[p. 267]
Wannééer?
Moet dat nu ècht?
heb ik gezegd
toen hij daar gister weer eens naast me zat
zo, klassinerend over dit en dat
als oude kennis, alzolang
en ieder gaat zijn eigen gang
maar af en toe kom je elkander tegen
de mensen noemen hem de dood
hij is zo kwaad niet – gaat zijn eigen wegen
och, ik de mijne, dus wat nood?
wéét je nog alles? heb ik dan gezegd
hij wist het nog heel best –
nee, ons geheugen is nog niet zo slecht –
van toen en toen en onderlest
van hier en daar – och ja, zei hij, dat heet ‘gevaar’
je was me nog geenééns altijd gewaar
wel, nu dan, jongen, heb ik toen gezegd, waarom dan nu zo gauw?
wat hoéf dat noù?
gut man, ik zal er echt niet over zeuren
maar hoeft dat nú al te gebeuren?
heb je nu heus daar op je briefje staan: urgent!?
het is me best dat je er bent
je kopje koffie staat hier altijd wel gereed
– het is maar dat je dat goed wéét –
maar alles heeft zijn eigen trend
die arme Willem kon geen pest meer zien
voor hem was je een grote uitkomst wel – misschien?
W.L.M.E. en Jet – ze mochten niet meer spelen
en dan kan leven soms verdomd vervelen
maar gossie, jongen, ik zit véél te vol
ik ben belangena niet klaar nog, maak me nu niet dól!
schrap me maar dóór en zet ‘niet thuis’
‘wordt gegireerd’, of ‘in de kluis’
weet jij wel dat je vaak maar bijgeloof bent
[p. 268]
je hebt de mensen veel te veel verwend
de potentaten en de Staten
de diktatorren, de motorren
gos, al die sukkels – puur traditie
die heus niet zo bijzonder klemt
die echt wel wat kan afgeremd
dan had je óók eens wat vacantie
en voor je hobbies wat klarantie
en zeg eens eerlijk: heb jij wel permit van de politie?
houd je gemak, Hein, tot ik – ééns – je roep
en struikel niet – die grote zeis – kijk uit hier, met die hoge stoep
hij stond er even wat verwonderd op te peinzen
en zei toen: niet zo gèk, zal ik dan nu maar deinzen?
ajuusjes dan! – en is nadenkelijk weggegaan
zijn koffie heeft hij half laten staan
J.C. van Schagen