Er wordt me wel eens gevraagd wat ik bedoel met dat beeldend schrijven, waar ik het vaak over heb, en dan geef ik meestal het voorbeeld van de sigaret in de film.
In een slechte, niet-beeldende film rookt een acteur een sigaret en daarbij geeft hij uitleg over de toestand waar het personage dat hij speelt in verkeert. Als een man bijvoorbeeld door ene Sandra verlaten wordt, dan rookt hij in een volgende scène een sigaret en zegt hij: ‘Ik hoop dat Sandra weer bij me terugkomt.’ Meestal rookt een dergelijk acteur niet over zijn longen.
Een mooi voorbeeld, zonder sigaret, ziet u hier. Jongen en meisje hebben een gesprek. Jongen: ‘Ik ben je vriend niet, ik was je slaafje.’ Meisje: ‘Ik geef toe, onze relatie is niet altijd even gelijkwaardig maar je hebt er heus wel wat aan gehad.’ Dit soort dialogen zijn erg leerzaam, vooral voor schrijvers die niet van alles op willen lepelen, maar die beeldend willen schrijven.
Maar terug naar de sigaret en Sandra. In een goede, beeldende film zien we een personage zwijgend zijn sigaret roken en aan de manier waarop hij rookt, de sigaret aftikt of de sigaret in de asbak uitdrukt, kan de kijker aflezen dat deze man wil dat Sandra weer bij hem terugkomt. De kijker krijgt een beeld en voelt wat er speelt. Film is soms beeldende kunst.
Schrijven kan ook beeldende kunst zijn. Om dat voor elkaar te krijgen moet in eerste instantie uitleg vermeden worden. Uitleg maakt de lezer dom, en hoewel er enorme kuddes lezers zijn waar niet van gezegd kan worden dat ze slim zijn, moet een schrijver er voor zorgen dat hij deze lezers in ieder geval niet nog dommer maakt.
Een schrijver die mooie voorbeelden aan kan dragen is John Irving. Een gewaardeerd schrijver die zich vaak verliest in het herhalen en herhalen en herhalen van gezinssituaties en achtergronden die bij de lezer inmiddels al lang en breed bekend zijn, alsof hij bang is dat de lezer deze informatie steeds maar vergeet.
In Irvings Weduwe voor een jaar speelt een tweeling een belangrijke rol. Deze tweeling heet Tim en Tom. Hoofdpersoon Ruth is hun zus. De tweeling sterft jong en dat heeft flinke impact op Ruth, en iedere keer als Irving de namen van de jongetjes laat vallen voegt hij er aan toe: ‘die door een ongeluk om het leven waren gekomen’, of ‘die helaas te vroeg stierven’, of ‘die het leven lieten nog voor Ruth…’ Het gaat maar door.
Uitgeverij De Bezige Bij presenteert Weduwe voor een jaar als een ‘komisch, maar ook onthutsend boek, een rijk geschakeerde familiegeschiedenis met een verbluffende emotionele kracht. Een prachtige roman over het verstrijken van de tijd en de onverbiddelijkheid van verdriet.’
Het is inderdaad tamelijk onthutsend en tijdens het lezen heb je zeker het gevoel dat de tijd doortikt, zoals je dat hebt wanneer je naar een verhaal luistert waarin alles tien keer verteld wordt.
Bij het zoeken naar voorbeelden van te veel uitleg in een boek kan het geen kwaad er een willekeurige literaire thriller bij te pakken. Slechts bij hoge uitzondering brengt een thriller het tot mijn boekenkast, maar in de doos voor Koninginnedag zitten altijd wel een paar fraaie exemplaren en op internet zijn honderden fragmenten te vinden, zoals dit fragment uit Naaktportret, van Loes den Hollander:
Jeroen staat me onder aan de trap in de gang op te wachten. Zijn vollemaansgezicht is één grote grijns. Hij heeft een nieuwe jas aan, zie ik. Niet vergeten er iets van te zeggen, dergelijke aandacht luistert heel nauw bij Jeroen. ‘Dag jongen,’ begroet ik hem en op hetzelfde moment verdwijn ik in zijn enorme armen. Hij is ruim twee koppen groter dan ik. Aan de natte klapzoenen die hij altijd uitdeelt als hij me begroet ben ik gelukkig gewend geraakt. Toen ik hem pas kende dreigde mijn maag daar wel eens van achter mijn oren te belanden. Ik hou van deze knul. Hij brengt allerlei emoties in me teweeg waar ik, toen ik hem pas kende, voor op de vlucht sloeg. Maar sinds ik ben opgehouden met het bestrijden van die emoties kan ik echt van hem genieten. Jeroen bekijkt de wereld vanuit een heel persoonlijk perspectief. De manier waarop hij interpreteert, reageert of juist negeert heeft te maken met de stemmen in zijn hoofd op dat moment. Ondanks de medicijnen die de psychoses in bedwang moeten houden, ziet en hoort hij dingen die er niet zijn…’
Ook hier voornamelijk uitleg, aan de lezer meegedeeld door de hoofdpersoon. Er staat geen woord verkeerd in deze tekst, maar vertellen dat ‘je maag ergens van achter je oren dreigt te belanden’ heeft met beeldend schrijven niets te maken, al zal de schrijfster wel van mening zijn een beeld op te roepen. Dit beeld is een verzinsel dat het gevoel van de hoofdpersoon niet op de lezer overbrengt. Wel de wetenschap dat de hoofdpersoon soms misselijk van die zoenen werd.
