[Tirade september 1968]
Walging
Walging. Dat is het alle andere gewaarwordingen overstemmende gevoel, dat de militaire bezetting van Tsjechoslowakije door het Russische imperialisme bij mij wekt.
Walging jegens het communisme, de middeleeuwen-met-televisie, het pre-feodale stelsel dat zonder zijn eeuwig marcheren, martelen en moorden niet kan bestaan.
Maar, meer nog, walging jegens het krapuul, dat dit alles jaar in, jaar uit, goedpraat en verdedigt; dat geen kik geeft bij de publieke terechtstellingen, onder het handgeklap van tienduizenden, in China; dat het communistisch antisemitisme en de communistische oorlogsbrandstichting in het Nabije Oosten voorwendt niet te zien; dat de veroordeling van de beide Russische schrijvers tot vijf en zeven jaren concentratiekamp op één lijn durft te stellen met mijn vervolging op beschuldiging van godslastering; dat de ontreddering van honderdduizenden beroofde en berooide vluchtingen uit Cuba niet de moeite van het noemen waard acht, en dat in zijn jubelzangen op Fidel Castro het officiële gevangenencijfer op Cuba – twintigduizend, wat ongeveer wil zeggen naar rato het dertigvoudige van dat in Nederland, al weet men natuurlijk niet of men dit officiële getal, om dichter bij de waarheid te geraken, met 3, 5 of 7 zou moeten vermenigvuldigen dan wel er, zekerheidshalve, maar een 0 achter zou moeten zetten – nimmer vermeldt; het krapuul dat onze maatschappij een schijndemocratie, Johnson een moordenaar en mij een aartsreactionair belieft te noemen en dat het zelfs bestaat, in ons parlement, het Westen de schuld te geven van de Russische geweldpleging op het weerloze Tsjechische volk.
Maar mijn sterkste en diepste walging geldt wel de leiding van de Partij van de Arbeid, die, wellicht in de hoop stemmen tè vangen bij het pseudo-intellectueel gepeupel en de losgeslagen jeugd, bereid is zowel binnen als buiten haar partij zich met de vrienden van de politiestaat te encanailleren.
Greonterp, 27 Augustus 1968
Gerard Kornelis van het Reve