Elke zomer reist een jongetje met zijn broertje en moeder af naar het geboortedorp van zijn ouders. Daar, op het platteland, maken we kennis met andere leden van de familie, zoals zijn opa die een zuivelfabriek bezit, en de oom die zich als chauffeur aan de lokale busmaatschappij verhuurt. De tantes proberen hem, het zwarte schaap van de familie, aan een jonge vrouw te koppelen om hem tot een regelmatiger leven te dwingen. Te midden van de roerige familieperikelen ontwikkelt de jongen de begeerte om als hulp mee te gaan op de bus van zijn oom, maar dit verlangen blijkt een onvervulbare droom.
Met zijn fijnzinnige pen weet Kerim Göçmen in Kroniek van mijn schoolvakanties een weemoedig beeld op te roepen van het Turkse platteland van midden jaren zeventig. Hij toont zich een modern romanticus met zijn ingehouden lyrische beschrijvingen in een verhaal over ambities en illusies.