Willem Jan Otten, Kees Verheul
Niets heb ik van mijzelf
Er bestaan zo verschrikkelijk veel boeken, dat je soms zou willen dat je iemand hebt die je persoonlijk door de literatuurgeschiedenis leidt. Librisprijs- en Constantijn Huygensprijswinnaar Willem Jan Otten constateerde op zeker moment dat de kritieken die Kees Verheul in de jaren ’80 en ’90 schreef, voor hem leidend geworden waren. Verheul was zijn gids, zoals Vergilius dat voor Dante was.
In het eerste deel van deze ‘hommage aan het lezen’ verklaart Otten zijn bewondering voor Verheul in een abecedarium. In het startlemma ‘Aanleiding’ schrijft hij: ‘Maar er is nog een reden om aan deze onderneming te beginnen. Verheul brengt hem zelf onder woorden in het begin van een magistraal, groot essay over één van zijn leermeesters. “…ik moest, als me dat lukte, ook het gevoel van blijdschap op hem overbrengen dat mijn herinnering aan hem, naar ik vrijwel zeker wist, me altijd zou blijven omgeven”.’
Het tweede deel van deze ‘leestritiek’ is van Kees Verheul. Hij schrijft in het essay ‘Poetic Passion’ over zijn leermeester Clay Hunt, die in 1957 zijn docent was aan het Williams College in Massachusetts, VS. Hunt, afkomstig van gegoede zuidelijke familie, was een geanimeerd spreker, met een aanstekelijke gedrevenheid en een goed gevoel voor fun. Maar ook een mens met verborgen karakteraspecten. Verheul analyseert zijn verhouding tot hem op onnavolgbare wijze.
In het laatste deel ten slotte komt Clay Hunt zelf aan het woord, in een essay dat hij schreef over het gedicht ‘Hymn to my God, my God in my Sickness’ van de zestiende-,zeventiende-eeuwse Engelse dichter John Donne.
In vier eeuwen lectuur, in drie essays en een hymne geeft dit boek er blijk van dat de hommage leeft. Niets hebben wij van onszelf. Lezend en denkend komen wij zonder richtingaanwijzers niet verder. Dat deze revérence in het Nederlands taalgebied ongebruikelijk is, maakt dit boek zo bijzonder.
Prijs:
€ 17,50
Uitverkocht