[p. 335]
[Vier gedichten]
Recaputilatie
De vogel moet zingen
maar eenzaam opgevoed in een geluidsdichte kelder
is er weinig materiaal
verengeritsel, het knakken van gewrichten
de hartslag, waterdruppels bij het baden
hij zingt het
en het godje achter het cipiersgat
knikt en denkt: zo is het indertijd begonnen
D. Hillenius
[p. 336]
De rijke dame wuift met haar hand
en zie alle bladren vallen af
Heel mooi
Een andere dame ontsteekt haar neus
en rode sneeuw daalt zachtjes
verstikkend op bewegingen en geluiden
De laatste dame wijst met puntige vleugel
maar het licht verzet
ontspringt zigzaggend als een haas
in duizend vormen van ontsnapping
Toch zal het vriezen als ze wil
De steen moet vallen
D. Hillenius
[p. 337]
Toen hij dood ging
wat gebeurde er
met al die gebieden
van denken en terugdeinzen
van pijn en plezier
waartussen hij gespannen was
Wat gebeurde er
dat de spanning brak
D. Hillenius
[p. 338]
De bergen zijn niet stil
van ver hoor je kinderstemmen
of schapen of een ezel
soms klinkt het als water zonder wind
geruis in een schelp maar wijder
opstijgend uit een dal diep onder mij
rondom mij
vrijheid
Fiorenze
roze als een onbedekte huid
en even warm
te toegankelijk misschien voor te velen
zoals bloemen openliggen
met maar één doel
verleiden, bevrucht te worden
Italie
er zijn geen vogels hier
wel vleermuizen
zelfs over het water strijkend
als de verdreven zwaluwen
D. Hillenius