Afleidende bijzaken

Schrijvers die het hebben over hun schrijfproces: ik vind het moeilijk. Achteraf kan ik het hebben, dat ze vertellen hoe ze op personage A kwamen en op motief B, al lees ik liever gewoon het boek. Schrijvers die het in het openbaar hebben over het schrijven van hun huidige project: hmmm. Online screenshots van woordaantallen, foto’s van verhaalschema’s, foto’s van onleesbare aantekeningen, foto’s van een stapel printpapier met rooie kringeltjes erin: meh. Ik snap het wel: het is fijn om je omgeving, terwijl je als een maniak aan je manuscript zit te werken, te laten zien dat je nog leeft. En als je na drie jaar afwisselend naar een knipperende cursor staren en vruchteloos duizenden woorden typen eindelijk over de 40.000 woorden heen zit, heb je misschien behoefte aan een schouderklop of applaus. Maar ik denk dan: joe, ik merk ’t wel als je boek af is hè. Dat heeft ongetwijfeld te maken met dat ik over het algemeen ook niet erg gevoelig ben voor ‘kijkjes achter de schermen’ (behalve als het achter die schermen heel spectaculair is, met veel vuur en mooie kleuren, zoals bij een glasblazer, of heel hoog, zoals in een hijskraan) of – en deze is tricky – de biografie van kunstenaars en schrijvers (tenzij met veel vuur en mooie kleuren, drank en hoeren kennen we nu wel). In die laatste categorie bestaan natuurlijk uitzonderingen, want een goeie biografie, biopic of een goed interview kan een kunststuk an sich zijn. Toch kennen mijn twee desinteresses – die stapels printpapier en die biografieën – misschien dezelfde oorsprong: het is namelijk je reinste demystificatie – ik mystificeer mijn helden graag. En soms is het gewoon kokette aanstellerij, bijvoorbeeld in geval van een overdaad aan online voortgangsverslagen, schrijven over je eigen schrijfproces of nodeloze autobiografieën.  Doe gewoon je ding, schrijvers, applaus volgt wel tijdens je boekhandelstoernee. Suck it up.

leonid_pasternak_-_the_passion_of_creationDit gezegd hebbende wil ik het even over mijn eigen schrijfproces hebben. En dan niet alleen dat van mijn volgende roman (huidige stand: 5000 woorden waarvan minstens 4000 poep, bedankt dat u ernaar vraagt) (hairflip), maar dat van alles bij elkaar; recensies, columns, blogs, verhalen, essays, de dingen die ik schrijf of eigenlijk zou moeten schrijven. Iedere keer als ik ergens aan begin, gaat het hele internet and beyond door mijn achterhoofd, of eigenlijk niet het hele internet maar een heel klein kruimelig hoekje ervan, waar je, als je er eenmaal in zit, verdomd moeilijk uitkomt, tenzij je het voor elkaar krijgt niet op social media te kijken maar daar ben ik persoonlijk te millennial voor. Het Literaire Internet. Een flauwe doch dikwijls correct gespelde afspiegeling van wat er in de echte wereld gebeurt, gelardeerd met polemieken tussen veelal heren uit de polemische generatie of met tenminste sympathieën in die richting, en een aantal flinke gewetensvragen.

cover_of_gutter_star_by_dorine_b-_clark_-_illustration_by_frank_uppwall_-_intimate_novel_1954Dan schrijf ik een roman met een mannelijk hoofdpersonage en denk ik nee dat moet een vrouw zijn want waarom schrijven we de hele tijd maar over mannen, alsof het echt zo is dat een mannelijk personage een soort blanco canvas is zonder afleidende bijzaken en bij vrouwen ineens alles uitgelegd moet worden, en dan verander ik ‘hij’ in ‘zij’ en ben ik ineens een kneiterlesbische zeikroman met veel te veel uitleg aan het schrijven, wat is daar mis mee vraagt u, nou helemaal niks, maar het overschaduwt de rest van het plot zo, en waarom schrijf ik eigenlijk geen Grote Geëngageerde Roman, nou, is het niet al genoeg dat ik niet over mezelf schrijf, nee, dat is niet genoeg, het moet Over De Wereld Gaan, maar ik heb helemaal niks van de wereld gezien, en dan verander ik die zanikende lesbo maar weer in een witte man van middelbare leeftijd en ga ik mezelf een beetje haten, maar dat zal wel weer komen omdat ik een vrouw ben.

Dan heb ik een mening over of schrijvers elkaars boeken moeten recenseren en schrijf ik die op maar heb ik na een aantal zinnen überhaupt geen zin meer om daar een mening over te hebben, want de literaire sector bestaat uit ongeveer vijftien mensen die zich heel druk maken om de literaire sector en de rest van lezend Nederland zal het werkelijk aan de reet roesten, maar als helemaal niemand meer een mening over dat soort dingen zou hebben zou het vrij rampzalig zijn, want de literatuur moet toch levend blijven, en het zou jammer zijn als die alleen in leven gehouden werd door louter (al dan niet mentaal) belegen kerels, echter, waarom ga je elkaar in het openbaar te lijf met vuile stukjes en niet gewoon telefonisch of zo, maar, dan onderschat ik weer het hele genre van de polemiek, en, doe ik nu iets heel belangrijks af als stijloefening, dus, kom ik eigenlijk nog wel eens ergens anders dan op een boekpresentatie, nee, en dan bel ik mijn moeder of we in godsnaam even ergens zonder literatuur in de buurt wijn kunnen gaan slempen, hoe ben ik hier eigenlijk beland, na zes bier klink ik als een ouwe Jordanees en eergisteren woonde ik nog in een nieuwbouwwijk en dacht ik dat De Groene Amsterdammer een blad voor natuurvrienden uit de stad was.

1024px-voor_de_vuist_weg_1971-02-26_-_tante_leen__johnny_jordaan_1Dan vind ik het echt heel belachelijk dat er mensen zijn die beweren dat er een absolute vrijbrief moet zijn voor het reproduceren van racistische stereotyperingen in Naam Van de Kunst, dan wil ik daar iets over opschrijven, maar dan denk ik: heb je Roos, met d’r donkerblonde haar, d’r witte vrienden en d’r keurige ouwelijke dictie tenzij zes bier, anders hou ik gewoon mijn geprivilegieerde muil even in het openbaar, en dan bel ik iemand op om even tegen te fulmineren, wat dus geen schrijven is, wat verdomme geen schrijven is.

Dan wordt er om de zoveel maanden een boek onterecht bejubeld en zou het op zich wel prettig zijn als iemand even zou opschrijven dat het een matig boek is, maar ik ben dus niet degene die dat gaat doen, ik hou van niet zeiken, in ieder geval niet over Nederlandse boeken, want dan vallen die vijftien mensen over je heen en daar is het leven te kort voor, en God, iedereen moet het toch eigenlijk lekker zelf weten levenlatenleven etc., ik hef zes glazen bier en biets een peuk, roep tegen mijn literaire vertrouwenspersonen ‘dit is een kutboek’ en daarna ga ik ergens shoarma eten en neem ik preventief een paracetamolletje.

Maar ondertussen ben ik dus zo hard bezig met niet over al die dingen schrijven, me keurig op de vlakte houden, alles doodnuanceren en relativeren, dat ik terstond ook niet meer kan schrijven over dingen die helemaal niks met bovenstaande kwesties te maken hebben. Er zijn Belangrijke Dingen aan de Hand, tenslotte,  in die kruimelige literaire hoek maar vooral in de rest van de wereld, hoe kun je het dan nog hebben over de neusverkoudheid waar je eigenlijk deze blog aan wilde wijden? Wie zit daar op te wachten? Helemaal niemand, nee. Inderdaad: suck it up.

fredott

—–

 

roos-van-rijswijk-foto-irwan-droog-kleinRoos van Rijswijk is redacteur van Tirade. Ze publiceerde proza in diverse tijdschriften en de roman Onheilig (Querido, 2016).

Foto van Roos van Rijswijk
Roos van Rijswijk

Roos van Rijswijk is redacteur van Tirade. Ze publiceerde proza in diverse tijdschriften en de roman Onheilig (Querido, 2016).

