[p. 107]
Wim de Roo
Gedichten
Met onvriendelijke groet
Hier het wijnglas en
dan de ogen glazig en dan het besef van gas en licht
en dan de rekeningen en dan de stilte
tijdens herlezen met de radio op klassiek, sterven
en dan weten dat ongrijpbare zwartgalligheid voor altijd
nooit zal doordringen en
dan opnieuw de schop in die grond
en dan tegen haar scheenbeen en dan
de blik, verontwaardigd en dan de opmerking
die bloedend fout valt en dan
terugkaatst met onvriendelijke groet
en dan de regen
in pijpen doorweekt en de sokken nat
en dan het zien van een lullenbol
met bril
en een vrouw met haar vooroordeel en dan
het vloekend voelen van blikken
als vuur en dan, dan
ram ik erop los, muzikaal,
als op een piano, en dan zijn er nogal wat
die hierop kicken…
[p. 108]
Pijn & blues
‘Pijn,’ schrijnt Pijn. ‘Ontiegelijk
omlaag brandende vijfenveertig graden rokende
schijnroodpijn. Pijn dus!!’ schrijnt Pijn
‘Welnee! Blues,’ boort Blues. ‘Onuitputtelijk
puddingbrakende neerwaarts hijgende blubberblues.
Blues dus!!’ boort Blues
‘Blues? Mijn broek zakt ervan af,’ schrijnt Pijn.
‘Moejijeenriempie?’ boort Blues.
‘Nee. Kankerkanker met hoorn aan oor.’
‘Met opgebokte leidingen?’
‘Ja, opgebokt.’
[p. 109]
Die keer met de beer
‘Waar het om gaat,’ zegt hij, ‘is de wel.
Dus nooit het niet.’ En hij kijkt als ik
vaag – terwijl ontzag voelbaar de geest blokkeert –
zoek naar zijn wel, ergens in dat kale lichaam
op een groenlederen bank, uitgerekt
keihard enkel lichaam –
Net zoals die keer met de beer, denk ik,
op kussenvoeten gleed hij door de nacht
terwijl wij dichtsloegen en
geen beer voelden…
‘Juist,’ zegt hij, ‘exact. Schijt voor mijn part in een hoek
maar doe het wel en voel mij zitten en troost je,
want ik weet het ook niet.’