Het tiende deel in de dagboekenreeks van Frida Vogels is verschenen. In NRC Handelsblad verscheen al een recensie van het boek. Janet Luis schrijft: ‘Ook in dit tiende deel vind je op elke bladzijde mooie uitspraken.’ Ze merkt op dat dit dagboekdeel meer nog dan de eerdere delen in het teken staat van een opbloeiend schrijverschap. ‘Door haar miskleunen te vereeuwigen, krijgt ze er greep op, en dan pas kan ze zich, bij vlagen, “een mens” voelen, “hoe schriel en schamel ook”, en geen “fladderend spook”.’ Volgens de krant is het boek vier sterren (of eigenlijk ballen) waard.
Frida Vogels (1930), die ook voorkomt in het werk van J.J. Voskuil, debuteerde begin jaren negentig met het driedelige boek De harde kern. Voor het tweede deel daarvan werd haar in 1994 de Libris Literatuurprijs toegekend. Ze weigerde de prijs in ontvangst te nemen en schuwt over het algemeen de publiciteit, op een enkel interview na. Haar dagboeken verschijnen sinds 2005. Feitelijk gaat het in haar werk om de onmogelijkheid om iets van je binnenwereld over te dragen aan een ander. Maar ondertussen bereikt ze al jarenlang een grote schare lezers, die zich herkennen in haar gevoelens en gedragingen.
Frits Abrahams in NRC Handelsblad: ‘Ik heb haar lief. Om de onbarmhartige openheid waarmee ze over zichzelf en haar omgeving schrijft. Ik ken geen andere schrijver die daarin zó ver durft te gaan.’