Therapie (5, slot): zie het als een murder mystery novel

In mijn tweede jaar van de academie schreef ik een tekst waarin mijn ouders voor het eerst een rol speelden. Het korte verhaal zat vol verhoudingen die op een dieper niveau nog geen woorden droegen, het waren alleen beelden: mijn moeder die een camera van de galerij van een flat naar beneden laat vallen; mijn vader die naast mijn broertje en mij in Batman the Ride zit in een pretpark en mijn broer angstvallig vasthoudt, omdat diens riem niet vastzit en de hele ruimte inclusief de stoel als een gek beweegt; de kaart die mijn moeder naar mijn vader stuurt vanuit Parijs wanneer ze zwanger is van mij. Soms lijk ik alleen opgebouwd uit verhaalfragmenten, niet uit een genetische code. Dan draag ik niet dezelfde frons als mijn moeder, heb ik niet dezelfde bovenlip als mijn vader. Ik draag een tape in mijn hoofd die ik steeds terug kan spoelen op zoek naar verwijzingen naar mij.

*

In The Curious Indicent of the Dog in the Night-time vindt Christopher de hond Wellington dood in de tuin van de buren. In Wellington steekt een hooivork. Het dier bloedt. Christopher weet niet waarom dit gebeurd is, maar in de openingsscène Mark Haddon’s roman vindt de vijftienjarige autistische jongen zichzelf op het gazon van de buren met het bloedende dier in zijn armen, vol met empathisch vermogen dat hij niet kan verklaren. De dode hond is het startschot voor wat Christopher een ‘murder mystery novel’ noemt, hij zal de moord op de hond oplossen. Dat is waar het boek over gaat. ‘It is a puzzle,’ schrijft hij. ‘If it is a good puzzle you can sometimes work out the answer before the end of the book. ‘

*

In de tekst die ik in het tweede jaar aan de academie schrijf, verwoord ik ouders als superhelden van kinderen. Je kan nog niet dieper in hen kijken. Ze zijn zo tastbaar als de Brinta die ze in de ochtend voor je maken, de popcorn die ze met je bereiden in de keuken, een pan vol mais, suiker en olijfolie. Dat er geen diepte is, betekent dat ik ook niet kan vallen. Er is niets om over te struikelen. Er zijn geen eigenschappen van mijn vader of moeder waarin ik ook verstrikt kan raken, alsof er nog een glazen scherm tussen mij en hen in staat, een one-way mirror: zij zien dingen die ze mij nog niet tonen, die me nog niet opvallen.

*

Ik ga een weekend naar mijn moeder. Datzelfde weekend vertrekt mijn vader naar Spanje met zijn huidige vrouw.
‘Ik heb een mail naar jellinek gestuurd,’ zeg ik als ik bij mijn moeder op de bank zit. We drinken thee, eten pepernoten. Mijn moeder fronst haar wenkbrauwen, neemt een slok, slaat haar andere arm tussen haar knieën en wiebelt in de donkerrode fauteuil tegenover mij.
‘Je hebt niet zulk soort problemen.’
‘Het is een praatgroep voor kinderen van alcoholistische ouders.’
Ik zou dit aan mijn vader moeten vertellen, het gaat hem aan, maar die zit in een vliegtuig. En hoe verdeel je je zorgen over ouders die uit elkaar wonen?
‘Is dat nodig? Je hebt toch heel veel op orde? Je werkt, er komt een boekje uit, het gaat goed met je, je praat veel meer dan vroeger.’
Ik wil zeggen dat dat de buitenkant is, maar een buitenkant is ook maar een beeld en mijn moeder is meer van de praktische dingen.

*

‘[…] I thought about how for a long time scientists were puzzled by the fact that the sky is dark at night, even though there are billions of stars in the universe and there must be stars in every direction you look, so that the sky should be full of starlight because there is very little in the way to stop the light from reaching earth. Then they worked out that the universe was expanding, that the stars were all rushing away from one another after the Big Bang, and the further the stars were away from us the faster they were moving, some of them nearly as fast as the speed of light, which was why their light never reached us. I like this fact. It is something you can work out in your own mind just by looking at the sky above your head at night and thinking without having to ask anyone.’

Ik heb dit lange citaat nodig, omdat ik denk dat alles een herinnering van een herinnering is. Niets staat vast. We weten dat het heelal uitdijt en dat is dat. In het licht van nieuwe gebeurtenissen veranderen je herinneringen. Dat beangstigt me. Net zoals ik nooit af ben, zijn de verhaalfragmenten waaruit ik besta nooit af. ‘Herinneringen heb je eerder in versies dan in waarheidsgetrouwe verslagen,’ vertelt psycholoog Douwe Draaisma in september in het NRC. Ik ‘herwerk’ mijn verleden, ik verwerk het niet. Het ben de lezer die boven een harde schijf zweeft, ik draai op een processor die met andere dingen aan het licht andere bestanden toont of de bestanden herschikt.

*
Volgens de vader van Christopher is zijn moeder overleden aan een hartkwaal. Dit is niet waar. Christopher’s moeder verliet zijn vader voor een andere man. Maar hoe leg je dat uit aan een autistisch kind? Het brengt een mozaïek van problemen en een schakering van herinneringen met zich mee. Christopher ontdekt dat zijn moeder in Londen woont – met de buurman, van die dooie hond dus was. Hij zoekt haar op, zijn murder mystery novel moet koste wat kost worden afgemaakt. Zo wordt een oude werkelijkheid een nieuwe werkelijkheid. Het beeld van de herinnering verschuift en de referenties veranderen. Je bent een signifier die verwijst naar telkens veranderende signified‘s, verschillend per omstandigheid of nieuwe gebeurtenis, zo vat ik de gedachte van Douwe Draaisma ook maar losjes op.
‘Mother used to say that it meant Christopher was a nice name because it was a story about being kind and helpful, but I do not want my name to mean a story about being kind and helpful. I want my name to mean me.’
Wat eerst een one-way mirror is, wordt een ruit waar je doorheen kunt kijken. Soms trek je de spiegel aan jouw kant van het glas op. Ouders zijn geen superhelden. Ze vallen van hun voetstuk. Wij doen dat op onze beurt ook. Daarvoor moet je misschien soms in therapie.

lisa-weedaLisa Weeda (1989) schrijft, maakt literair programma bij Mooie Woorden in Utrecht, is co-host bij de literaire podcast Ondercast, geeft les en workshops. Haar werk verscheen onder meer in Das Magazin, De Titaan, op De Optimist en Hard//Hoofd. Lisa is onderdeel van het Slow Writing Lab, het talentenprogramma van het Nederlands Letterenfonds. In november verschijnt haar chapbook ‘De benen van Petrovski’ bij Literair Productiehuis De Wintertuin.

Foto: Masha Bakker

Me and a gun

Het is ontzettend moeilijk om in Austin de ‘spreekwoordelijke ander’ tegen het lijf te lopen. Ik doe m’n stinkende best, maar iedereen die ik hier ontmoet is hiplinks en stemt met meer of minder enthousiasme op Hillary Clinton. Na twee prettige maar weinig verrassende interviews met een Irakveteraan/komiek/koffieschenker en een lesbische yoghurtkunstenares die als pet sitter de kost verdient, heb ik me ten einde raad aangemeld voor een Licence to Carry-cursus, waarvan het diploma vereist is om legaal met een pistool over straat te gaan.

Ik vond het niet belangrijk om te slagen. Mijn enige doel was om – onder begeleiding – in contact te komen met wat Donald Trump ook wel the Second Amendment people noemt: wapenfanaten die zichzelf definiëren aan de hand van hun vuurkracht. Inschrijven was geen probleem, dat kon gewoon online. Ik maakte me vooral zorgen over hoe ik op een geloofwaardige manier in de groep kon opgaan. Blending in is nooit mijn sterkste kant geweest.

In mijn familie, een eeuwenoud geslacht van textielhandelaren, lossen we sociaal ongemak bij voorkeur op met behulp van onze garderobe, want voor ieder pijnlijk moment bestaat er een passende outfit die de situatie neutraliseert. Met mijn afritsbare camouflagebroek zat ik gegarandeerd goed, zelfs als het weer plotseling zou omslaan. Ik maakte me meer zorgen over de verplichte honkbalpet die alle deelnemers moesten dragen tijdens het schietexamen aan het eind van de middag.

