikje tegen de slinger.
3u15. Wilfred en Darius springen overeind en omhelzen Winnie om beurten. Ook de oude man staat op en geeft haar de revolver.
‘Er is maar één Tijddelver en dat ben jij,’ zegt hij. ‘Aangezien ik heb afgedaan en niemand hier levend uit mag, moet je me doodschieten.’
Winni kijkt met een vies gezicht naar de revolver in haar hand.
‘Maar eerst schiet je die twee daar overhoop!’
Wilfred en Darius springen lijkbleek achteruit.
3u16. ‘Nooit,’ schreeuwt Winnifred. Razendsnel duikt de oude op haar toe en
na een korte worsteling weet hij haar de revolver uit de handen te wringen. Hij schiet Darius en Wilfred neer en geeft nog trillend van inspanning het schiettuig terug aan Winni. ‘En nu ik!’ krijst hij.
Winnifred knalt hem neer, drukt daarna de nog rokende loop tegen haar slaap en haalt de trekker over. (Ze was immers dol op jodelen?) Precies om 3u17 begint het Tijdloze Tijdperk.
Slotscène voor liefhebbers van een happy-ending:
3u16. ‘Nooit,’ schreeuwt Winnifred. Ze richt de revolver op de bultenaar en haalt de trekker over. (Dit is eigenlijk beter, we hadden al gezien dat ze een bijdehante tante was.)
Met een snelle greep onder haar rokje haalt ze haar horloge uit zijn geheime bergplaats met konstante temperatuur en vochtigheidsgraad. De wijzers staan op 2u30.
2u30. Precies om 2u30 begint de Periode van de Ware Tijd.
amsterdam, maart/april’67.