Willem Jan Otten
De vergeetmachine
Ontbijt met executie. Starend naar de voorpagina, waarop ‘Xu Guoming op weg naar zijn terechtstelling’ (foto Reuter), merk ik dat ik wil kunnen beweren: dit is hun traditie. Deze wreedheid is hun wereld – ze hebben nooit niet in een keizerrijk geleefd. ‘Zo moet je het natuurlijk ook zien’.
Op eenzelfde wijze werd in mijn milieu – dat van ex-indiëgangers – het gedrag van Japanners beschouwd als ‘nu eenmaal’ wreed. Alsof hun geschiedenis hen een structureel ander zenuwstelsel had gegeven. Ze stonden ook anders tegenover de dood, werd me verteld.
Eenzelfde redenering geldt met gemak voor Europeanen: onze uitroeiingskampen moet je zien in het licht van een traditie van ‘trennung’: een scheiding tussen lichaam en geest. Vandaar dat mensen uitroeien met technische middelen ons eigenlijk heel makkelijk afgaat. Vandaar ook die curieuze gelijkmatige lijdzaamheid van de slachtoffers. ‘Zo moet je het natuurlijk ook zien’.
Slachtoffers zijn geen mensen, en bezitten dus ook geen echte zenuwstelsels, omdat ze zo stom zijn geweest om weerloos te zijn in een samenleving die doodsbang is voor wat het betekent om weerloos te zijn, en machteloos.
Je hoeft geen mooi klinkende traditie te bedenken bij het verlangen om weerbaar en machtig te zijn. Zulk intellectualisme is zelf een begin van een nieuwe indeling in soorten, van mensen die ‘nu eenmaal’. Het gevolg is dat je, kijkend naar Xu Guoming denkt: voor hem is het iets anders, en hem van achter je ontbijttafel nóg een keer executeert.
Dat wat we een intellectueel noemen is doorgaans iemand die net zo lang over zijn verstand wrijft tot de wreedheid waar hij goddank niet lijfelijk mee te maken heeft van zijn netvlies is verdwenen.
Gimmick! De onverschilligheid jegens ons eigen stelsel wordt door de schandalen, de fraude, de wasmiddelen-achtige campagnes, de onmo-
gelijkheid van leiderschap, gevoed tot op een punt waar het onderscheid met totalitarisme niet meer wordt gevoeld. We zien het Oostblok niet langer als onze ontkenning. We zijn hooguit bevreesd voor datgene waarin het op ons lijkt: de verveling, de afhankelijkheid van middelen, het verval van de verzorging en van het onderwijs, de bureaucratie. De oorzaak van deze stroperige onverschilligheid zoeken we in onszelf, en noemen haar ‘de vervuiling’.
Een vreemde, rommelige ondergang, deze. Zo verstoken van enige trots zijn we dat we ons niet meer kunnen voorstellen als een orde waarin wie dan ook geïnteresseerd zou kunnen zijn. Voor zover we nog iets opbrengen dat lijkt op respekt, dan voor diegenen die met een stalen gezicht de kluit belazeren, en daar ‘niet moeilijk over doen’. Juist het feit dat hun fraudulentie voor iedereen duidelijk zichtbaar is, en hun kostuum zo elegant, maakt hun bluf zo benijdenswaardig. We worden er vrolijk van, alsof zij onze Uilenspiegels zijn. Ze zijn flink, onschijnheilig, ze zijn benijdenswaardig, ze zijn geheugenloos, ze zijn vrij van ontroering, ze zijn. Tegenwoordig bedrijven zij ook kunst.
Ineens is het zo lang geleden dat het geen zin meer heeft om te zeggen: ‘de beste dichter sinds de Tweede Wereldoorlog’, of ‘dit ballet is een hoogtepunt van de naoorlogse choreografie’. Onmerkbaar nadert het nieuwe jaar nul.
§
Amnesia Assurantiën 1. Iedereen die getuige is geweest van een schokkende gebeurtenis, kan bij onze maatschappij in principe de z.g. vergeetpolis afsluiten.
Voorwaarde is dat de gebeurtenis goed gedocumenteerd is (b.v. op foto-en filmmateriaal), en een algemeen karakter draagt, zoals de Overstromingsramp van ’53. Zij die zich gedurende de overstroming in Zeeland bevonden en kunnen aantonen dat zij de ramp ook daadwerkelijk hebben meegemaakt, verzekeren zich voor een klein maandelijks bedrag tegen dat wat in assurantiekringen de ‘ontwrichtende herinnering’ heet. Wordt men na verloop van een contractueel vastgelegd aantal jaren (de z.g. ‘vergeettermijn’) nóg bezocht door nachtmerries vol kolkend water en voorbijdrijvende paardenkrengen, dan krijgt men een bedrag uitgekeerd, de ‘tragedievergoeding’.