Zowel in Amsterdam als in Austin bezit ik een uitgebreide verzameling hoofddeksels, waaronder gehaakte mutsjes, baretten, Amerikaanse cowboy- en Italiaanse gleufhoeden, matelots, strohoedjes, een Russische ushanka van zwart konijnenbont en zelfs een fez, maar geen honkbalpet. Althans, niet eentje waarmee ik de cursus heelhuids zou kunnen doorkomen. Mijn enige exemplaar is een knalrode parodie op de welbekende Trump-pet met de tekst Make Donald Drumpf Again.* Uiteindelijk koos ik voor een klassieke Britse jagerspet van grijze tweed – erg warm voor Texas, maar in ieder geval wel veilig.

Mijn medestudenten kwamen beter beslagen ten ijs. Kelly, een meisjesachtige vrouw van mijn leeftijd aan wie je pas binnen een bereik van twee meter kunt zien hoe afgeleefd ze er in werkelijkheid uitziet, droeg een oranje pet van de Texas Longhorns met vettige smeervlekken, vermoedelijk opgelopen in het trailerpark waar ze woont. Travis, een boerenzoon uit de buurt van Austin, had de zijne in zijn glanzende pick-up truck achtergelaten. Toen ik later met hem meereed naar de shooting range, bleek zijn petje net zo vlekkeloos als zijn auto. Mark, een negentienjarige soldaat in opleiding met acne en een kogel aan zijn ketting, droeg een legerpet, net als de bebaarde, naamloze veteraan die achterin de klas gierend van de PTSD met zijn been zat te trillen. Alleen Jane droeg geen petje, en misschien was dat maar beter ook: na je zeventigste moet je dat niet meer willen.

Onze instructeur, Michael Cargill, presenteerde zich als een wandelende – sorry, waggelende – reclamezuil voor rabiaat rechts Amerika, zij het een atypische, want hij is zowel zwart als openlijk homo.** Zijn kogelronde buik stond permanent onder hoogspanning, veel te strak ingesnoerd door een riem met een vierkante belt buckle van de National Rifle Association. De Texaanse wapenwetgeving is berucht om haar coulance, maar tijdens de les vertelde hij hoe hij blijft speuren naar mazen in de wet en elke gelegenheid aangrijpt om zijn schietgrage bubble butt tegen de krib te gooien: zelfs in de kerk weigert hij zijn pistool af te doen. ‘I choose to praise the Lord and pass the ammunition’, donderde hij onder aanzwellend applaus van de overige cursisten.*** ‘So I damn well carry to church!

Na ons schriftelijke examen, onderweg naar de schietbaan buiten de stad, vertelde Travis dat veel massaschietpartijen, zoals die in 2012 op de basisschool Sandy Hook in Newton, Connecticut, vaak in scène zijn gezet door de hoge heren in Washington om zo de gewone, eerlijke Amerikanen hun grondwettelijke recht om wapens te dragen af te nemen. Of andersom. Ik heb niet echt opgelet. In mijn hoofd speelde ik de schietles die ik de avond ervoor op YouTube had gezien nog snel even af.

De terugslag van een Glock-17 9mm, het semiautomatische huurpistool dat ik op de schietbaan kreeg toegewezen, viel met mijn kippenarmpjes nauwelijks te compenseren. Met beide handen kneep ik uit alle macht in het handvat terwijl het zweet in mijn ogen druppelde. Het was warm, zeker onder mijn wollen jagerspet, maar ik transpireerde vooral uit angst dat ik iemand per ongeluk het graf in zou schieten. Na iedere serie schoten, op drie, zeven en vijftien yards afstand, legde ik het wapen zo snel mogelijk weer neer en deed twee stappen achteruit. Door mijn gehoorbeschermers heen hoorde ik Cargill achter me zachtjes grinniken.

Pas toen alle scores eenmaal bij elkaar opgeteld waren, kwam de werkelijke schok: er blijkt wel degelijk een verborgen Jason Bourne in mij te huizen: ik heb een talent waar ik voorheen geen enkel benul van had. Een akelig precies en dodelijk talent. Na Jane, die met één hand op haar rug vanuit de losse pols de maximale score bij elkaar had geschoten, eindigde ik als tweede met 240 uit 250 punten, en zelfs bovenaan bij het theoretische gedeelte. ‘Not bad. Not bad at all’, mompelde Cargill een beetje beduusd toen hij mijn diploma overhandigde. ‘You’re a natural.’

Thanks’, zei ik en ik stak het papiertje in mijn achterzak. Beter om het thuis te verscheuren. Je weet nooit wat zo’n type bij zich draagt.

_________________________

* In plaats van Make America Great Again. Deze parodiepet is voor 15 dollar ook in het wit te koop op de website van HBO, de betaalzender die de talkshow Last Week Tonight van de Britse komiek John Oliver uitzendt. De tekst verwijst naar de originele Duitse achternaam van de familie Trump, waar Donald liever niet aan herinnerd wil worden.

Een honkbalpet wordt aanbevolen bij schietoefeningen vanwege de klep. Die moet voorkomen dat hete kogelhulzen die uit het wapen wegspringen tussen de veiligheidsbril en het oog van de schutter terechtkomen.

** Ik zoek ze niet expres op. Echt niet

*** Naar het godvrezende, patriottische Amerikaanse strijdlied van Frank Loesser uit 1942.

Kent u toevallig een potentiële Trump-stemmer? Download dan hier uw eigen Make America Sane Again ansichtkaart, stuur ‘m naar een Trump-supporter in uw kennissenkring en houd Donald Trump uit het Witte Huis.

Arjen van Lith is journalist en schrijver. Hij debuteerde in 2014 met de verhalenbundel Mijn Snor bij De Harmonie en publiceerde diverse korte verhalen in (literaire) tijdschriften. De meeste maanden van het jaar woont hij in Austin, Texas, waar hij werkt aan een bundeling van de brieven die hij ooit aan zijn kapper schreef, en aan een roman over zijn opgroeien in dorpsmetropool Krommenie.

Arjen van Lith

Arjen van Lith (1971) is journalist, schrijver en kunstenaar. Sinds acht jaar woont hij in de Verenigde Staten, eerst in Austin en nu in Pittsburgh, waar hij werkt aan zijn sleutelroman en andere projecten

De stilte van Bob Dylan

Onbeleefd en arrogant, zo noemt het Nobelprijscomité Bob Dylan omdat hij de prijs nog niet heeft aanvaard. Dylan heeft zijn carrière lang alles wat zweemde naar herkenning, hommage, hulde van de hand gewezen. Toen het publiek hem wilde als protestzanger nam hij er juist afstand van. Zo lijkt alles bij hem een tegengesteld effect uit te lokken. Interviewers krijgen al heel lang nul op rekest, en zelfs als ze hem wél te spreken krijgen strooit hij ze met zijn ontwijkende antwoorden zand in de ogen. Dylan zegt niets tijdens zijn optredens.

Het comité had kunnen verwachten dat Dylan ook de Nobelprijs links zou laten liggen.* Hij cultiveert al zo lang het imago van kopschuwe eenling, dat hij aan zijn stand (His Bobness) verplicht lijkt te zijn niet te reageren. Het is grappig hoe échte – althans zij die zeggen het ware geloof aan te hangen – fans praten over de houding van Dylan: ze zien hem als puur, onafhankelijk, iemand die zich nergens wat van aan trekt. In het begin van de sixties was Dylan alleen maar bezig met muziek maken, want hoe kan je nu zulke geweldige nummers schrijven als je ook nog bezig moet zijn met jezelf als merk? Verontwaardiging alom als ik zeg dat dit onzin is. Nou, juist Dylan.