Om dit de lezer te laten voelen zijn subtiele beelden nodig, en een verhaal dat aannemelijk is, want misselijk worden van een klapzoen is niet alleen erg truttig, als onderliggend gevoel in een boek is het totaal ongeschikt. Misselijk worden van bepaalde zoenen, dat is een tijdschriftengevoel. Iets voor een column in een vrouwenblad. In een roman zijn die hele zin en dat beeld totaal overbodig, zelfs in een ‘literaire’ thriller.
Over die term literair valt niet veel te zeggen. Niet in algemene zin. Dat is een keer geprobeerd in een discussie op televisie tussen Saskia Noort en Connie Palmen. Gesprekken en definities over literatuur en non-literatuur bieden natuurlijk geen oplossingen, vooral niet wanneer de betrokkene die voor ‘literatuur’ op moet komen niet aan de hand van een voorbeeld uit kan leggen wat voor hem of haar literatuur is. Literatuur is namelijk een nogal persoonlijk iets, en voor mij is beeldend schrijven literatuur, mits die beelden me aanspreken. Dat laatste beetje wordt bepaald door smaak.
Een boek als Naaktportret is geschreven voor de ontspanning en voor het gemak. De lezer kan het lezen voor de ontspanning en het gemak. Hij, of in de meeste gevallen zij, kan achterover leunen en het verhaal ontvouwt zich. Dat is prima en er zijn heel erg veel lezers die dit met mij prima vinden, al hoop ik dat deze lezers de term ‘literair’, dat toch echt prominent in kapitalen op het omslag staat, niet al te serieus nemen. Crimezone geeft dit boek flink wat sterren. Prima site voor thrillers, van literatuur begrijpen ze helemaal niks.
Mijn vriendin had een exemplaar van De celestijnse belofte, van James Redfield, ergens op zolder, maar dat boek kon ik godzijdank niet vinden. Godzijdank, omdat ik met dat boek in handen waarschijnlijk nu nog niet uitgeschreven was over het gammele, oppervlakkige en platte proza van Redfield, dat destijds bijna tot een religie verheven werd. Toch, ziet u het ergens liggen, voor een euro in een tweedehandszaak, neem het dan mee. Het is erg leerzaam.
Een boek waar ik op zolder wel tegenaan liep was De paardenfluisteraar. Ook een goede optie. Het is geschreven door Nicholas Evans. Ik heb het ooit gekocht omdat ik zo nodig toe moest geven aan mijn zwak voor boeken met paarden op het omslag. Het was op de vrijmarkt. Het kostte me 50 cent, in guldens, en in het boek vond ik dit fragment:
Robert werd met een schok wakker. Even dacht hij dat hij op zijn kantoor was. Het computerscherm leek ernstig ontregeld te zijn; bevende groene lijnen joegen achter elkaar aan te midden van scherpe pieken. O nee, dacht hij, een virus. Een virus dat bezig was zijn bestanden over de zaak van Dunford Effectenbeheer te vernietigen. Toen zag hij het bed waarop de dekens een keurige tent vormden onder de restanten van het been van zijn dochter en wist hij weer waar hij was.
Ik zag het allemaal voor me: de schok waarmee Robert wakker werd, de ernstige ontregeling, het virus dat duidelijk iets aan het vernietigen was, vanzelfsprekend de bestanden van de zaak die voor het verhaal belangrijk is, en ook de restanten van het been van zijn dochter zag ik liggen, ook al is onze Robert daar emotioneel minder mee bezig dan met dat gevaarlijke virus. Allemaal beelden, op een absurde manier aan elkaar geschakeld, en dus op gevoelsniveau totaal niet aannemelijk.
Nu moet ik natuurlijk ook een voorbeeld geven van een beeld in een roman dat bondig is, dat eenvoudig en sterk is, en dat het gevoel van een personage perfect overbrengen kan. Dat doe ik morgen.
Jan van Mersbergen