De verzekerde laat de beelden die sinds het bijwonen van de catastrofe door zijn hoofd spoken op schrift stellen, uiteraard zo gedetailleerd mogelijk, en onder toezicht van een notaris. Dankzij de ontwikkelde interviewmethode, die er op gericht is zo veel mogelijk onwillekeurige, paradoxale details vast te leggen en op te sporen, kunnen we na het verstrijken van de vergeettermijn de nachtmerries zeer nauwkeurig toetsen. Wanneer iemand na de Tweede Wereldoorlog notarieel heeft laten vastleggen dat hem de geur van kool het meest is bijgebleven als afschuwwekkend, en vervolgens na jaren beweert uit zijn slaap gehouden te worden door wachttorens en prikkeldraad, dan keren we niet uit.
Deze procedure impliceert dat we ons terdege documenteren over dat wat het gemiddelde beeld van de catastrofe in kwestie is geworden. Zo hebben wij alle televisieprogramma’s van de ontruiming van het Plein van de Hemelse Vrede (’89) in een kluis opgeslagen, om over dertig jaar, wanneer de vergeettermijn is verstreken, de authenticiteit van de nachtmerries en de dwangbeelden te kunnen vaststellen. Nu al is bepaald dat we niet zullen uitkeren indien men beweert aan slapeloosheid te lijden door het beeld van een man in een wit overhemd staande vlak voor een rij tanks.
De premie wordt hoger naarmate de polis langer na de catastrofe wordt afgesloten. Zo ontstond halverwege de jaren zeventig een hausse in de z.g. Bamboe-polissen, speciaal ontworpen voor ex-jappenkamp-geïnterneerden. De gemiddelde leeftijd van die groep was toen vijftig; de verstreken geheugenperiode was al dertig jaar; de herinneringen in kwestie dikwijls eenvormig en matig detailleerbaar. De premie werd navenant hoog. Een andere premie-verhogende factor is de leeftijd waarop men de ramp heeft meegemaakt, het ‘inputmoment’. Hoe jonger men was, des te rianter de te verwachten herinneringen, en des te gereder de kans op authentieke nachtmerries na de vergeettermijn.
Onze maatschappij legt de nadruk op algemene catastrofes (ontruimingen, overstromingen, omwentelingen, gedwongen emigraties, gijzelingen, bomaanslagen). Wereldwijd gesproken zitten we in een groeimarkt.
Er zijn ook maatschappijen die zich toeleggen op ‘enkelvoudige vergeetpolissen’, in verzekeraarskringen ook wel ‘tear-jerkers’ genoemd. Hier gaat het om auto-ongelukken, sterfbedden en in zeldzame gevallen: de violen tere echtscheiding.
Een bijzonder risico dat een maatschappij als de onze loopt is dat van de nationale herinneringsgolf. Zo zijn wij ’89, na de stadionramp in Shef-
field, genoodzaakt geweest vijf keer zoveel uit te keren als gebruikelijk, aan mensen die zich hadden laten indekken tegen Heizel.
Het hoeft geen betoog dat wij alleen kunnen floreren in een samenleving waarin zo min mogelijk wordt opgerakeld en waar een zeker taboe rust op verdriet. Ons ideale werkterrein zijn de z.g. doofpotculturen. Toch zijn we realistisch genoeg om te beseffen dat een volkomen stabiele, gelijkmatige, succesvol verdrongen samenleving al evenzeer in ons nadeel werkt. We moeten tenslotte ook aan de toekomst denken. De gemiddelde leeftijd van de verzekerde wordt gevaarlijk hoog. Ofschoon de ene catastrofe de herinnering aan de andere los doet trillen, met de nodige nachtmerries en uitkeringen als gevolg, – toch zijn het de catastrofes die ons succes bepalen, en dan bij voorkeur de bloedbaden en de massa-executies. Vandaar onze plannen om ons werkterrein te verleggen naar de zich stabiliserende ex-kolonies, en naar het Oostblok. Van met name China stellen wij ons in de nabije toekomst veel voor.
Voor meer informatie over onze groeimarkten verwijzen we graag naar ons jaarverslag.
