[p. 20]
Wiljan van den Akker
Gedichten
Verstreken
Alles is hier op dit moment altijd voortdurend
in een razende staat van verandering
bezig een verstreken gedaante aan te nemen.
Je kunt het zo bestendig niet denken of het is er
geweest en blijft als verdwenen aanwezig.
Avond aan avond komt een nieuwe geliefde
trouw aan het beeld waarmee je elkaar ‘s ochtends
aan tafel hebt achtergelaten weer thuis.
Kijk: ze verschijnt aan het eind van de straat
zwaait als vanouds met een kersverse hand
herinnerde warmte vooruit en kust je van ver al
tot ziens op een andere mond bij het opstaan.
Zo verwaaien we samen duurzaam als klanken
blijven verdwijnen als muziek in de oren
en wachten net zo lang op het slot
tot we volledig afwezig zijn om dan pas volmaakt
in het niets uit een stuk te kunnen bestaan.
[p. 21]
Standpunt
Dit is het. Meer valt er eerlijk gezegd
op zo’n moment niet van te maken.
Het was zo aandoenlijk begonnen
met een licht donzen vacht
die voortdurend geaaid moest worden
waarna het altijd kronkelde van genot
een tevreden gepruttel liet horen.
Ongemerkt is het stil blijven staan
hield het opeens op met groeien.
Wel heeft het nog even in de tuin
staan grommen voordat het helemaal
in zichzelf keerde en verdween.
Zo is het. Meer zit er op dit moment
in alle oprechtheid gewoon niet in.
[p. 22]
Schaduwlopen
Hoe lang sta ik inmiddels hier stil
bij de deur.
In de verste verte hoor ik niets
dat lijkt op een hees schuifelend
mompelen – ben jij dat-
roep ik dan maar door een kier.
Zodra ik even de hoek om wil
gluren in een jas van hun schaduw
verborgen zijn ze verdwenen
geruisloos naar binnen geschoven.
Moet ik soms een kunstje doen
op mijn handen gaan staan
en mezelf in omgekeerde toestand
aftrekken.
Maar ik schaam mij bij voorbaat
voor de gedachte alleen al
aan vallen.
Af en toe gaat er geen dag voorbij
of het dreigt op een zeker moment
plotseling donker te worden.
[p. 23]
Nestgeur
Alsof de deur zomaar een ding is. Knalt
uit de slaap met een trap in het slot.
In het donker de punt van de tafel scherp
binnensmonds in de zij horen grommen,
aan gerinkel de komst van het vallen
en spatten van glazen voorspellen om dan
de kreunende treden naar zolder op en af
te tellen en hoe zacht het plafond zal gaan
zuchten onder de loodzware stap
naar het bed. Gekraak van de heldere nacht.
In het kille licht hangt een ragfijne mist
laag bij de grond ruikt het steeds scherper
opnieuw naar vertrek. Harnekkig kruipt
een vreemde nestgeur omhoog uit de kelder.