[Vervolg Ieder zijn standje]
teratuur is, dat de eerste geschreven is met de bedoeling dat de verbeeldingswereld van de schrijver op een podium ten overstaan van een publiek door een aantal getrainde vakmensen wordt gerealiseerd. Het verschil is niet principieel: de toneelteksten behoren tot de literatuur; goede toneelteksten, die slechte literatuur zijn, bestaan niet; goede literatuur die voor het toneel bestemd is maar er ongeschikt voor is, bestaat evenmin.
De kunst van het toneel is het realiseren van een verbeeldingswereld. Het is een moeilijke kunst, die grote voldoening kan geven aan de beoefenaars zonder dat zij de pretentie behoeven te hebben dat zij die verbeeldingswereld op eigen kracht kunnen vervangen. Wat zij wel kunnen en ook moeten doen, dat is, binnen de door de schrijver getrokken grenzen van die verbeeldingswereld, hun eigen persoonlijkheid, hun eigen fantasie, hun eigen expressie tot gelding laten komen. Dat is het boeiende van het toneel: de handeling ligt vast en de personages liggen vast, maar er is een speelruimte en binnen die speelruimte is het aantal variaties eindeloos. Het is telkens weer een andere levende toneelspeler, een andere persoonlijkheid die de communicatie tot stand brengt, die het stuk het leven geeft waarvoor de auteur de voorwaarden heeft geschapen.
In deze zin kan men van het toneel houden als een bizondere toespitsing en mobilisatie van de literatuur. Ik heb het altijd jammer gevonden dat er zoveel intellektuelen en vooral ook literair begaafde intellectuelen zijn die hun neus ophalen voor het toneel. Ik geloof dat het vooral in ons land samenhangt met het puriteinse vooroordeel dat het bestudeerde en opzettelijke niet natuurlijk zou kunnen zijn. Een van de gevolgen van dat vooroordeel is het isolement in groepjes en individuën die elkaar niet begrijpen. De kunst van het toneel is geen massakunst meer, zij moet het ook niet willen zijn. Zij
kan het populaire amusement en de bonte lol met een gerust hart aan de massamedia overlaten. Het toneel mag zijn doel veel hoger stellen. Er is niets wat mensen met hun verbeelding hebben gedacht en gedicht dat ongeschikt zou zijn om op het toneel te worden gerealiseerd.
Het is het voorrecht van de toneelkriticus om vrijwel dagelijks te mogen zien wat er op dit gebied gedaan wordt en nog ongedaan is. Men heeft mij wel eens gezegd dat het een benijdenswaardig beroep is, waarin men altijd voor niks naar de schouwburg mag. En dat is ook zo, al ben ik er niet altijd opgetogen over. Er zijn moeilijke avonden, al zijn die in de minderheid. Ik ben b.v. nogal ongelukkig bij voordrachtsavonden of zgn. eenmanstoneel. Toneel is niet: alleen iets doen, toneel is: met een ensemble. De voordrachtskunstenaar gaat van de veronderstelling uit dat het publiek niet lezen kan. Dat is misschien ten dele wel waar, maar ik behoor in elk geval tot het andere deel dat het toevallig wèl kan. En daarom vind ik horen voordragen meestal een kwelling. Dit geldt niet voor het voordragen van gedichten die te weinig gelezen worden omdat men niet weet dat zij alleen begrijpelijk worden als zij tot klinken komen. Maar het voordragen van gedichten, m.i. een legitieme bezigheid, is bizonder moeilijk. Slechts enkelen zoals Ton Lutz hebben er de vereiste eenvoud voor. Er zijn teveel actrices in ons land die gaan voordragen omdat zij de rollen waarvoor zij de leeftijd niet meer hebben niet meer krijgen kunnen en voor de rollen van oudere vrouwen, die zij zouden kunnen spelen, bedanken. Een heel menselijke en begrijpelijke ijdelheid, maar dat neemt niet weg dat ik er mij vaak persoonlijk de dupe van voel en dat het mij dan extra inspanning kost om zonder al te zichtbare tegenzin over de prestaties van deze dames te berichten.
Toneelkritiek die in een dagblad wordt bedreven is een vorm van journalistiek. Zij wordt geschreven niet voor de toneelspelers, niet voor de kenners en insiders, maar voor de lezers van het dagblad waarin men schrijft en niet alleen voor de toneelbezoekers onder hen. Zij moet dus niet alleen beschouwing zijn en kritiek, maar ook informatie en explicatie. De buitenstaander die zich enige inspanning wil getroosten, moet uit de toneelkritiek kunnen begrijpen wat er in de schouwburg aan de hand is geweest. Als er een moeilijk, gecompliceerd stuk is gespeeld, moet het hem niet worden voorgesteld als een leuke, eenvoudige boel; de toneelkritiek moet zijn onderwerp niet populariseren, maar het wezenlijke van stuk en voorstelling moet zo helder en bevattelijk mogelijk uit de doeken worden gedaan. Ik heb dit schrijven voor een groot, gedifferentieerd publiek altijd een voordeel gevonden. Men moet er geen concessies aan doen, maar men is voortdurend gedwongen om zich van alles nauwkeurig rekenschap te geven en om zulke eenvoudige, onvakkundige termen te gebruiken dat Sofokles en Potasch en Perlemoer onder dezelfde noemer kunnen worden gebracht.
Dames en heren, er zijn veel zwijgzame mensen, maar men kan iedereen aan het praten krijgen als men hem vragen stelt over zijn vak. De man, die gelegenheid krijgt om uit te weiden over het vak, dat hem ter harte gaat, is de mensen die daarnaar hebben willen luisteren altijd erg dankbaar. Dat ben ik u dus ook.