Elke interactie tussen publiek en artiest heeft een weerslag op diens imago, of dat nu de bedoeling is of niet. Tot op zekere hoogte is dit te beïnvloeden maar in veel gevallen natuurlijk niet en heeft het publiek een geheel eigen perceptie. Neem dat protestzangerverhaal, dat komt niet uit de lucht vallen. Nadat het in de wereld was geholpen wilde Dylan er vanaf, maar een groot deel van zijn fans houdt tot op de dag van vandaag vast aan deze rol. Ze zetten hem op een voetstuk, waardoor Dylan zich genoodzaakt ziet er zo snel mogelijk weer vanaf te stapppen. Dat past namelijk bij zijn imago.

Alleen Bob Dylan zelf kan er iets aan doen, nu met de Nobelprijs. Ik vind hem, samen met het comité, onbeleefd en arrogant. Alles lijkt erop te wijzen dat Dylan een gegeven paard keihard in z’n bek gaat spugen, omdat zijn status aparte hem dat dicteert. De Nobelprijs ontleent zijn waarde niet aan de hoeveelheid geld die ermee gepaard gaat, of aan de dubieuze oorsprong van het vermogen van Nobel. Het is een symbool gebouwd op voorgaande laureaten en een onderscheiding die de hoogste van allemaal is doordat wij dat als wereld met z’n allen vinden (weer die imagoperceptie). Daarom discussiëren we juist zo veel over deze toekenning. Kortom, als Dylan af wil van het beeld dat hij een nóg hogere, niet-bestaande onderscheiding verwacht dan laat hij weten dat hij in geen enkele prijs iets ziet, óf hij neemt hem in ontvangst, zonder enig commentaar.

 

* In dat opzicht is het een heel slechte keuze, omdat het niet uitreiken de prijs zelf schade toebrengt. Literair gezien is het een uitstekende beslissing.

Marko van der Wal (1989) is opgeleid als classicus, redacteur van Tirade en werkt bij Uitgeverij Van Oorschot. Sinds drie jaar blogt hij bijna wekelijks voor tirade.nu.

Marko van der Wal

Marko van der Wal (1989) is opgeleid als classicus, redacteur van Tirade en werkt bij Uitgeverij Van Oorschot. Sinds enkele jaren blogt hij (onregelmatig) voor tirade.nu.

Konzentrationlageräpfeltotalbuch

Grundlage für pomologische Lexika

Hij was een licht gevulde jongeman met blozende wangen. Zowel bloezend als blozend dus. Een Zuid-Duitse hartelijkheid en intelligentie. Omdat hij in zijn paviljoentje al uren met uitgevers gepraat had over de rechten die hij verkocht, snakte hij naar een sigaretje. Bereid als ik altijd ben om de eenzame roker te vergezellen in de buitenlucht vertrokken we al pratend naar een snipper zonlicht net buiten de gevangenisgebouwen van de Frankfurter beurs.  Ik formuleerde mijn wensen met een wat absurd voorbeeld: ‘Toon mij nou bijvoorbeeld het ultieme boek over appels, ik wil graag iets van jouw uitgeverij waar jij enthousiast over bent en dat betreffende een speciaal  onderwerp  het laatste woord is.’

Het enige wat absurd was, bleek het feit dat hij dat boek verkocht. Bijna.

De laatste maand was ik tweemaal in Duitsland, de eerste keer om de begrafenis van mijn Engelse tante June bij te wonen.  Mijn broer vertelde op die plechtigheid onder meer dat hij zich mijn tante herinnerde als iemand die gewoon was in het najaar gevallen appels die op openbare grond terechtkwamen te behoeden  voor rot en verval en meenam voor een ongetwijfeld zalige Engelse crumble apple pie, of apple cinamon muffin. Engels blijf je.

De tweede maal liep ik door de velden nabij Bad Arolsen, waar het geboorteslot staat van onze koningin Emma. En de Sauerlandse bossen en heuvels, die schitterend van kleur verschieten in het najaar, barst het van de verwilderde appelbomen die uitbundig vrucht dragen en slechts de dankbaarheid van kraaien oogsten. Geen mooier beeld voor de rijkdom van het najaar gecombineerd met de weemoedigheid van het verval dan een niet genoten appel, glanzend nog, in vochtig gras…

Dit bracht de muffin topped jongen mij in herinnering met zijn fraai betoog over zijn Ultieme Appelboek. ‘De Zuid-Duitse dominee Korbinian Aigner schilderde zijn levenlang appels: in Originalgröße kleine, große, gestreifte, gefleckte, gepunktete, runde, spitze, plattgedrückte, grüne, gelbe, rote, glänzende, blasse, schiefe, glatte oder schrumpelige Äpfel.

Korbinian Aigner was een vroege anti-fascist, werd in de oorlog opgepakt en overleefde verschillende concentratiekampen. Ondermeer omdat hij in zijn broekzak appelzaad meesmokkelde en in de beperkte ruimte tussen de barakken appels kweekte, de soorten KZ-1, KZ-2, KZ-3 en  KZ-4 kweekte hij op in Dachau. Alleen K-3 bestaan nog, de rest is ook al weer uitgestorven.  Wat dacht de schilder Aigner 800 appels lang? Voor hem moet de appel net als voor Luther ( ‘Wenn ich wüsste, dass morgen der Jüngste Tag wäre, würde ich heute noch ein Apfelbäumchen pflanzen.’ ) een beeld voor hoop zijn, maar eveneens een herinnering aan de dood.

De ‘runde’ rechtenverkoper met zijn sympathieke zachtblauwe blik wist nog te vertellen dat die appels niet erg best smaken. Maar groeien doen ze, overal.

Bewaren

Bewaren

Bewaren

Bewaren

Bewaren

Bewaren

Foto van Menno Hartman
Menno Hartman

Menno Hartman (1971) is uitgever bij Van Oorschot.

Therapie (4): niets is als in de musicalfilm

Op een maandagavond neem ik een vriend en een vriendin mee naar een sneakpreview. Het is een nieuwe Nederlandse knaller, gonst door de wandelgangen. Het blijkt de twee uur durende musicalfilm De Zevende Hemel. Het verhaal: Italiaans familierestaurant De Zevende Hemel viert over vijf dagen het dertigjarig bestaan, maar de familie ligt half uit elkaar. Zoon Paul en zijn vrouw Silke – Tjitske Reidinga, die ook zingt – zijn jaren terug de laan uit gestuurd door vader Max. Het gezin gaat natuurlijk nooit bij elkaar komen voor zo’n laffe reünie, er moet meer gebeuren en dus krijg Maria – de godmother – in het begin van de film te horen dat ze dood zal gaan. De dood zet in een film alles op scherp.

*

Op mijn oude studie Theaterwetenschappen zat een meisje met een bril waarvan één pootje met alleen plakband aan het montuur vastzat. ‘Vrouwen lossen alles wat stuk is op met duct tape,’ zei ze. Regelmatig zag ik haar in de collegebanken nieuwe duct tape om haar bril binden. Ik wist niet of ze dit nu echt deed om efficiënt gebruik te kunnen blijven maken van haar bril, of omdat ze te lui was om naar de opticien te gaan. Als je iets wat kapot is echt wilt repareren, ben je het vaak een tijd kwijt.

*

duct-tape_moving_van
’Ik weet niet of iemand nu heel diep moet gaan graven,’ fluister ik tijdens de film in het oor van de vriendin. Onze vriend trekt zijn capuchon verder over zijn hoofd, terwijl Halina Reijn huilt in de keuken.
’Ik denk dat je moet kijken wat je van therapie verwacht,’ antwoordt ze, ‘een doel hebben. Dan komt dat van je ouders vanzelf wel boven drijven.’
Jan Kooijman heeft opeens geen shirt meer aan en danst een balletsolo samen met Noortje Herlaar.
’Ik wil onderbuikgevoelens hebben, naar mijn gut luisteren,’ zeg ik.
‘En het daarna ook uiten,’ zegt ze. 
Ik denk aan hoe ik soms liever heb dat mensen met me luisteren naar muziek die me iets doet, dan dat ze me vasthouden, dan dat ik zelf woorden moet geven aan wat me bezighoudt. Het is er al: luister maar, kijk hier in de tekst gebeurt iets en dan wordt alles duidelijk, als vanzelf.

