Het is 1928. Een onbekende jonge schrijver huurt een huisje in Urakasu, een vissersstadje dat qua afstand niet ver van Tokyo ligt, maar waar hij zich bijna op een andere planeet waant. Daar koopt hij een wrakkig bootje waarmee hij de omgeving verkent, en tegelijkertijd leert hij de bevolking van het stadje kennen. Zo komt hij meer aan de weet over ‘emmergekken’, filosofische vissers, ondernemende schooljongens, eenden, krabben en strandkastanjes.
De sfeer en lichte toon maken dat De blauwe schuit ongeëvenaard is qua humor en stille tragiek. De prachtige portretten die Yamamoto schetst doen denken aan Antoon Coolens Dorp aan de rivier. En dankzij de vaak humoristische verwikkelingen heeft De blauwe schuit ook iets van de rakugo, anekdotes met een pointe volgens de Japanse literaire traditie. Zeker is dat Yamamoto’s verbeeldingskracht onweerstaanbaar is, veel scènes raakt de lezer nooit meer kwijt.
In Japan is Shūgorō Yamamoto (1903–1967) misschien wel de bekendste schrijver van historische fictie, maar in het buitenland is zijn naam nagenoeg onbekend. Toch zijn meer dan dertig van zijn werken verfilmd, onder anderen door Akira Kurosawa en Takashi Miike. Sinds 1988 wordt de Yamamoto Shūgorō Prijs jaarlijks uitgereikt aan de best vertelde nieuwe roman.
Jacques Westerhoven (1947) is vertaler van uiteenlopende Japanse auteurs, zoals Haruki Murakami, Mishima, Oë, Tanizaki en Junpei Gomikawa. In 2000 won hij de prestigieuze Nomaprijs voor vertaalde Japanse literatuur en in 2020 ontving hij de Martinus Nijhoff Vertaalprijs. Hij woont al meer dan veertig jaar in Japan en doceerde Amerikaanse letterkunde aan de Universiteit van Hirosaki.