‘Ik kan me echt niet herinneren dat ik ooit een Nederlandstalige filosofische roman heb gelezen,’ zei Maxim Februari bijna twintig jaar geleden in de voordracht Het regentonrumoer (Post Perdu, mei 1993; p.34).
En:
‘Als er iets werkelijk van belang is voor de literatuur, voor de filosofie en voor de gehele cultuur, dan is dat de komst van de filosofische roman.
Wil de wetenschap zich in de komende decennia nog redden, zonder zich over te geven aan de profeten van het irrationalisme, dan zal ze er verstandig aan doen aansluiting te zoeken bij de kunst. En wil de roman overleven zonder in steeds grotere isolatie te geraken, dan zal ze een volwassen interesse moeten ontwikkelen.
Een werkelijk filosofische roman is een roman waarin de literatuur zelf (parallel aan de filosofie) de mens, de werkelijkheid, de wetenschap en de samenleving bekijkt, en op die wijze aanvult wat de filosofie niet vermag.
Daartoe is het niet nodig dat Spinoza wordt geciteerd of dat de hoofdpersoon decaan is aan de Filosofische Faculteit. Het is zelfs niet nodig dat wij merken dat de auteur Russells Geschiedenis van de westerse filosofie heeft gelezen. Het is dan alleen nodig dat de auteur zich dezelfde vragen stelt die de filosofie aan het einde van deze eeuw zich stelt.’ (Ibid. p.35)
Einde citaat.
Zo makkelijk/moeilijk is het dus, want we kunnen Februari’s definitie vast nog wel bevragen, updaten of anderszins bijKuhnen of opPopperen, maar laten we er nou eerst ons voordeel mee doen.
De vraag die ons zou moeten prangen (die mij althans prangt en die ik daarom maar even op de Nederlandse literatuur projecteer):
Hoe staat het tegenwoordig – in 2013 – met de Filosofische Roman?
Oftewel:
Welke vragen stelt de (internationale) filosofie zich aan het begin van de 21ste eeuw? Stellen Nederlandstalige auteurs zich dezelfde vragen? Is er inmiddels al een Nederlandstalige Filosofische Roman verschenen? Of is er zelfs al een heel corpus? En zijn er romans die het predicaat filosofisch verdienen, maar nog niet als zodanig zijn geduid en benoemd? Is de Filosofische Roman een onderafdeling die alleen wordt opgetrokken in taalgebieden die sowieso al een traditie van Grote Romans hebben? De Verenigde Staten. Frankrijk. Duitsland.
Verschijnen er vandaag de dag in Frankrijk (dus) filosofische romans? En in China? En hoe was dat in het verleden? Bestaan er ook filosofische kortverhalen? En filosofische poëzie? Filosofisch theater? Slaan de essays zoals Rudy Kousbroek die verzamelde in Einsteins poppenhuis een brug tussen de wijsbegeerte en de literatuur of bewijzen die vooral dat schrijvers de filosofie alleen maar kunnen populariseren of annexeren?
Schreef Goethe filosofische romans? Maakte Euripdes wijsgerig theater? Of dreigt in het laatste geval verwarring van moraalfilosofie en religie? Of is het punt dat de twee overlappen en heeft de Filosofische Roman het daarom per definitie moeilijk in een ontkerstende, betekenisloze wereld?
Schreven geschoolde filosofen als Sartre en Camus filosofische romans? Is Georges Perecs mathematische La Vie mode d’emploi (1978) een FR? In a way?
Schreef Gerrit Krol filosofisch proza? Atte Jongstra? Is De Ontkenning, pardon, De Ontdekking van de Hemel een Grote Filosofische Roman? Of toch eerder een Grote Grap? Maar is David Foster Wallace’s Infinite Jest niet hét bewijs dat, vreemd genoeg, een Grote Grap het ideaal of thema van de Filosofische Roman het dichtst kan naderen? Is een Filosofische Roman niet per definitie destructief? Vertelt de Filosofische Roman niet altijd een verhaal in de vorm van een vraagteken?