Amnesia Assurantiën 2. De herinnerpolis (nog nader uit te werken). Welke herinnering aan de overleden moeder, de verdwenen geliefde, het opgegroeide kind, het neergehaalde huis wil je nooit nooit verliezen? Die zo nauwkeurig mogelijk boekstaven. Hoe de keuken ‘s zaterdags naar trassi rook. Hoe ze neuriede als ze verdriet had. Haar zestienjarige oogopslag tijdens het luisteren naar Van Morrison. Vervolgens een vergeettermijn bepalen. Op de vervaldatum komt (als je nog leeft) de verzekeringsagent langs om je geheugen ‘op te nemen’. Hij bedient zich zo nodig van de Swann n (de geheugendetector van Sony). Ben je de herinnering inderdaad kwijtgeraakt, dan krijg je een bedrag uitgekeerd. Als je de herinnering terug wil hebben, dan wordt hij in mindering gebracht op het uit te keren bedrag. (Clausules betreffende dementie, vervormde herinneringen, wederkeer van de geliefde.)
De verzekeraar doet er goed aan de kandidaatverzekerde de hartstochttest af te nemen, of een grondig affectieonderzoek te verrichten. Alleen wie wanhopig graag iemand in zijn geheugen wil bewaren en zich toch vreemd genoeg niet kan voorstellen dat hij ooit niet aan de verlorene zal denken, komt in aanmerking.
Amnesia Assurantiën 3. De haatverzekering.
§
Mijn humeur laten vergallen door het zinnetje ‘… die helaas veel te vroeg overleed’. Kennelijk zijn er heel wat mensen die precies op tijd overlijden. Het ergerniswekkende zit ‘m vooral in ‘helaas’, dat tussenvoegsel van de hersenlozen. Waarom zegt de disc-jockey niet gewoon waar het op staat? Dat hij zelfde bediener is van een verslindende vergeetmachine, en dat hij het plaatje van de zanger in kwestie überhaupt niet nog eens gedraaid zou hebben als hij niet toevallig gestorven was? Dat de zanger inderdaad moest sterven, om niet even morsdood te zijn als al die andere, gelijkaardige zangers die hij van zijn leven niet meer zal draaien domweg omdat hij ze allang vergeten is?
Sterf, zangers, een massagrafje is onze enige hoop.
We vergeten. We bestaan zolang we iets of iemand kwijt zijn. We zijn kwijt zolang we zoeken.
Verdriet is een terrorist die pas na verloop van tijd de aanslag opeist.
Zelfportret als vacuüm. Hij is jong genoeg om met enige ongerustheid in te zien dat hij van nu af aan even lang met zich zelf opgescheept zal zijn als hij al geleefd heeft. Maar hij is ook oud genoeg om te begrijpen dat hij begonnen is met missen. Er zijn gezichten die hij nooit meer zal zien. Er zijn tuinen waar hij in gegeten heeft, maar die in bezit zijn genomen door vreemden. Paden overwoekerd. Huizen uitgebroken. Aanlegsteigers verlegd. Zijn kinderen hebben leren spreken. Er zijn lichamen verdwenen, aanrakingen onmogelijk geworden.
Op dit punt van zijn leven aangekomen begint hem op te vallen hoe ontoereikend zijn geheugen is. Hij kent de tafel van zeven, en de namen van de meeste Engelse romantische dichters, en de weg in Amsterdam, en ruwweg de topografie van zijn boekenkast, en de plaats waar hij de sleutel van zijn achterdeur verbergt. Maar wat hij zich bijvoorbeeld niet kan herinneren is: zijn oudste zoon zoals die was toen hij uit zijn moeder kwam. Ik bedoel: hij kijkt naar zijn oudste zoon, herkent diens gezicht, vermoedt dat er dan dus wel een soortgelijk gezicht in zijn geheugen opgeslagen zal zijn dat hem in staat stelt te zeggen: dit nu is het gezicht van mijn oudste
zoon – maar van diezelfde zoon het gezicht voor ogen toveren dat hem misschien wel de grootste ontroering en het grootste afgrijzen van zijn laatste decennium heeft bezorgd, dat kan hij niet.
En zo is het, merkt hij, met alles wat hij zich werkelijk heel graag wil herinneren. De eerste aankomst, vijf en twintig jaar geleden, op het eiland waar hij sindsdien ieder jaar is geweest: die aankomst wil hij zich herinneren, want hij weet hoe verwachtingsvol dat ogenblik is geweest, om negen uur ‘s avonds terwijl de zon achter het vuurtorenduin zakte. Zich dat herinneren, de schok van de veerboot tegen de dukdalf, de geur van het wad, het groepje wuivende mensen op de rede, de rafelige, klapperende vlag, de grijze meeuw die neerstreek op de vlaggemast – als hij zich dat kon herinneren, dan zou dat hem in aanraking brengen met zichzelf als iemand die op het punt staat een metamorfose te ondergaan.