*

duct_tape_wall

In een musicalfilm de ontwikkelingen die je ziet niet ontelbaar. Nergens duct tape, maar dunne lijnen tussen mensen die langzaam naar het plot toe weven. Zo lost het meeste zich vanzelf op: Paul keert terug en vervangt direct de overspelige lul van een kok die al jaren aast op het etablissement, en het juiste kind neemt het familierestaurant over. Moeder Maria sterft, maar met een gerust hart: alles wat gebroken was, is weer heel. Maar stel je nu voor dat je tegen een vriend of familielid op straat ‘Ik leef niet meer voor jou’ begint te zingen. De muziek die achter jouw noten hoort, verschijnt niet zomaar. Naar je toe trekken of wegduwen, open zijn over wat pijnlijk is en dichtbij je gevoel komen, draagt niets pompeus of overdreven hysterisch in zich. En je kunt ook niet steeds doen alsof je stervende bent, om iedereens diepste gevoelens naar boven te halen. Het is eerder alsof je een kitten in handen krijgt om mee naar huis te nemen, maar je moet nog wel even door heel het Amsterdamse centrum fietsen met dat diertje in je handpalm. Driekwart – en dan ben ik nog optimistisch – van de voetgangers, automobilisten, medefietsers zal niet zien wat je bij je draagt. Wat jij van waarde acht is voor een ander verwaarloosbaar, en ja, dus ook weerloos.

lisa-weedaLisa Weeda (1989) schrijft, maakt literair programma bij Mooie Woorden in Utrecht, is co-host bij de literaire podcast Ondercast, geeft les en workshops. Haar werk verscheen onder meer in Das Magazin, De Titaan, op De Optimist en Hard//Hoofd. Lisa is onderdeel van het Slow Writing Lab, het talentenprogramma van het Nederlands Letterenfonds. In november verschijnt haar chapbook ‘De benen van Petrovski’ bij Literair Productiehuis De Wintertuin.

Foto: Masha Bakker

Inside Trump Tower

 

Veruit het lelijkste vertrek in ons verder prachtige appartement in Amsterdam is de badkamer, al dekt dat woord de lading niet helemaal. Zelf gebruik ik liever de letterlijke vertaling van het Franse salle de bain om recht te doen aan de bijna dertig vierkante meter die de ruimte in totaal beslaat.

Onze badzaal stamt uit de vroege jaren tachtig en is van top tot teen opgetrokken uit roze marmer. Peperduur, authentiek Breccia Pernice marmer, aan de randen en in de hoeken afgewerkt met voorheen glimmende, goudkleurige sierstrips. Pièce de résistance is een niervormig bad met een doorsnee van ruim tweeëneenhalve meter waar ik de afgelopen tien jaar hooguit vier keer in gelegen heb.*

Aan de materiaalkeuze ligt het niet per se. De lelijkheid zit ‘m vooral in een verouderd, typisch Jordanees concept van luxe dat de voormalige eigenares – nu onze onderbuurvrouw – als leidraad voor de hele verdieping had genomen. En in de absurde maatvoering. Elke hint van wellness wordt bij binnenkomst direct verdrongen door een terneerdrukkend gevoel van loneliness in de gapende, galmende emptyness tussen de verre muren en het hoge plafond.**

Het verval had zich al ingezet ver voordat wij er kwamen wonen. Er zit een barst in de wc-bril waarin de haren op mijn linkerdijbeen blijven steken, de specie tussen de verkalkte glasblokken van de douchewand brokkelt steeds verder af en de stank van stilstaand water is nauwelijks meer te verdrijven. Over de vloer loopt een spoor van witte verfspetters, vermoedelijk ooit achtergelaten door de aardsluie fuckbuddy van de onderbuurvrouw, die behalve hersenloos ook huisschilder is. In plaats van luxe en comfort ademt onze badzaal de sfeer van een raamloos, afgeragd decor van een gedateerde pornofilm.

Ik ben even vergeten hoe dit fenomeen precies heet, maar soms komen mensen op ongeveer hetzelfde moment in de geschiedenis onafhankelijk van elkaar op dezelfde ideeën. De boekdrukkunst, de kruisboog, algebra, het internet; allemaal vondsten waarvan de exacte herkomst wordt betwist. Ik moest hier onwillekeurig aan denken toen ik gisteren de foyer van Trump Tower betrad en me op een ongemakkelijke manier thuis voelde.

Er loopt een direct lijntje tussen het smaakgevoel van Donald Trump en dat van onze onderbuurvrouw. Net als onze badzaal is Trump Tower gebouwd in de eerste helft van de jaren tachtig en ingericht met bijna exact dezelfde materialen: hetzelfde marmer, dezelfde verstofte blingbling. En als je goed kijkt, is het interieur onderhevig aan dezelfde mate van aftakeling.

De beroemde roltrap waarop Trump afdaalde bij de aankondiging van zijn kandidatuur stond stil – een treffender symbool voor zijn stagnerende campagne kan ik zo gauw niet bedenken – waardoor een beveiliger op surveillance het toenemende hoogteverschil tussen de treden verkeerd inschatte, kolderiek misstapte, en pijnlijk ten val kwam.

Op televisie lijkt het heel wat, maar de bordeauxrode veloursgordijnen van de Trump Bar zijn tot op de draad versleten. In plantenbakken bezaaid met rietjes en kartonnen bekers staan plastic varens waarvan de geknakte takken met rip-tie bij elkaar worden gehouden. In de wc, waar ik noodgedwongen terechtkwam, sputterde het zeeppompje nog een laatste kwakje ingedroogd schuim in mijn handen. De blaasdroger aan de wand bleek defect.***

Zelfs de waterdruk is vergelijkbaar met die in onze badkamer. De achttien meter hoge binnenwaterval in de foyer klatert niet, maar miezert troosteloos langs de marmeren wand, waardoor Trump Tower, althans het openbaar toegankelijke deel ervan, meer lijkt op een lekkend mausoleum dan op het fonkelende glamourpaleis van een flamboyante miljardair.

Fran Lebowitz, de archetypische New Yorker en quotemachine, zei het als eerste: ‘Donald Trump is a poor man’s idea of what it’s like to be a rich man.’

_______________________

* Het kost me veel te veel tijd. Wanneer het bad na bijna drie kwartier is volgelopen, is het water alweer koud. Bovendien voel ik me verre van schoon nadat ik in mijn eigen vuil heb liggen marineren. Geef mij maar stromend water langs mijn lichaam, liefst zo heet mogelijk. Dat ik daarbij moet staan, neem ik voor lief. Ik ken een paar mensen die onder de douche gaan zitten – levensmoe, met hun scrotum op de natte tegelvloer – maar ook daar pas ik voor.

** De reden waarom we nog altijd niet aan verbouwing zijn toegekomen, is te complex om hier te behandelen.

*** Ik was in Trump Tower met een missie. Buiten het zicht van de bewaking heb ik op strategische plekken meer dan tweehonderd gratis Make America Sane Again-ansichtkaarten in het hol van de leeuw weten te verspreiden. Omdat ik het bijna in m’n broek deed, én omdat ik even uit het zicht moest verdwijnen, heb ik naderhand in de catacomben van het gebouw een latrine volgescheten en ben vervolgens – zonder door te trekken – in snelwandelpas de deur uit gelopen.

GOP 2016 TrumpKent u toevallig een potentiële Trump-stemmer? Download dan hier uw eigen Make America Sane Again ansichtkaart, stuur ‘m naar een Trump-supporter in uw kennissenkring en houd Donald Trump uit het Witte Huis.

 

Arjen van Lith is journalist en schrijver. Hij debuteerde in 2014 met de verhalenbundel Mijn Snor bij De Harmonie en publiceerde diverse korte verhalen in (literaire) tijdschriften. De meeste maanden van het jaar woont hij in Austin, Texas, waar hij werkt aan een bundeling van de brieven die hij ooit aan zijn kapper schreef, en aan een roman over zijn opgroeien in dorpsmetropool Krommenie.