Als de romans van Richard Powers en David Foster Wallace geen overtuigende voorbeelden zijn van het bestaan van Grote Wijsgerige Romans (in de Verenigde Staten), welke boeken dan wel? Lees van Powers bijvoorbeeld: Three Farmers on Their Way to a Dance (1985) of The Gold Bug Variations (1991) of Gain (1998) of The Time of Our Singing (2003). Stuk voor stuk onmiskenbaar Grote Filosofische Romans. Of niet? Of toch wel? En het genoemde Infinite Jest – de grootste literaire prestatie sinds het oeuvre van Vladimir Nabokov – is onmiskenbaar een roman die, om Februari’s woorden te lenen, ‘een volwassen interesse’ heeft ontwikkeld.
Ironisch terzijde: waarschijnlijk moet een eventuele aanspraak op het predicaat FR van DFW’s The Broom of the System (1987) van de hand worden gewezen – juist omdat het boek (met z’n strijd tussen Wittgenstein en Derrida (‘presence versus absence’)) zo dicht op de filosofie opereert dat de rest van de wereld er niet meer bij paste.
Patricia Dunckers Hallucinating Foucault (1996) was een fijn debuut – maar maakte het spel met leven en werk van Michel Foucault het tot een FR? Zijn de romans van Dostojevski filosofisch – al is het maar door de invloed die zij (de romans) uitoefenden op de filosofen van het Existentialisme?
Is Prousts Recherche een grote filosofische romancyclus omdat de auteur zich liet inspireren door de ideeën van Bergson? Maakt het essay over The Texture of Time dat Nabokov in Ada opnam die roman tot een FR? Spreekt uit de korte verhalen van James Salter ook niet een Filosofische Mentaliteit? Of geeft Salter alleen blijk van Good Old Wijsheid (op smaak gebracht met wat natuurlyriek (nietigheid! vergankelijkheid!) en mensenkennis)? Anna Karenina (1877) is zeker geen Filosofische Roman, maar Oorlog en Vrede (1869) ? Heeft het schrijven van Kafka een filosofische inslag?
Is Houellebecq een filosoofschrijver? Kundera? Raymond Queneau? Robbe-Grillet? Michel Butor? Italo Calvino?
De meeste auteurs die in de alinea’s hierboven worden genoemd zijn geen tijd- of landgenoten van ons, weet ik, maar hun werk is wellicht bruikbaar bij het bakken van een toetssteen? Schreef Thomas Bernhard filosofisch proza? Is zijn Wittgensteins Neffe (1982) een FR? Robert M. Pirsigs Zen and the Art of Motorcycle Maintenance (1974)? De wereld van Sofie? De boeken van Eco?
Terug naar Nederland dan. Kwamen, komen de boeken van Willem Frederik Hermans en Cees Nooteboom in de buurt van een FR? Die van Connie Palmen? Weijts? De Jong? Mutsaers? Van Brederode? Möring? De Winter? Wieringa? Benali? Marja Brouwers? Jeroen Brouwers? Peter Buwalda? Maria Stahlie? Hermsen? Ilja Leonard Pfeijffer? Marie Kessels?
Strekt het tot aanbeveling als een auteur, zoals Arnon Grunberg deed, ‘echte filosofen’ interviewt? Helpt het om, zie Kousbroek, woordspelingen te maken op de namen van beroemde filosofen? Schreef Gerbrand Bakker met het contemplatieve Boven is het stil (2006) een Filosofische Plattelandsroman? Kun je Stephan Enters Lichtjaren en Grip lezen als literair filosofische projecten? Als studies naar tijd en (on)sterfelijkheid? Als bijna religieuze worstelingen met de gebakken peren van het bewustzijn? En A.F.Th.’s De tandeloze tijd? Homo duplex? Tellen Multatuli’s De ideeën – denk ook aan het geïncorporeerde Woutertje Pieterse – als één Grote Filosofische Roman? Was Max Havelaar een sociaalfilosofische roman? Is Jeroen Mettes’ N30 een Groot Filosofisch Dichtwerk?
Ja, maar wacht es even… zitten we met het werk van Maxim Februari zelf niet al heel dicht in de buurt van de FR?
Want kom op… als Een pruik van paardenhaar & Over het lezen van een boek. Amartya Sen en de onmogelijkheid van de Paretiaanse liberaal (2000) geen Filosofisch Proza is… wat dan wel? En als De literaire kring (2007) niet één van de weinige recente voorbeelden is van een roman die onmiskenbaar blijk geeft van een wijsgerige (ethische) belangstelling… welke titel dan wel? Ethiek is toch een kind van de filosofie?
