Pers

Mario Molegraaf op 2 januari 2009 in de Provinciale Zeeuwse Courant over deze bloemlezing:

‘Regen, de meeste mensen kijken triest uit het raam. Maar wat had J.C. van Schagen (Vlissingen 1891-Deventer 1985) op zijn verlanglijst staan? ‘Het allerliefste?/ een zware regen.’ De bloemlezing Ik ga maar en blijf begint met een loflied op de regen en eindigt met een gedicht dat ‘Regen’ heet.
En tussendoor natuurlijk regen, regen, regen.

Misschien dat zijn naam daarom weinig meer valt. Een warme zomeravond, daarover praten we lang na. Een regenweek, stil alsjeblieft. De regenachtigste dichter van Nederland, maar allerminst een grijs oeuvre. Daarom is het goed dat hij door deze uitgave, in een nieuwe reeks van de toonaangevende uitgeverij Van Oorschot, een herkansing krijgt. Dankzij een van de populairste dichters van dit moment, Ingmar Heytze, die de bundel samenstelde en inleidde.

Hij prijst ‘de eeuwig jonge dichter’. Maar bekent ook zich een opkoper te hebben gevoeld ‘die de inhoud van een grote rommelzolder moet komen taxeren’. Van Schagen schiftte namelijk niet. Narrenwijsheid, zijn debuut uit 1925, heeft een motto van Spinoza dat alles verklaart.

Heytze heeft de Latijnse tekst trouw overgeschreven, maar niet vertaald. Er staat: wanneer je beseft dat alles de noodzaak van de goddelijke natuur volgt en volgens de eeuwige wetten van de natuur verloopt, keur je niets af, minacht je het of vind je het belachelijk. De Walcherse dichter trekt zijn conclusie: ‘Daarom wil ik niets uitzonderen/ ik geef geen namen’.

Een naïeve dichter, noemt Heytze hem. Maar kan een naïeve dichter zo’n ingewikkelde filosofie aanhangen? ‘Ik ga maar en ben’ was zijn devies. Alleen ging hij bij voorkeur de ándere kant op. Regen was in zijn ogen een feest, en ook op een mislukt vers rustte zegen. Hij gaf immers geen namen, maakte geen onderscheid.

Hij die veel te veel schreef, was weer heel goed in zwijgen. Hij blonk uit in korte gedichten om lang over na te denken. Even verfrissend als een bui na een benauwde dag: ‘is dat nu alles?/ vroeg de verdrietige mens/ ja, zei de engel’. De verdrietige mens haast zich bozig over de natte straat. De vrolijke dichter schudt verbaasd het hoofd, ergens boven Domburg in een wolk die nog veel, veel regen draagt.’

Op de website ‘Poezierapport’ verscheen een besprekeing van de bundel.  Klik hier.