vervolg van pag. 316
moest ik toch erkennen dat ik de voornaamste oorzaak van haar tegenspoed was geweest. Zodoende voelde ik mij verplicht voor haar dezelfde vriendschap te voelen. De gemene handelwijze van Narbonne maakte me zo boos, dat als ik geweten had, waar ik hem alleen had kunnen vinden ik vast en zeker, zonder iets ervan tegen het meisje te zeggen, hem op was gaan zoeken om hem mores te leren.
Ik heb er van afgezien haar een uitvoerig verslag te vragen van de acht dagen die ze in dat huis had doorgebracht. Het was een geschiedenis, die ik al van buiten kende en ik had er geen behoefte aan haar te vernederen door haar in bedekte termen aan te sporen haar wederwaardigheden te vertellen. Vooral dat horloge, dat ze terug moest geven, bewees de eerloosheid, het laaghartige gedrag, de gemeenheid en de schaamteloosheid van die ellendelingen.
Ze liet me langer dan een kwartier bij het raam staan: ik ging naar haar toe toen ze me riep en ik vond dat ze een beetje opgewekter was. Als men verdriet heeft is de opluchting van een huilbui een probaat middel.
Ze verzocht me voor haar de gevoelens van een vader te hebben, terwijl ze me verzekerde dat ze zich deze gevoelens voortaan waardig zou betonen. En of ik haar wilde zeggen wat ze moest doen.
‘Op het ogenblik moet je niet alleen de schurkenstreek van Narbonne vergeten maar ook de fout die jij maakte door hem in staat te stellen die streek te begaan. Wat gebeurd is, is gebeurd. Je moet weer een beetje zelfrespect krijgen en weer dezelfde houding die je mooie gezichtje acht dagen geleden deed stralen. Je gezicht drukte oprechtheid, onbevangenheid, vertrouwen en die voorname zelfverzekerdheid uit, die gevoelens opwekt in hen, die de bekoring ervan ondergaan. Dat alles moet weer op je gezicht te lezen staan, want dat alleen interesseert waardevolle mensen en je hebt meer dan ooit nodig, dat je belangstelling wekt. Wat mij betreft, mijn vriendschap is zwak, maar ik zeg je die in haar geheel toe en wees ervan overtuigd, dat je op mijn vriendschap nu een recht verworven hebt, dat je acht dagen geleden nog niet had. Ik beloof je dat ik je niet zal verlaten zolang je er niet zeker van bent voor je zelf te kunnen zorgen. Op het ogenblik zou ik niet weten wat ik je nog meer zou moeten zeggen, maar wees ervan verzekerd dat ik aan je zal denken.’
‘Mijn beste vriend, als u mij maar belooft aan me te zullen denken, meer vraag ik niet. Niemand doet dat.’
Die gedachte trof haar zozeer dat ik haar kin zag trillen, de druk van de wanhoop deed haar flauwvallen. Ik heb haar verzorgd zonder hulp te roepen totdat ze weer bijkwam en gekalmeerd was. Ik heb haar ware en verzonnen verhalen verteld, schurkenstreken van lieden die in Parijs niets anders uitvoerden dan meisjes bedriegen. Ik heb er haar een paar vrolijke verteld om haar in een goed humeur te brengen en tenslotte zei ik haar dat ze de hemel moest danken voor dat avontuur met Narbonne, want zo’n tegenvaller was nodig voor haar, opdat ze voortaan een beetje voorzichtiger zou zijn. Tijdens dat hele gesprek, dat alleen maar bedoeld was om haar geest minder droevig te stemmen, kostte het me helemaal geen moeite mij zelf ervan te weerhouden haar hand te pakken of mijn verliefdheid te laten blijken, want werkelijk, medelijden was het enige gevoel dat ik had. Het deed me werkelijk genoegen, toen ze na een paar uur ervan doordrongen bleek te zijn dat ze haar tegenspoed moedig moest dragen. Plotseling staat ze op, kijkt me aan met en blik die tegelijkertijd vertrouwen en achterdocht uitdrukt en vraagt me of ik vandaag niets belangrijks van plan ben. Ik zeg haar van niet.
‘Goed, brengt u me dan ergens in de omgeving van Parijs, waar ik in de buitenlucht ben en weer het uiterlijk krijg, dat u noodzakelijk vindt om de aandacht te trekken van de mensen die me zullen zien. Als ik vannacht kans zie goed te slapen dan voel ik, dat ik weer gelukkig kan worden.’
‘Ik ben je dankbaar voor dat vertrouwen; ik zal me gaan kleden en dan gaan we ergens heen. Je broer komt dan ondertussen wel terug.’