Wat is wijsbegeerte? Wat is literatuur? Als goedgeschreven wijsbegeerte ‘literatuur’ mag heten (klassiek: Nietzsche, Voltaire, Schopenhauer), is de centrale vraag dan niet wat de definitie van ‘goedgedacht’ is om te weten wanneer literatuur zich ‘filosofisch’ mag noemen?
Zijn filosofie en logica onlosmakelijk met elkaar verbonden? Of kan de intuïtie de rede omzeilen en veel sneller op dezelfde bestemming aankomen? Kan het proza dat volgens de laatste methode tot stand komt nog aanspraak maken op de eretitel ‘Filosofisch’?
Of wordt de ware Filosoof sowieso gekenmerkt door een aan minachting grenzende onverschilligheid voor iedere ‘eretitel’?
Is iedere prijs, iedere vorm van erkenning, iedere eretitel niet in de eerste plaats een prijs voor goed gedrag? Het bewijs dat de laureaat zich zonder te piepen onverdoofd heeft laten castreren? (sla Freud erop na). Wat ik bedoel: zou het niet wijs zijn om ‘Filosofische Roman’ alleen als soortnaam te voeren en niet als keurmerk of kwaliteitsaanduiding?
Want als de Filosofische Roman bestaat, dan bestaan er zowel goede als minder goede Filosofische Romans. Toch? Of is kwaliteit een intrinsieke eigenschap van de FR? Laten we dus, laat iemand, inderdaad eerst bepalen wat in 2013 een FR is, met welke vragen zo’n boek is geobsedeerd of geobsedeerd zou moeten zijn – dan bepalen we daarna wel welke Filosofische Roman we op het schild hijsen en welke we liever doodtrappen. Waarbij te hopen valt dat er altijd weer lezers zijn die de roman die door de één is doodgetrapt weer reanimeren om op het schild te hijsen, terwijl andere lezers de FR die eerder op het schild is gehesen bij de enkels grijpen en tegen de vlakte proberen te trekken – (deze alinea lijkt in tegenspraak met de vraag, hierboven gesteld, of je niet eerst moet vaststellen wat ‘goedgedacht’ is om te weten welke boeken FR mogen heten, maar dat blijft natuurlijk, uiteindelijk, een theoretische, stipulatieve kwestie; over werkelijke, bestaande, gedrukte, verspreide romans zal altijd discussie blijven – lijkt me (‘Welke FR vind jíj nou de moeite waard.’)).
Maar ik dwaal af.
Bewijst het bestaan van de Filosofie an sich niet dat essenties zich niet laten vertellen? Dat de literatuur altijd aanvulling behoeft bedoel ik? En bewijzen verhalen daarentegen niet dat alles wat wezenlijk is altijd aan de analyse ontsnapt? Dat de filosofie nooit tegemoetkomt aan de verlangens die de literatuur bedient? (En zonder iemand te willen ontmoedigen: is ‘het leven’ niet het levende bewijs van het vermoeden dat iedere schrijver en filosoof plaagt, namelijk dat het leven zich niet tot gedachten of verhalen laat reduceren?).
Moet je filosoof zijn om een filosofische roman te herkennen? En om ervan te genieten? (kunnen alleen monteurs autorijden? kunnen alleen Informatie Technologen surfen en internetten? (of bewijzen metaforen uiteindelijk alleen de kloof tussen de twee leden van een vergelijking?)). Kun je een NFR aan het strand lezen? Valt er wat te lachen in een NFR? Kunnen er erotische passages in voorkomen?
Of ben ik nu de poten onder mijn eigen stoel vandaan aan het vragen?
Bewijst het geraaskal hierboven niet onomstotelijk dat het rijk van de filosofie altijd exotisch en onbereikbaar blijft (gek taaltje! raar eten!) voor de geborneerde inwoners uit Literaland?
Wellicht.
Zoals de afleveringen uit deze reeks blogbijdragen – De komst van de filosofische roman – in ieder geval afdoend bewijzen, schieten mijn capaciteiten zéker tekort om het definitieve essay/de gedroomde blogpost over de NFR/2013 te schrijven.
Professionele hulp is geboden.
