Elly van bijna zestig, die al drieënveertig jaar rookt, merkte laatst op dat veel mensen die afstand doen van de tabak niet veel later met allerlei vreemde kwalen worstelen. Zij is iemand die desnoods de vreemdste uitvluchten weet te bedenken om maar niet met roken te hoeven stoppen. Een verslaving aan tabak is voor veel mensen net zo moeilijk te overwinnen als een aan heroïne, schrijven de Nederlandse longartsen Pauline Dekker en Wanda de Kanter in hun informatieve boek Nederland stopt met roken (Amsterdam 2008).
Er zijn inderdaad mensen die altijd moeten roken. Hun leven organiseren ze zo dat er in elk geval gelegenheid is om er een te kunnen opsteken. Als het moet brengen ze daar zeer grote offers voor. Ooit was ik zelf iemand die in de kleine uurtjes, na een halve nacht slaap, wakker schoot en er dan even uitging om een of twee sjekkies op te steken. De ijlhoofdigheid die over je kwam wanneer je er een op de lege maag rookte, behoorde toen tot een van mijn meeste geliefde ervaringen.
Constantijn I, Grieks koning (1868-1923), moet een zeer hartstochtelijk roker zijn geweest. Dat schrijft de beroemde thoraxchirug Ferdinand Sauerbruch in zijn memoires (Das war mein Leben, 1954). Deze Constantijn moest in 1915 vanwege een chronische pleuritis een resectie van twee ribben ondergaan. Er werd besloten de operatie onder plaatselijke verdoving uit te voeren. De koning liet zich er niet van afbrengen om tijdens deze ingreep aan één stuk door sigaretten te consumeren. Toen de chirurg een rib met de ribbenschaar doorknipte gaf dat een hoorbaar gekraak. ‘Is er een instrument gebroken, professor?’ informeerde de koning. Waarop de chirurg een deemoedig ‘Ja, Uwe Majesteit’ liet klinken en voortging, terwijl de patiënt zich er nog eentje door een verpleegster liet opsteken.
Indonesiërs zijn ook zeer hartstochtelijke rokers. De traditionele sigaretten zijn daar op smaak gebracht door kruidnagel aan de tabak toe te voegen. Kretek luidt de naam van deze tabak, een onomatopee, want bij het verbranden brengen de etherische oliën in de kruidnagel een knetterend geluid voort. Voor historisch onderzoek verbleef ik ooit bijna een half jaar op Java. In de straten hing de aangebrande geur van klapperolie, in de gebouwen en huizen een zoete walm van kretek. Bijna alle mannen rookten, alle binnenruimten stonden blauw. Met een Indonesische begeleider bezocht ik een kampong, een van de minste buurten in de hoofdstad. Tijdens de wandeling passeerden we een houten huisje waar buiten voor de deur twee zieken op een matje lagen. Het waren jongens die in de bloei van hun leven hadden moeten verkeren. Daarentegen waren ze ernstig vermagerd en hun gelaatskleur oogde als die van de stervenden: gelig en grijs. Ze bleken aan tbc te lijden. Hun familie was niet in staat medicijnen voor hen te kopen, zodat ze spoedig zouden sterven. Ik raakte even met ze aan de praat en vroeg bedremmeld, vanwege een opspelend schuldgevoel, of ik misschien iets voor ze kon doen. De jongens, allebei zeer vriendelijk en vrolijk, knikten en vroegen of de tuan misschien iets te roken voor ze had. Toen heb ik voor allebei een pakje Djarum geregeld en zelden is me zoveel dankbaarheid betoond.
Dat hartstochtelijk roken dikwijls keihard wordt afgestraft heb ik van zeer nabij ervaren. Een oom van me kreeg als vijftiger longemfyseem. Als ik terugdenk aan die ziektegeschiedenis krijg ik het alsnog benauwd. Hij was er vaak te slecht aan toe om te kunnen roken, maar als het hem iets beter ging, draaide hij meteen een saffie. Op een vroege ochtend zat hij dood in de stoel, met een gedoofde peuk tussen de vingers.
Het lot van die oom heeft me indertijd aan het denken gezet. Niet lang na zijn uitvaart ben ik voor het eerst met roken gestopt, wat me niet moeilijk afging. Een decennium later begon ik opnieuw en hield het na een paar jaar weer voor gezien. Dat patroon heeft zich, met kortere intervallen, een aantal keren herhaald. Stoppen was nooit een probleem. Komend voorjaar wil ik mezelf, na vijf jaar onthouding, ook weer een maandje roken toestaan. In die tijd wil ik enkele kistjes sigaren, een paar pakjes kretek en nog wat gewone shag wegpaffen. Het besef dat de rookduivel me bij vlagen toch wel weet te verleiden, maar me niet in zijn greep kan houden, stemt me heel gelukkig.
Tot hier en niet verder.
Laat ik eindigen met de oude Texelse nieuwjaarswens:
Veul zeuge, veul zeuge!
www.nicodros.nl