Je bent geweldig – Maria Barnas
Je bent maar tweeëndertig en als je een stap
vooruit maar achttien zeventien richting
de deur nog maar elf centimeter geweldig
Een tijd geleden las ik dit gedicht en het bleef me bij. Het is een kort gedicht, maar je kunt het toch op vele manieren lezen. Eigenlijk las ik het altijd als een vrolijk gedicht, een gedicht dat gaat over iemand die een eindje wegloopt en steeds kleiner wordt, dat is geweldig, dat perspectief zo werkt, kijk je lopen, zo leuk. De eerste tien keer dat ik het las stond er in mijn hoofd dan ook een dash tussen ‘centimeter’ en ‘geweldig’. Dan krijg je: “Je bent maar tweeëndertig en als je een stap / vooruit maar achttien zeventien richting / de deur nog maar elf centimeter – geweldig”. Maar dan kun je het nog steeds op twee manieren lezen. De schrijfster van het gedicht kan het namelijk ook geweldig vinden dat de ‘je’ steeds kleiner wordt: fijn dat je weggaat. Of misschien is het wel een enigszins sarcastische ‘geweldig’ op het eind – echt gewéldig hoor, dat je ‘m smeert. Dat maakt het voor mij een nog veel grappiger gedicht.
Maar de meest logische lezing is natuurlijk dat ‘je’ steeds minder geweldig wordt. De schrijfster wordt dan door iemand achtergelaten, ondergaat dat. Daar ga je, je wordt steeds kleiner, je bent geweldig, maar je bent het steeds minder. Het is eigenlijk wel prima dat je weggaat. Dat maakt het een droevig gedicht. Want het is heel droevig als een geweldig iemand van je weggaat, en nog droeviger als ze dat doen door steeds minder geweldig te worden. Maar de leestekenloosheid maakt dat ik het niet droevig lees, maakt het venijniger, of misschien wel paniekerig: oh help, je gaat dus weg. Daar moet ik iets van vinden. Nou laat ik het dan maar geweldig vinden. Tegelijkertijd is de titel heel lief, en dat maakt dat mijn definitieve lezing is dat de schrijfster de ‘je’ niet meer geweldig wil vinden, want je gaat weg, en tegelijkertijd: je bent het nog wel. Geweldig.
Maar ik heb een klein onderzoekje gedaan onder vrienden en familie om te kijken hoe zij het lezen:
– ZUSSIE
– HEY BABE
– HOE IS HET?
– TOP. KUN JE ME EVEN VERTELLEN HOE JIJ DIT GEDICHT VAN MARIA BARNAS LEEST?
(…)
– Gaat het over een kind?
Dat net kan lopen?
Want dan past dat geweldig
– het gaat er toch gewoon om dat als iemand steeds verder wegloopt hij kleiner wordt
– Ja, dat is zo
Maar waarom lijkt het eerst om leeftijd te gaan?
Dat dacht ik
– oh
nee dat dacht ik niet
– Ik denk dat Maria
– (…)
– (…)
– … je denkt dat maria?
– dronken in een bar zat
in Berlijn
en dat ze met haar vingers
een kader maakte
met haar handen
om iemand heen
die naar een deur liep, vele meters verderop
en dat ze zag dat hij of zij kleiner werd
– had ik al verteld dat ik dit ging gebruiken voor mijn tirade stukje morgen?
– ha papa
ben je er? ik heb een vraag
– Vertel
– hoe zou jij dit gedicht interpreteren:
(…)
– Ik kan hier moeilijk me concentreren ik zit in een vergadering
Wat denk je zelf?
– je kunt er toch wel iets over zeggen?
en waarom zit jij te facebooken in een vergadering?
– Hallo
Hier ben ik weer
Ben je er al uit?
– ik vroeg het aan jou…
– Hoe verder, kleiner hoe mooier/beter
– kun je dat uitleggen?
– Spreekt voor zich
– nee. vertel eens meer?
– Heb jij me nog nodig, ik moet gaan koken
– ja, je moet meer uitleg geven
– Afstand speelt een rol
– ok
dank
dat was
zeer verhelderend
wat ga je koken?
– Iets wat ik nog niet eerder heb gemaakt
Iets met kip en tomaten
– taylan, hoe lees jij het? dat vraag ik me al heel lang af. ik lees het met een streepje tussen centimeter en geweldig, dus: nog maar elf centimter – geweldig. maar je kunt het ook lezen alsof de ‘je’ steeds minder geweldig wordt, en dan is het opeens geen lief gedichtje meer.
– Ja ik denk ook het laatste
of ‘ook’
niet ook dus
het klinkt als iemand die aan het vertrekken is
– ja eigenlijk is het in die lezing wel mooier
want dan heeft het gedicht veel meer betekenis
en ook het woord ‘deur’
– ik snap die ‘maar’ niet in het begin
misschien is het perspectief
want ‘je’ wordt steeds kleiner
– ja, dat leek me evident
– ja ik weet het niet
ik probeerde het te lezen alsof er niet iemand anders bij is
– hoe bedoel je? dat begrijp ik niet
– dat perspectief betekent alleen iets als er nog iemand is
vanuit wiens gezichtspunt je telt
– ja, dat is toch het gezichtspunt van de schrijfster
en die ziet iemand weglopen
– ja maar dan krijg je
dat ‘je’ al met zijn of haar rug naar de verteller toe stond
want ‘je’ stapt vooruit
– ja
dat is toch altijd zo als iemand wegloopt
er is nog nooit iemand achteruit van mij weggelopen
deden ze dat maar! dan kon je ze tenminste nog boos aankijken
– ja maar het is dus alleen het weglopen
alleen die beweging
niets ervoor
11 centimeter is klein he
misschien is het een dog
– hahahaha ja
je bent geweldig