[p. 310]
Vier gedichten / Riekus Waskowsky
Das alte Königsberg*)
Op het voorplein van de universiteit
een nu (maar wat is nu?) verdroogde fontein,
en daar vlakbij onder de bomen de grafsteen van
Aegidius Ernest Hunnius, zoon van enz, enz,
die op 14 mei 1634 door het wrede wapen
van een nutteloos mens verwond werd
en op de 21ste van dezelfde maand onder voortdurend
aanroepen van zijn Verlosser om 1 uur ‘s middags
in de ouderdom van 19 jaar, 4 maanden en 24 dagen
de Schepper zijn ziel teruggaf.
Verwachtend de jongste dag.
[p. 311]
Trouwens het eeuwfeest van de Königsbergse universiteit
was ook een hele belevenis.
– Niet alleen dat wij allen zeer dronken waren, maar ook
hoorden wij professorale toespraken
in het Grieks, het Hebreeuws, het Chaldees en het Syrisch.
Verder was er een jubileumscarmen,
vervaardigd door de toenmalige Professor in de Dichtkunst,
dr. Piet Calissius.
[p. 312]
(de eerste maagoperatie 9 juli 1635)
Die dag lag Andreas Grünheide, uit Grünwald
niet ver van Landsberg, stenig op een plank gebonden.
En Daniel Schwalbe, die als tandarts in Pruisen
grote vermaardheid bezat, sneed kundig de maagwand open.
Toen werd met Gods hulp en een kromme naald
het ingeslikte mes gepakt en de aanwezigen getoond.
‘Ja, das ist mein Messer!’ rief freudig der Patient.
[p. 313]
Bij het oude Kneiphöfische stadhuis
hangt ander de trap nog steeds de vijzel,
waarmee Johannus Wegner, anno 1550,
op dinsdag na Driekoningen
zijn vader en moeder doodsloeg.
en omdat
Aeschines zegt dat een Staat niets waard is,
die geen macht tegen misdadigers bezit,
werd Johannes Wegner door de ganse stad gesleept
en daarna op de Kneiphöfische markt
met gloeiende tangen aan stukken gescheurd.
De beul heette Adam Prang.
Het in het maartnummer gepubliceerde gedicht ‘Geschiedenis’ was eveneens van de hand van Riekus Waskowsky.
- *)
- Naar een kroniek van Caspar Stein.