‘Wat heeft mijn broer ermee te maken?’
‘Denk even na, mijn beste vriendin, je moet die Narbonne door jouw gedrag de rest van zijn leven beschaamd en ongelukkig maken. Bedenk nu eens even. Als hij er achter komt, dat je op dezelfde dag, dat hij je heeft laten zitten, met mij alleen naar buiten trekt, zal hij zeer tevreden zijn en beweren dat je niet anders verdiende. Maar als je met je broer gaat en met mij, een landgenoot van je, dan geef je de kwaadsprekers en lasteraars geen enkel houvast.’
Het goede kind bloosde, ze was bereid op haar broer te wachten, die een kwartier later binnen kwam en toen heb ik iemand om een rijtuig gestuurd. Op het moment dat we instapten zie ik ineens Balletti, die me kwam opzoeken. Ik nodig hem uit met ons mee te gaan nadat ik hem aan mej. Vesian heb voorgesteld. Hij neemt de uitnodiging aan en samen rijden we naar de Gros Caillou om daar gestoofde vis, rundvlees, een omelette en duiven te eten. De uitgelatenheid, die ik bij het meisje wist te wekken, paste precies bij de grilligheid van dat diner.
Haar broer ging na het diner een eindje alleen wandelen en zijn zuster bleef alleen bij ons achter. Het deed me genoegen dat ze bij Balletti in de smaak viel en zonder haar mening te vragen stel ik mijn vriend voor haar dansles te geven. Ik vertel hem haar omstandigheden, de reden waarom ze Italië verliet, de geringe kans die ze had om van het hof een kleine ondersteuning te krijgen en dat ze behoefte heeft aan de een of andere voor haar passende betrekking om van te leven. Balletti denkt even na, en zegt dan dat hij haar wel wil helpen en nadat hij haar figuur en lichamelijke gesteldheid ter dege had bekeken geeft hij haar de verzekering dat hij er wel in zal slagen Lani over te halen haar aan te nemen om als figurante op te treden in het ballet van de Opera.
‘Dan moet ze morgen dus met dansles beginnen. Mej. Vesian woont op kamers naast mij.’
Nadat dit plan, spontaan opgekomen, beklonken was begint het meisje te lachen bij het idee dat ze danseres zou worden. Iets waaraan ze nog nooit had gedacht.
‘Maar kun je dan zo maar in eens leren dansen? Ik ken alleen het menuet en de contredansen, daar heb ik een goed oor voor, maar voor de rest kan ik geen pas doen.’
‘De figuranten van de Opera,’ geeft Balletti haar ten antwoord, ‘kunnen evenveel als u.’
‘En hoeveel moet ik aan mijnheer Lani vragen, want ik kan toch onmogelijk een hoog salaris eisen.’
‘Helemaal niets. De figuranten van de opera worden niet betaald.’
‘Maar waar moet ik dan van leven?’
‘Maakt u zich daar maar geen zorgen over. Zoals u bent, vindt u meteen tien rijke heren, die u hun bescherming zullen aanbieden. U moet dan een goede keus doen. U zult zien, u zwemt nog in de diamanten.’
‘Aha, nu begrijp ik het. Men neemt me in dienst en dan word ik als maîtresse onderhouden.’
‘Dat is het. Dat is beter dan een toelage van vierhonderd francs, die u waarschijnlijk pas krijgt na alle mogelijke inspanningen.’
Toen keek ze mij aan, in de grootste verbazing, om te zien of dat allemaal wel ernstig gemeend was, of alleen maar een grap. Toen Balletti weg was gaf ik haar de verzekering dat dat werkelijk het beste was, wat ze kon doen, tenzij dat ze liever een schraal baantje als kamerjuffrouw bij een oude dame wilde hebben. Daar konden we dan wel voor zorgen. Ze zei me dat ze geen kamerjuffrouw wilde worden, al was het bij de koningin.
‘En figurante bij de Opera?’
‘Dat liever.’
‘Je lacht?’
‘Het is om je gek te lachen. Maîtresse van een adellijk heer, die me zal overladen met juwelen! Ik kies de oudste, die er is.’
‘Dat is slim, mijn lieve meisje. Maar je moet wel oppassen dat je hem niet met een ander bedriegt.’
‘Ik beloof u, dat ik hem trouw zal zijn. Hij zal voor mijn broer ook wel een baantje vinden.’
‘Dat zeker.’
‘Maar waar moet ik van leven zolang ik nog niet bij de opera ben, en nog geen oude minnaar heb?’