Arjen van Lith

Arjen van Lith (1971) is journalist, schrijver en kunstenaar. Sinds acht jaar woont hij in de Verenigde Staten, eerst in Austin en nu in Pittsburgh, waar hij werkt aan zijn sleutelroman en andere projecten

Simultaanlezen

Waar ben ik nu weer aan begonnen? denk ik weleens als ik in het wilde weg een boek begin te lezen. Dan verzeil ik ineens in een roman van Vestdijk, terwijl ik ook was begonnen aan een Nabokov. Voor ik het weet ben ik meer bezig met simultaanlezen dan gewoon lezen. Ongeleidprojectiellezen, eigenlijk, want zodra er een ander interessant boek voorbij komt neem ik dat er ook bij. Zoals simultaanpotten zich bij dammen en schaken altijd op tafels afspelen, ligt het tegelijk gelezene op een eigen tafeltje. Dat geeft slechts de schijn van overzicht, er is toch geen peil te trekken op mijn leesgedrag, het is zo langzamerhand één gigantische, doorlopende raamvertelling.

Ik beklaag me niet over al die aangeslagen boeken. Het levert me juist, behalve een chaotische indruk én een zekere gemoedsrust, onverwachte dingen op. Ik heb weleens de gelegenheid om andermans bibliotheek te doorsnuffelen, en zo begon ik te lezen in Geheime kamers van Jeroen Brouwers, een waanzinnig boek, dat ik vervolgens door omstandigheden liet slingeren. De rechtmatige eigenaar had het boek vervolgens aangetroffen inclusief mijn bladwijzer en is het toen zelf opnieuw gaan lezen. We delen de waardering voor Brouwers’ stijl en humor, zo blijkt.

Op dit moment heb ik me ondergedompeld in Het leven een gebruiksaanwijzing van Georges Perec. Het was niet mijn bedoeling, maar toen ik het boek op de plank zag staan in een bevriende huisbibliotheek schoot mij een gesprek te binnen. Op een of andere borrel stond ik te praten met Manet van Montfrans, die me vroeg wat ik aan het lezen was. Ik was net begonnen Jij zegt het van Connie Palmen, was mijn antwoord, waarop mij hoongelach ten deel viel. Zij bleek van de enorme anti-Palmenclub. Mij om het even, maar wat moet ik dan lezen? Nou daar kon ze kort over zijn, lees nu eerst maar eens La vie mode d’emploi dan kunnen we daarna verder praten. Ik had lang niet meer aan die terechtwijzing gedacht, maar ik heb Manet hoog zitten dus het moest maar eens wezen.

Ik stapte in bad met Perecs boek en kwam er pas uren later met verschrompelde huid weer uit. Er zijn natuurlijk allerlei boeken waarin verhalen met elkaar worden versneden, denk maar De tandeloze tijd van Van der Heijden, alleen voert Perec dit in al zijn experimenteerdrang tot het uiterste door. Ik verdrink in alle kamers van het Parijse appartementengebouw dat hij beschrijft, om nog maar te zwijgen over de bewoners en oudbewoners: de verhalen buitelen over elkaar heen. Alles in één boek met een megalomane titel. Nu hoef ik nooit meer simultaan te lezen.

 

Marko van der Wal (1989) is opgeleid als classicus, redacteur van Tirade en werkt bij Uitgeverij Van Oorschot. Sinds drie jaar blogt hij bijna wekelijks voor tirade.nu.

Marko van der Wal

Marko van der Wal (1989) is opgeleid als classicus, redacteur van Tirade en werkt bij Uitgeverij Van Oorschot. Sinds enkele jaren blogt hij (onregelmatig) voor tirade.nu.

You and me, baby

Lieve Gijs,

Je bent de laatste die te horen krijgt dat ik een boek over ons geschreven heb. Sorry, daarvoor. Je had het als eerste moeten weten.

Het is een roman geworden. Fictie is met het toenemen van de hoofdstukken door ons verhaal heen gegroeid en ermee verweven geraakt, maar ik weet zeker dat je jou en mij – de vriendschap – zult herkennen.

Gisteren kon ik mijn exemplaren ophalen bij Van Oorschot. Ze waren lief, op de uitgeverij. Ik mocht meelunchen en kreeg een broodje kroket. De doos met boeken stond naast mijn stoel terwijl ik at en grappen maakte. De tweede keer in vijf jaar dat jij in een doos lag en mijn leven doorging, zo heel vlakbij.

Nu Het jasje van Luis Martín af is en ik geen komma meer verplaatsen kan komt vooral in me op wat er allemaal niet in het boek staat. Wat er nog mist.

Wat ik niet opschreef is dat ik zo van je gehouden heb.

Dat de dingen minder waard lijken sinds ik ze niet meer met je kan delen.

Dat ik nog steeds niet goed weet wie ik ben sinds jij er niet meer bent.

Het staat er wel, maar niet in juist die woorden. Ook dat klopt met de vriendschap: ik heb je dit nooit in het echt gezegd.

En ik merk dat ik bang ben. Voor de reactie, recensies, de aandacht die ons verhaal niet, of juist wel zal krijgen. Alsof mijn binnenwerk buitenstaat en overgeleverd is aan elke gek die er voorbij loopt.

Dit blogje moest een open oproep worden, een uitnodiging aan iedereen die zich betrokken voelt om naar de presentatie te komen. De Kingfisher in de Pijp op zondag 23 oktober om 16:00. Dat is het nu dus ook.

Ik hoop dat iedereen komt. Dat het niet leger lijkt dan het al zal voelen om er zonder je te staan.

Ik mis je nog steeds.

Je vriend,

Gilles

__________________________________________________________

Optie 8Gilles van der Loo (Breda, 1973) was redacteur van Tirade. Sinds 2010 publiceerde hij online en in diverse bladen. Hij schreef de verhalenbundel Hier sneeuwt het nooit en de roman Het laatste kind. Op 23 oktober van dit jaar verschijnt zijn nieuwe roman Het jasje van Luis Martín.

 

Foto van Gilles van der Loo
Gilles van der Loo

Gilles van der Loo (Breda, 1973) is schrijver, schrijfdocent en journalist. Hij was redacteur van Tirade en zijn fictie verscheen online en in de bladen. Bij Van Oorschot publiceerde hij de verhalenbundel Hier sneeuwt het nooit (nominatie Academica) en de romans Het laatste kind, Het jasje van Luis Martín en Dorp (nominatie Boekenbon- en Librisprijs). Nu in de winkel: de roman Café Dorian.

Ons plein

Waar wij wonen worden dingen neergezet voor de mensen. Er wordt op een lege dinsdagmiddag een podium gebouwd op een nat plein, het podium staat snel zodat het ook snel weer mee te nemen is, het is een vloertje op pootjes. Iemand drukt op een knop, iemand zingt op muziek die nergens vandaan komt; dit is een van de neergezette dingen. Niemand zit te wachten op de dingen die neergezet worden – niet op het springkussen waarvan de blaasinstallatie herrie maakt, niet op de All You Need is Love-bus, niet op de kermis en al helemaal niet op de zingende kerstmannen die het winkelend publiek achtervolgen met hun draadloze microfoons.
Wij zijn geen winkelend publiek, we doen boodschappen en dat doen we op een plein vol holle doorgeefzaakjes. ’s Avonds liggen we in bed en horen een plofkraak. ’s Ochtends staan we op, doen we de dag zoals je een dag doet en we kopen eten om de rest van de dagen ook te overleven. De dingen met hun felle kleuren schieten als wijzende vingers de grond uit; we horen lol te hebben, en geld om aan de kerstmannen te geven en we horen niet hard te lachen als de DJ voor de Hunkemöller het knopje voor scratchgeluid indrukt- nee, ze schermafbeelding-2016-10-17-om-09-05-25denken echt dat we het mooi vinden, we moeten ervan genieten. Ze denken dat wij mensen zijn die niet weten dat je scratcht met een langspeelplaat. Heb het in godsnaam leuk, vlaggen de draaimolens, de volksdansers, de steltlopers en de elastieken tuigjes waar je je kind mee tot boven lege warenhuizen kunt laten lanceren; geniet, geniet, klap toch mee, het leven is mooi. We weten heus dat het leven even mooi als rot, even droog als nat, even vol als leeg kan zijn, maar hier even niet. Hier hoeven we de schaduw van de metershoge gemeentehanden die ons het prullerig vertier toeschuiven niet te dulden. Als de fotograaf die ons vast moet leggen terwijl we in een suikerspin happen passeert happen we niet in een suikerspin, we kopen geen suikerspin, we kopen een pak rijst en een zak aardappels en hondenbrokken en sperziebonen, die in de aanbieding zijn.
En we wachten, met de kaken op elkaar, tot ze ons eindelijk begrijpen.

