[p. 252]
Weidevogels
voor D.W.
Afzonderlijk en los en in een nieuw verband –
een donker dienblad is het land waarin
de scherven zijn verborgen.
Hun roep, niet uit het veld te slaan,
klinkt uit het nachtelijke gras
dat nog niet toe aan groeien is,
hoog en verfijnd.
Het vriest, het vriest bijna, de grond is nat,
alleen die ene stem is over, overal gehoord,
de variant van treffen, vallen en van breken,
gefascineerd herhaald.
De maan hangt laag zich te bewijzen,
komt zin en zoet gehoor, hun ene noot
in zwijgen tegemoet.
Chr. J. van Geel