vervolg van pagina 68
je jong opdoen, daar word je, sterk van. Ik heb rare herinneringen op dat gebied. De amfitheatersgewijs gebouwde zaal van het hospitaal kwam op onze tuin uit: wat heb ik niet vaak met mijn zusje het traliewerk beklommen en hangend tussen de wingerd nieuwsgierig naar de lijken gekeken die daar lagen uitgestald. De zon scheen naar binnen en dezelfde vliegen die bij ons en bij de bloemen rondfladderden, streken daar neer en kwamen terug en zoemden. Wat heb ik daar veel aan moeten denken toen ik twee nachten bij haar waakte, dat arme lieve meisje. Ik zie nog mijn vader, hoe hij opkeek van zijn sectie en ons zei weg te gaan. Ook al een lijk trouwens, hij ook.
De waanzin en de ontucht zijn twee dingen die ik zo grondig onderzocht heb, die ik zo bewust van alle kanten bekeken heb, dat ik nooit een krankzinnige noch een markies de Sade zal worden, tenminste, dat hoop ik. Maar ik heb er van moeten lusten, dat kan ik je zeggen. Mijn nerveuze ziekte is het schuim geweest van die intellectuele grappen. Iedere aanval was een soort bloeduitstorting van mijn zenuwstelsel, zaadlozingen van het beeldend vermogen van mijn hersenen, duizenden beelden sprongen tegelijkertijd als vuurwerk voor mijn ogen. Mijn geest werd op een brute manier van mijn lichaam losgerukt (ik had vaak de overtuiging dat ik dood was). Maar wat de persoonlijkheid uitmaakt, het redenerend bewustzijn, dat hield stand tot het laatst toe. Was dat niet zo geweest dan had de pijn niets betekend want dan zou ik volkomen passief geweest zijn, maar ik had altijd bewustzijn, zelfs als ik niet meer kon spreken, dan boog de geest zich over zichzelf heen, als een egel die zichzelf pijnigt met haar eigen stekels.
Niemand heeft die verschijnselen bestudeerd en de doktoren en de filosofen, dat zijn twee verschillende soorten idioten. De materialisten en de spiritualisten verhinderen eveneens de materie en de geest te kennen omdat ze deze twee van elkaar scheiden. De ene partij maakt van de mens een engel en de andere een zwijn. Maar voordat we de mens grondig bestuderen, moeten we dan niet eerst zijn voortbrengselen onderzoeken?
De eerste steen, moet nog gevonden worden. De studie van de geestelijke werken is altijd geschied vanuit een bekrompen standpunt en het onderzoek van de geschiedenis vanuit een politiek, ethisch of religieus standpunt. Maar men moet van het begin af zich boven deze uitgangspunten plaatsen. Altijd hebben sympathieën en haatgevoelens een rol gespeeld en vervolgens heeft de verbeelding zich ermee bemoeid, de holle frase, de lust om te beschrijven en tenslotte de bezetenheid om te willen bewijzen, de aanmatiging het oneindige te willen meten en er een oplossing voor te geven. Als de geesteswetenschappen, net als de exacte, twee of drie axiomatische wetten ter beschikking stonden dan konden ze vorderingen maken, maar ze tasten in het duister, botsen tegen toevalligheden die ze dan tot beginselen willen verheffen. Het woord ziel alleen al heeft net zoveel stommiteiten uitgelokt als er zielen zijn. Wat zou het bijv. een ontdekking zijn als we een axioma als het volgende bezaten; laat een bepaald volk gegeven zijn, dan verhoudt zich de dapperheid tot de kracht als drie staat tot vier, dus, zodra dat gegeven is kunt U geen andere kant meer uit. Nog een wiskundige wet, die ontdekt moet worden; hoeveel idioten moet je in je leven ontmoeten om de lust te voelen opkomen je zelf de hersens in te slaan?
Het is al laat. Ik begin een beetje te dazen, het wordt al gauw dag en het wordt tijd dat ik naar bed ga. We zien elkaar denk ik maandag over veertien dagen. Wat een fijne dagen zullen we doorbrengen, mijn lieve muze.
Er zijn nog enkele jaargangen
1957, 1958 en 1959
verkrijgbaar
à tien gulden per stuk