‘Daar zorg ik voor, en Balletti en al mijn vrienden en dat alleen maar om je mooie ogen en om er zeker van te zijn dat je verstandig leeft en om je gelukkig te maken. Geloof je dat?’
‘Ja, dat geloof ik. Ik zal alleen maar doen wat u me zegt. Als u maar altijd mijn vriend blijft.’
Toen we in Parijs aankwamen, was de nacht al gevallen. Ik liet het meisje in het hotel achter en ben met mijn vriend gaan souperen, die aan tafel zijn moeder overhaalde om met Lani te praten. Silvia zei, dat dat beter was, dan te proberen een armoedige toelage van de minitser van oorlog te krijgen. Verder kwam er een plan ter sprake, dat bij de raad van de opera in overweging genomen wordt nl. om alle plaatsen van figuranten en zangeressen in het koor van de Opera te verkopen. Men was zelfs van plan er een flinke prijs voor te vragen want zo’n hoge prijs zou de meisjes, die die plaatsen kochten, in achting doen stijgen. Dat plan ging ondanks alle zedeloosheid toch gepaard met een zekere mate van fatsoen. Want als het uitgevoerd werd, zou het in zekere zin bijdragen tot de herwaardering van een groep, die nog steeds door iedereen geminacht wordt.
Het is me in die tijd opgevallen dat er heel wat figuranten en zangeressen waren, die, hoewel lelijk en absoluut talentloos toch een gemakkelijk leventje leidden. Immers, een meisje bij de Opera moet, naar men zegt, uit hoofde van haar beroep afstand doen van wat het gewone volk fatsoen noemt, want wie kuis zou willen leven zou doodgaan van de honger. Maar als een pas aangenomen meisje zo handig is gedurende een maand haar kuisheid te bewaren, dan is ze zeker van haar succes want dan zijn heren, die die indrukwekkende kuisheid willen veroveren, de meest vooraanstaande. Een respectabel heer van adel is zeer gevleid dat zijn naam genoemd wordt als het meisje zich vertoont. Hij wil dan zelfs wel een paar trouweloosreden door de vingers zien, mits ze maar niet met handen vol uitgeeft, wat hij haar geeft, en als ze hem maar niet al te veel in opspraak brengt. De heimelijke minnaar kan daar niets op tegen hebben en trouwens, de man die het meisje onderhoudt gaat nooit bij haar souperen zonder haar dat van te voren te laten weten. De reden waarom alle franse heren van adel er zo belust op zijn een meisje van de Opera te onderhouden is, dat al die meisjes het bezit zijn van de koning in zijn kwaliteit van beheerder van zijn Koninklijke Muziek-academie.
Om elf uur kwam ik in het hotel terug en omdat ik de deur van de kamer bij mej. Vesian op een kier zag staan, ging ik naar binnen. Ze lag al in bed.
‘Ik zal opstaan, want ik wilde met u praten.’
‘Blijf toch in bed, je kunt zo ook met me praten. Bovendien ben je zo nog mooier.’
‘Dat vind ik aardig van u, om dat te zeggen.’
‘Wat wilde je me zeggen?’
‘Eigenlijk niets bijzonders, alleen wilde ik even over mijn toekomstig beroep praten. Ik zal de deugd gaan beoefenen om degene te vinden, die alleen op die deugd gesteld is als welkom obstakel tot de ondeugd.’
‘Goed zo. En geloof me als ik zeg, dat dat de houding is waar je het in het leven van moet hebben. We betrekken alles op ons zelf en iedereen is een tyran. Dat is de reden waarom de beste van de stervelingen de duldzame is. Ik ben blij te zien, dat je op weg bent filosofisch te worden.’
‘Hoe moet je dat worden?’
‘Door te denken.’
‘Hoelang?’
‘Je hele leven.’
‘Komt er nooit een eind aan?’
‘Nooit. Maar je krijgt wat mogelijk is om te verkrijgen en je zult zoveel geluk ondervinden, als waartoe je instaat bent.’
‘En dat geluk, waar bestaat dat uit, hoe voel je dat?’
‘Het geluk is voelbaar in alle genietingen, die de philosoof zich verschaft en omdat hij zich bewust is dat hij die genietingen verworven heeft door zijn eigen inzicht en omdat hij alle vooroordelen met voeten treedt.’
‘Maar wat is genot en wat is vooroordeel?’
