[p. 89]
Verzen van een Vader
door Adriaan Morriën
Twee meisjes, aan dezelfde gedachteloze
dans ontsprongen, zo verschillend
alsof een andere vrouw, een andere man
in ons bewogen.
Een mensheid, ongeboren
gebleven maar die in ons slaapt,
waaruit slechts deze kinderen zijn ontwaakt,
die zij vertegenwoordigen.
*
Nog half in slaap, warm
van de eigen warmte van haar bed,
houd ik mijn oudste dochter in mijn arm
en kus haar in haar nek.
Haar naaktheid komt tot leven,
koelt af en wordt gevuld
met eerste tastende bewegingen
die ik mijzelf aanreken als een schuld
*
Drift wordt gestild tot spel,
als dorst verzadiging bereikt,
de tepel wordt een speen,
de borst een lichaamsdeel.
De blik dwaalt af,
de lippen twisten met de melk,
de aandacht wordt verkwist
aan oppervlakkig vel.
*
Groei die aan scheiding raakt.
‘t Kind wordt te groot
voor moeders schoot,
vaders eenzelvigheid.
Zelfstandigheid
van eigen eenzaamheid
en voorsmaak
van de dood.
*