Van letterkundigen. Van grappenmakers. Van filosofen, generalisten en idealisten. Van goeroes en querulanten.
Of alle vragen die hierboven zijn uitgebraakt voorgoed/onomstotelijk kunnen worden beantwoord blijft natuurlijk… de vraag. Maar veel, zo niet alles, begint met de moed een standpunt in te nemen/te verlaten.
Van een mooi, meeslepend, oorspronkelijk, persoonlijk essay waarin bovenstaande, vergelijkbare en/of nog veel interessantere vragen worden beantwoord zou ik zelf niet vies zijn – en de andere redactieleden van Tirade, vermoed ik, evenmin.
Want alle ener/anderzijds even op een stokje: Maxim Februari’s tekst uit 1993 bewijst bovenal dat wijsbegeerte, het al dan niet Zijn of Mogelijk-Zijn van de NFR, een uitstekende aanleiding is om een virtuoos, geestig, raak stuk te componeren.
‘Is er een deadline?’
‘Waarvoor?’
‘Voor het definitieve essay over De komst van de Filosofische Roman?’
‘Dit is geen redactioneel schrijven ofzo, hoor. Maar volgens mij kun je je allerbeste verhalen, gedichten en/of essays het hele jaar door opsturen naar Tirade. ’
‘…’
‘Met een beetje geluk werken er op dit moment al een stuk of tien auteurs aan elkaar flagrant tegensprekende definitieve essays over De komst van de Filosofische Roman.’
‘?’
‘Het belangrijkste dat de filosofie ons te bieden heeft is twijfel. Toch?’
‘Zeker weten!’
Stille wens: een briljant essay van een vijftienjarige scholiere (een Rimbaud uit Slochteren of Zierikzee) die de gevestigde literaire en filosofische orde een pissig, bitter en welgemeend Thank you for nothing doet toekomen.
Of zullen we dat essay over de NFR met z’n allen schrijven? In een hip Open Source document? Zou dat niet een hilarische manier zijn om de sterktes en zwaktes van de wijsbegeerte en de (vermeende) kracht van argumenten bloot te leggen? Zou dat niet zelfs het einde van de filosofie kunnen betekenen? Of overschat ik nu het vermogen van intellectuelen om uit conflicten lessen te trekken?
‘Hey, weet je wat ik me nog wel afvraag?… Al dat gelul over filosofie hier… Is dat niet vooral om een beetje interessant te doen? Of wat?’
‘Ik denk – met, dankzij, een auteur als David Foster Wallace – dat we over ons eigen denken moeten leren nadenken omdat we anders de macht over het stuur van onze vrije wil verliezen – en dan is de wereld over twintig jaar een nog grotere klerezooi dan ze nu al is.’
‘Dat zeiden ze twintig jaar geleden ook!’
‘En hebben ze gelijk gekregen of niet?’
‘…’
‘En hé… als je geërgerd bent omdat het in de alinea’s hierboven zo’n geflipte methodologische bende is geworden, dan moet je maar bedenken dat dat in ieder geval die idee van ambiguity and conflict en flux uitdrukt die de behoefte aan verhelderende romans en verhelderende ideeën over die romans zo groot maakt.’
Postscriptum
Mocht Perdu opnieuw een avond organiseren over De Nederlandse Filosofische Roman, exact twintig jaar na de avond (lezingen, debat) die zij in 1993 organiseerde en die de aanleiding vormde tot het stuk, de bijdrage, van Maxim Februari waaruit ik hierboven citeerde (en die mij de afgelopen weken, eerlijk gezegd, tamelijk/danig heeft beziggehouden) – De Nederlandse Filosofische Roman in 2013 – dan zou ik daar graag naartoe gaan. Zo’n avond zou trouwens ook een mooie aanvulling zijn op de drie avonden die de Stichting Literaire Activiteiten Amsterdam organiseert over de toekomst van de roman.
Met dank aan (Post) Perdu.
Afbeelding: Multatuli.
De titel van dit reeksje blogposts is, zoals je misschien al opmerkte in de lopende tekst hierboven, ontleend aan Maxim Februari’s Het regentonrumoer (Post Perdu, mei 1993; p.35): ‘Als er iets werkelijk van belang is voor de literatuur, voor de filosofie en voor de gehele cultuur, dan is dat de komst van de filosofische roman.’