 

 

 

roos-van-rijswijk-foto-irwan-droog-kleinRoos van Rijswijk is redacteur van Tirade. Ze publiceerde proza in diverse tijdschriften en de roman Onheilig (Querido, 2016).

Foto van Roos van Rijswijk
Roos van Rijswijk

Roos van Rijswijk is redacteur van Tirade. Ze publiceerde proza in diverse tijdschriften en de roman Onheilig (Querido, 2016).

Therapie (3) – I SAID I don’t want to talk about it

Als driejarig kind heb ik een grote lappenpop, Josefien, en een imaginary friend, Tamara. Op de momenten dat ik iets sloop – regelmatig – of me eigenwijs gedraag – zeer regelmatig – geef ik Tamara de schuld. Vanaf september 1992, ik ben dan drie en een half, wordt Tamara vervangen door de Paashaas. Die doet vanaf dat moment alles fout. Ik weet niet hoe ik dit – totaal niet seizoensgebonden – beslis. Wel weet ik dat ik mijn broer, die pas vijf maanden oud is, voorlopig onmogelijk ergens de schuld van kan geven. Dat zou opvallen.

*
‘Boy, did I get in trouble at school today,’ zegt Calvin. Hij loopt met Hobbes, zijn tijgerknuffel die tot leven komt als er niemand in de buurt is, door de sneeuw.
‘What happened?’ vraagt Hobbes.
‘I don’t even want to talk about it,’ antwoordt Calvin. Hij steekt zijn handen in zijn broekzakken en kijkt boos naar de grond.
Een tijd lopen de tijger en het jongetje zwijgzaam naast elkaar. Dan vraagt Hobbes: ‘Did it have anything to do with all those sirens around noon?’
Calvin trekt zijn cartoonmond wijd open tot een zwart gat en schreeuwt ‘I SAID I don’t want to talk about it.’

*

235112299_ec87d248c3_oMijn oud docent zegt dat ik naar familieopstelling-therapie kan. Hij heeft me net begroet door me warm te omhelzen.
‘Wat een gedoe en een zooi, Lisa,’ zegt hij. Ik zeg niks. Ik voel me een blok cement tussen zijn armen.
‘Familieopstellingen, ik raad het meerdere mensen aan. Ik ken twee hele goede therapeuten. ****** ****** -Nederlandse celebrity van formaat, van wie ik niet weet of iedereen dit mag weten- komt daar ook.’
Ik denk aan de celebrity. Aan de mensen die om deze BN’er heen staan tijdens de sessies en helemaal niet meer aan hun onevenwichtige familiebalans of werkvloersituatie denken. Ik vraag me af of iedereen zich groot zal proberen te houden tegenover diegene en denk daarna meteen: nee, ik zou dat misschien nog proberen, de eerste keer.
‘Niet dat het daar om gaat,’ zegt hij snel, ‘maar zo goed zijn die mensen dus.’

*

Calvin ziet de dingen zo: school is verschrikkelijk, huiswerk een marteling, in bad gaan niet goed voor zijn toekomstige sterrenstatus, zijn klasgenootje Susie is alleen leuk om sneeuwballen tegenaan te gooien. Er gaat veel te veel tijd verloren aan serieuze dingen. Met Hobbes bespreekt hij filosofische first-world-problems, bouwt hij kastelen, sleet hij van dodelijk lijkende heuvels af. De opstelling is simpel: zijn ouders zijn gewoon de baas, zijn vader is softer dan zijn moeder, meestal krijgt hij zijn zin niet. En als er iets heel erg mis gaat, geeft hij Hobbes de schuld. Zoals ik eerst Tamara en daarna de paashaas de schuld gaf.

*

fullsizerenderIn 1992 is er een middag, waarop mijn moeder het al enige tijd verdacht stil vindt. Ik ben een kind dat zich uren alleen kan vermaken, maar meestal maak ik dan wel geluid. Ik praat bijvoorbeeld tegen Josefien of schuif heen en weer met potloden of blokken. Mijn moeder loopt naar de woonkamer, kijkt de hoek om en ziet me zitten in een zee van witte bolletjes piepschuim. Ik heb een gat dat in de leren poef zit kundig open gefriemeld en de bolletjes er secuur en gefascineerd uitgehaald. Tot ik gretig word en het gat groter wil hebben, dan spuit er plots een tsunami van witte zooi uit. Ik kan het onmogelijk met mijn eigen handen terug stoppen, de bolletjes blijven er tot mijn frustratie ook telkens weer uit vallen. Mijn moeder loopt naar de slaapkamer, pakt haar camera en maakt een foto. Daarna krijg ik straf. ‘Dat is niet de bedoeling, Lisa,’ zegt ze.

*

Als ik thuis ben bij mijn moeder, zoek ik de foto op in het album van het jaar 1992-1993. Ik zit in een roze indianentrui, bloemenbroek en konijnenpantoffels in een zee van wit, mijn armen paniekerig en verslagen in de lucht. Ik kan niemand de schuld geven, ik ben alleen. Tamara of de Paashaas staan niet op de foto. Ik ben vierentwintig jaar ouder. Als ik twee jaar terug naar familieopstelling therapie zou zijn gegaan, had ik mijn ouders of anderen de schuld gegeven van alle fouten die ik maakte, van de keren dat ik niet naar de academie ging, mijn werk afbelde, te veel lanterfantte, tegen meisjes loog, zei dat ik films had gezien die ik niet had gezien. Ik zou proberen nieuwe Tamara’s en Paashazen, minder grappige versies van Hobbes te maken. Mijn woede zou zo groot zijn geweest als die van Calvin en ik zou – net als hij – niet naar mijzelf hebben gewezen. Ik kijk naar de foto. Iedereen wordt een keer te oud.


lisa-weedaLisa Weeda (1989) schrijft, maakt literair programma bij Mooie Woorden in Utrecht, is co-host bij de literaire podcast Ondercast, geeft les en workshops. Haar werk verscheen onder meer in Das Magazin, De Titaan, op De Optimist en Hard//Hoofd. Lisa is onderdeel van het Slow Writing Lab, het talentenprogramma van het Nederlands Letterenfonds. In november verschijnt haar chapbook ‘De benen van Petrovski’ bij Literair Productiehuis De Wintertuin.

Foto: Masha Bakker

Making granola great again

De eerste en enige keer dat ik ooit coke snoof was tijdens mijn studie, nadat ons werkgroepje een seminar Semiotische Analyse met succes had afgerond. We hadden ons verzameld in het appartement van één van onze medestudenten boven een Jordanese fietsenwinkel en ik was met afstand de grootste schijterd van ons allemaal.

Pas als laatste durfde ik het aan, nadat ik me ervan had verzekerd dat niemand met wegdraaiende ogen en schuim op de bek paniekerig in zijn neusgaten begon te klauwen, zoals Uma Thurman na een bijna fatale substantieverwarring in Pulp Fiction.

Omdat ik te arm was voor briefgeld, scheurde ik een proeftentamen – een Levi’s-advertentie met een halfnaakte Nick Kamen* – uit de syllabus, rolde deze op en stak het vervolgens in mijn neus. Alleen al het idee van een blote Nick Kamen in misschien wel mijn meest platonische lichaamsholte deed meer met me dat de cocaïne zelf, dus je zou kunnen zeggen dat ik er aanleg voor heb, voor semiotische analyse.

Wat ik ervan heb onthouden, is dat de semiotiek zich richt op het duiden van meer of minder subtiele, onderliggende tekens in communicatieboodschappen die, zo gebiedt de neomarxistische leer aan de UvA, zonder uitzondering de hegemonie van dominante stereotypen in onze postkapitalistische maatschappij herbevestigen. Ik had niet gedacht dat ik er na mijn studie nog íets aan zou hebben, totdat ik in de supermarkt in Austin stuitte op een pak granola.