Maar hij herinnert het zich niet. Hij beraamt het moment, met terugwerkende kracht, en behangt het met de beelden die, om zo te zeggen, voldoen aan de verwachting die hij als dertienjarige gekoesterd moet hebben. De sensatie van aan land stappen, van Amerika ontdekken en thuiskomen tegelijkertijd, die beschouwt hij als één van zijn krachtigste drijfveren – maar die herinnert hij zich niet. Niet echt. Niet heus. Niet op de kantelende, belichamende wijze die Proust en Nabokov beschreven hebben. Hij herinnert zich hooguit dat het er moet zijn, ergens in zijn achterhoofd, de herinnering.
Op dezelfde wijze herinnert hij zich het eerste plaatje niet dat hem de gewaarwording van obsceniteit heeft gegeven die hij later ‘pornografisch’ is gaan noemen, en die hem een gelijkaardige mengeling van thuiskomen en huiver voor het onbekende heeft bezorgd. Bezorgd moet hebben. En de eerste nacht – op een woensdagmiddag – met het eerste meisje herinnert hij zich niet, en de bevallingen waarbij zijn kinderen ter wereld zijn gekomen niet, en het moment, in ’63, waarop er in Dallas zoiets als ‘geschiedenis’ geschreven werd niet, en het betreden van zijn kamer waarin zijn eerste dode lag opgebaard niet. Niet echt. Niet heus.
Hij heeft een lange lijst opgesteld van herinneringen die hij niet bezit. Zoals: je loopt op je veertiende langs de meidoornhaag om het sportveld, met het meisje dat, net als in werkelijkheid, Annemiek moet heten. Je hoort de schoolbel. Je weet: de aanraking is op handen, de eerste kus. Straks neem ik afscheid van mezelf, van dat deel van mezelf dat zo hevig heeft verlangd naar die kus. Natuurlijk weetje dat zo niet, op dat moment, maar zo wil je je het herinneren omdat je je niet echt en heus herinnert.
Hij verlangt er naar zich zelf te herinneren, hoe hij was, en wel: vlak vóór en tijdens de inwijding. Hij sluit zijn ogen, stelt zich de aanlegsteigers voor, de meidoornhaag, het woensdagmiddagbed, het doodstille zijkamertje – maar wat hij ook ondergaat, het is altijd al gebeurd. Hij herinnert zich (en dat dan nog op de teleurstellendst onprecies mogelijke wijze) het eiland zoals het volgde op de verwachting, de kus die volgde op het verlangen, erger nog: hij mengt de oerkus met de kussen van sindsdien, mein Gott, misschien is hem alleen zijn allerlaatste kus bijgebleven…
Kan hij ten volle beseffen hoe schrikbarend leeg het in zijn hoofd is? Hoe weinig er van over is, van wie hij geweest moet zijn, en die hij opnieuw en opnieuw zou willen zijn omdat hij op dat moment op zijn nieuwst en het dapperst en het begerigst en het ontvankelijkst was?
Juist omdat hij over zulke vitale, metamorfotische momenten van zijn leven zo in het totale duister tast kan het lijken alsof alles wat hij uit zich zelf concludeert gebakken lucht is.
Vulkaanstof is hij, om een lichaam dat mettertijd verdwenen is. In staat om alles te bevatten, zelfs de naam van een dichter die hij waardeloos vindt – behalve zich zelf op zich zelfst.
Geheugen voor wolken. Van een gedicht onthoud je uiteindelijk dat je het niet begrijpt. Dat onbegrip wordt een emotie, een wolk vol ontroering. Wanneer je om welke reden dan ook ontroerd wordt op een wijze die verwant is aan het gedicht, dwz. als het leven je manoeuvreert in een toestand van missen, dan drijft de wolk in kwestie je bewustzijn in en enveloppeert het nieuwe missen. Vervolgens loopje naar de boekenkast, en je vindt het – het vergeten gedicht.
Misschien heeft het geheugen ten slotte niet méér te bieden dan poëzie.
Poëzie is troostende kortsluiting. Het wegvallen van de tijd tussen twee ontroeringen in.
Geheugen voor liefde. Op weg naar het eiland voerde zij steeds dezelfde meeuw die boven het kielzog hing. Halverwege vervoegde de meeuw zich plotseling bij een schip dat stadwaarts voer.