‘Het genot bestaat uit het reële genot door middel van de zintuigen. Het betekent een volledige bevrediging, die men zijn zintuigen schenkt in alles waarnaar ze streven. En als de uitgeputte of vermoeide zinnen willen rusten om bij te komen of om nieuwe krachten te verzamelen dan zorgt de verbeeldingskracht voor het genot. Deze overweegt met zelfbehagen het geluk, dat de rust haar verschaft. En nu is de philosoof degeen die zich geen enkel genot ontzegt, dat niet ten koste gaat van een smart, die het genot overtreft en hij is de man, die genot weet te creëren.’
‘Maar u zegt dat men dan eerst over alle vooroordelen heen moet stappen. Maar wat is een vooroordeel, en hoe stap je er overheen en hoe word je zo sterk, dat je dat kunt?’
‘Je stelt me daar een vraag, mijn beste meisje, die tot de grootste problemen van de moraalphilosophie behoort. Je moet dan ook je hele leven naar het antwoord zoeken. Maar wat de hoofdzaak betreft kan ik je dit zeggen, dat men elke zogenaamde plicht, waarvoor men geen grond vindt in de natuur, een vooroordeel moet noemen.’
‘Dus het belangrijkste, wat de philosoof moet bestuderen is de natuur?’
‘De natuur is het enige. De wijste is hij, die zich het minst vergist.’
‘Wie is volgens u de philosoof, die zich het minst heeft vergist?’
‘Dat is Socrates.’
‘Maar die heeft zich wel vergist.’
‘Ja, in de metaphysica.’
‘Oh, die kan me niets schelen. Hij had trouwens best de studie van de metaphysica achterwege kunnen laten.’
‘Nu vergis jij je. Want de metaphysica van de natuur is de moraal, want alles is natuur. En om die reden mag je van mij iedereen voor gek verklaren, die beweert een ontdekking in de metaphysica gedaan te hebben. Maar ik geloof dat ik me nu een beetje duister uitdruk. Laten we niet te hard van stapel lopen. Denk na, baseer je leefregels op een juiste redenering en houd altijd je welzijn in het oog, dan zul je gelukkig worden.’
‘Ik vind die les, die u me gegeven heeft veel leuker dan die dansles, die ik morgen van Balletti krijg, want ik voel nu al dat ik me zal vervelen en met u verveel ik me op het ogenblik helemaal niet.’
‘Hoe weet je, dat je je niet verveelt?’
‘Omdat ik wil, dat u niet weggaat.’
‘Ik mag op slag sterven, mijn lieve meisje, als ooit een philosoof een betere definitie van de verveling gegeven heeft. Ik ben blij, dat je me zo goed begrijpt! Hoe komt het, dat ik zin heb jou mijn blijdschap te bewijzen door je te omhelzen?’
‘Omdat onze geest alleen maar gelukkig is, als hij in harmonie is met onze zintuigen.’
‘Maar lieve kind, je geest baart wijsheid.’
‘U bent de verloskundige van mijn geest, mijn beste vriend. En ik ben zo dankbaar, dat ik hetzelfde verlangen voel als u.’
‘Laten we dan onze wensen bevredigen, lieveling, in een vurige omhelzing.’
Zo brachten we de hele nacht door en bij het aanbreken van de dag was voor ons het bewijs van de volmaaktheid van ons geluk, dat we er geen ogenblik aan dachten, dat de deur van de kamer open stond, omdat we blijkbaar geen ogenblik vonden, dat we die deur moesten sluiten.
Balletti gaf haar een paar lessen en ze werd bij de Opera aangenomen. Zij trad er slechts een maand of twee, drie op waarbij ze zich steeds hield aan de aanwijzingen, die ik haar voorzichtig had bijgebracht en die haar verstand als de enig juiste erkende. Zij wees allen af, die haar wilden bezitten, want zij leken stuk voor stuk een beetje op Narbonne. Degene, die ze koos was een adellijk heer, die zich van alle anderen onderscheidde door iets voor haar te doen wat de rest nooit gedaan zou hebben. Hij zorgde er nl. voor, dat ze haar baantje bij de Opera opgaf. Het was de graaf Tressan, als ik me niet vergis, of de Trean, want wat die naam betreft is mijn geheugen niet erg betrouwbaar. Ze leefde met hem tot aan zijn dood gelukkig en maakte ook hem gelukkig. Ze leeft nog in Parijs, maar ze heeft niemand nodig want haar minnaar zorgde goed voor haar. Haar naam wordt niet meer genoemd want een vrouw van zesenvijftig jaar telt in Parijs niet meer mee. Nadat ze het hotel de Bourgogne verliet heb ik haar nooit meer gesproken: als ik haar zag, overladen met juwelen, en zij mij ook, dan groetten we elkaar in gedachten.