Mad –zoals ze haar mails ondertekende – is er niet meer! Na elke crisis van de ziekte die haar al enige jaren teisterde wist ze zich op miraculeuze wijze te hervatten, het idee dat ze ooit dood zou gaan was verre van haar. Maar eind november was het raak: op 1 december van dit jaar is ze overleden.
Madeleine Mes studeerde Slavische talen en Ruslandkunde aan de Universiteit van Amsterdam en had een bonte carrière als tolk/vertaler, gids en notulist bij de Stenografische afdeling der Tweede Kamer en bij de talrijke deelraden die Amsterdam tot voor kort telde. Ze wist alles van computers en het internet, van geestverruimende middelen, en van sjamanen. In 2008 maakte ze een reis naar Toeva, in Zuidwest Siberië, om het sjamanisme ter plekke te bestuderen en contact te leggen met actieve sjamanen. Haar vertaling van Sjamanenzangen uit Toeva van Kenin-Lopsan is helaas onvoltooid gebleven.
Maar bovenal was ze een bevlogen vertaalster uit het Russisch, met een voorliefde voor minder bekende, `dwarse’ schrijvers zoals Joeri Oljesja, Nadezjda Teffi of Sigizmund Krzjizjanovski. In de jaren ’90 van de vorige eeuw werkte ze mee aan de Tweede Ronde, waar ze korte tijd in de redactie heeft gezeten. In die jaren leerde ik haar kennen, via een gemeenschappelijke kennis wier verjaars- en andere partijtjes zij en haar vriend Peter steevast in een hogere versnelling zetten. Ze had toen al een aantal vertalingen op haar naam staan, korte verhalen voor De Tweede Ronde, maar ook De speler van Dostojevski en Afscheidsboek van Joeri Oljesja, waarmee een heel nummer van Raster is gevuld. En niet te vergeten Casual van Oksana Robski, het eerste voorbeeld van Russische chicklit, geheel in stijl vertaald.
Toen Uitgeverij Atlas mij vroeg om een dikke bundel moderne Russische verhalen samen te stellen en te vertalen, leek het me een goed idee dit samen met Madeleine te gaan doen. Ze bleek een enthousiast vertaalster met een niet te verwaarlozen eigen inbreng. De kwaliteit ging bij haar altijd voor de kwantiteit, ze bleef doorschaven aan een tekst totdat ze er geheel tevreden mee was. Daarom werkte ze nogal traag, en deadlines betekenden niet zoveel voor haar, iets waar haar medevertaler soms knap nerveus van werd. Maar het resultaat was altijd geweldig. Ze had een heel lichte stijl van vertalen, to the point, zonder een overbodig woord. Over elk woord was nagedacht zonder dat de lezer dat opviel.
Hierna vertaalde ze, in haar eentje, een bundel late verhalen van Alexander Solzjenitsyn. Hels moeilijke teksten in een heel speciaal, afwijkend Russisch. Ze rustte niet voor ze voor iedere eigenaardigheid een aanvaardbare Nederlandse equivalent had gevonden. Zelfs naar de titel deed ze research. Die luidt in het Russisch Abrikozovoje varenje en iedereen zou dat met Abrikozenjam vertaald hebben, maar Madeleine ontdekte dat het Abrikozen op sap moest zijn. In 2015 ontving ze voor dit werk de Aleida Schotprijs voor vertalingen uit Slavische talen.
Omstreeks 2014 vroeg Wouter van Oorschot mij een nieuwe vertaling te maken van de vroege werken van Dostojevski, te weten de delen 1, 2, 3 en 4 van de Verzamelde werken. Dat was een wel erg grote opdracht voor één vertaler. Ik besloot twee ervaren medevertalers, Gerard Cruys en Madeleine Mes, aan te trekken. Dostojevski bleek echt Madeleines ding, om het populair te zeggen. Het vertalen van al die vroege werken, die Dostojevski tonen als jonge hond die van alles uitprobeert, was koren op haar molen. Heel precies, maar ook weer heel vrij, net wat Dostojevski nodig heeft. Lees (onder veel meer) haar versies van Witte nachten, Een bedenkelijke toestand of De speler, voor een, althans in vertalingen, ongekend sprankelende Dostojevski. En besef wat voor talent er met haar is heengegaan.
Arthur Langeveld