Voor-zomernachtdroom
Nu komt de tijd weer van de bandeloze rozen,
Van de goudenregenpijpekrullen
en de jasmijnen – weerloze
scherpschutters van mijn hart.
Nu komt de tijd weer van de daklozen
in de liefde.
Van de Juninachten,
waarin de sterren brullen
en de maan dweepziek nachtegalen tart.
Nu dromen de verraders weer hun droom,
en verraden weer de dromers hun verraad.
In wéér een zomer,
die ons achterlaat:
Ouder, eenzamer, berooider,
En tot de winter nauwelijks in staat.
tonny van der horst