Nooit eerder in mijn leven ben ik een conservatievere zak granola tegengekomen. Reactionair is een beter woord. Afgezien van de inhoud, die knapperig vers is en waar verder niets op aan te merken valt, straalt de zak een diep Trumpiaans verlangen naar het verleden uit, toen alles in Amerika nog blank, rolbevestigend en driewerf great was.

De merknaam op de voorkant, Engine 2, verwijst naar de brandweerkazerne direct achter ons appartement, aan Martin Luther King Boulevard, waar oprichter Rip Esselstyn werkte voordat hij zich in de wereld van de voedingsvezels begaf. Deze granola is dus lokaal geproduceerd – en niet ergens in Mexico of China – door eerlijke, all-American farmers en hun familie.

Anders dan veel nieuwerwetse verpakkingen van tegenwoordig is deze zak zonder schaar in één gemakkelijke beweging open te scheuren en toch ook weer hermetisch afsluitbaar middels een onneembare dubbele sluitstrip, zodat de vaderlandse granen langer vers blijven en ongewenste parasieten van buitenaf geen enkele kans hebben.

In alles ademt Engine 2 granola de heroïek van de archetypische Amerikaanse held sinds de terreuraanslagen op de Twin Towers in New York; de brandweerman. Krokante muesli is technisch gesproken veganistisch, maar omdat die term eerder feminiene flauwte dan masculiene kracht oproept, is hij vervangen door het veel virielere plant-strong.

Die stoere, bijna onoverwinnelijke uitstraling wordt nog sterker benadrukt door een portret van Rip zelf op de achterzijde, fit en in vol brandweerornaat, met zijn helm nonchalant onder de arm, een zelfverzekerde blik in de camera en een dichtbegroeide bos grijs haar waar Trump alleen maar van kan dromen. Het enige smetje op het ontwerp is een knipoog-smiley in de R van zijn handtekening, vermoedelijk een halfslachtige poging om ook millennials voor zich te winnen, maar in dit umfeld komt dat over als een nogal nichterige stijlbreuk.

Er zijn diverse varianten op de markt, waarvan sommige zelfs met allerlei vruchten en uitheemse pitten, maar aan deze zak geen polonaise. Plain Jane Granola** (zonder buitenlandse toevoegingen) is doordesemd van traditionele family values: ontstaan in de Republikeinse heteluchtoven van Rips moeder op de familieboerderij en vernoemd naar zijn zuster, wier oer-Amerikaanse recept voor homemade haverkoekjes met applesauce, cinnamon en – vooruit dan maar – maple syrup, op de achterkant van harte wordt aanbevolen.***

Yep!”, schrijft Rip in zijn persoonlijke boodschap op de achterkant van de zak aan zijn clientèle: “Simple and wholesome. The way granola used to be.”

______________________

* Na het succes van de Levi’s-campagne probeerde Nick het nog even in de muziek, onder andere met het door Madonna geschreven Each time you break my heart (1986), dat op mij – net als de Levi’s-commercial – een onuitwisbare indruk heeft gemaakt. Ik was toen net vijftien, maar na een semiotische analyse van de koude grond kwam ik tot de onvermijdelijke conclusie dat Nick net als ik was, alleen oneindig veel knapper. De clip toont Nick van zijn kwetsbaarste kant, als een eenzame efebe in een bijna verlaten cruisebar waar het laatste restje bezoekers langzaam ontwaakt op de tonen van zijn onvaste stemgeluid. Vanzelfsprekend droeg ik in die dagen het betreffende 501 stonewashed model.

** Plain Jane is misschien niet zo vleiend, maar vergeleken met de onthullingen van de afgelopen week over Trumps seksuele intimidatie, aanrandingen en objectificatie van vrouwen is deze karakterisering nog verrassend mild en met enige goede wil zelfs bijna liefdevol te noemen.

*** De VS probeert al jaren tevergeefs het Canadese ahornmonopolie te doorbreken.

Arjen van Lith is journalist en schrijver. Hij debuteerde in 2014 met de verhalenbundel Mijn Snor bij De Harmonie en publiceerde diverse korte verhalen in (literaire) tijdschriften. De meeste maanden van het jaar woont hij in Austin, Texas, waar hij werkt aan een bundeling van de brieven die hij ooit aan zijn kapper schreef, en aan een roman over zijn opgroeien in dorpsmetropool Krommenie.

 

Arjen van Lith

Arjen van Lith (1971) is journalist, schrijver en kunstenaar. Sinds acht jaar woont hij in de Verenigde Staten, eerst in Austin en nu in Pittsburgh, waar hij werkt aan zijn sleutelroman en andere projecten

De ramp met MX17

De hele zomer lang heb ik het feuilleton dat A.F.Th. van der Heijden in NRC schreef, bijgehouden. Keurig uitgeknipt bevinden zich de 60 afleveringen van President Tsaar op Obama Beach nu in een map. Zoals de echte fan betaamt heb ik de oerversie in huis. Het is alleen een moetje geworden, want hoewel ik van zijn oude boeken heb genoten, vallen zijn nieuwe nogal tegen.

Het animo voor het feuilleton was in mijn omgeving erg matig. Er was nauwelijks iemand met wie ik een boom kon opzetten over de zoektocht van fotograaf Natan Haandrikman in Oekraïne in de nasleep van ‘MX17’. Een enkeling was er wel aan begonnen maar al na een paar afleveringen afgehaakt; anderen waagden zich er niet eens meer aan. Ik begrijp dat maar al te goed, want het was ook mij een zware bevalling om elke aflevering op de dag zelf door te worstelen.

In zijn recensie na de laatste aflevering beschreef Marc van Oostendorp het belangrijkste bezwaar als volgt: ‘In sommige opzichten is President Tsaar op Obama Beach mislukt. De schrijver wil te veel (…)’ Van der Heijden wilde na zijn requiemroman Tonio zijn jongestorven zoon nogmaals tot leven wekken in de persoon van Haandrikman, tegen de achtergond van de MH17-ramp. Van der Heijden betrekt daarbij de wereldpolitiek en waagt zich in het laatste deel van het verhaal aan de toekomst, waarin de daders voor het gerecht worden gebracht. Met de ambitie en stof zit het, zoals we van de schrijver gewend zijn, wel goed.

Het is in de eerste plaats de stijl waardoor Van der Heijden van zijn voetstuk valt. Hij heeft altijd bekend gestaan als een schrijver die het waargebeurde door zijn stilistische gaven tot literatuur weet te verheffen. Dit recept werkt in zijn grote cycli, De tandeloze tijd en Homo duplex, maar op een gegeven moment is er de klad in gekomen. President Tsaar is geen feuilleton gevuld met geslaagde stijlbloempjes, zoals van Couperus: de zinnen die mij vroeger moeiteloos inpakten vind ik er niet in terug. Op dit vlak heeft Van der Heijden te veel willen proppen in een te kort bestek. Zijn stijl wordt wisselvallig op de sprintafstand van het feuilleton (en het is maar de vraag of dat in een nieuw boek wel goed komt).

Toen Van der Heijden te gast was in Collegetour noemde hij als leidraad voor de schrijver twee dingen. Het gouden detail, dus de kleinigheden die de lezer bijblijven en resoneren zodra het grote verhaal ter sprake komt (zeg maar de suiker in de jenever). En het onzichtbare skelet, namelijk de aan het oog ontrokken opbouw van een verhaal (ofwel het versneden raamwerk). Vooral dat laatste is Van der Heijden wel toevertrouwd. Zou ik denken. Maar met dit feuilleton is hij daarin niet geslaagd. De afleveringen suggereren weliswaar hoofdstukjes, maar in feite wilde de schrijver net zulke grote lijnen trekken als in zijn romans. Een korte proloog, dan langere hoofstukken, lijkt hij Van der Heijden te hebben gedacht – terwijl de vorm hier een dergelijke indeling in de weg staat. Het grootste deel van het verhaal zijn we bij Haandrikman in Oekraïne, op het laatst schakelen we over op de toekomstige procesgang, om er bij wijze van afhechting nog gauw even een strikje om te doen.

Het resulteert al met al in een onevenwichtige indruk. Het boek dat NRC nu aanbiedt hoef ik niet, zoals genoemd, en ik ben ook huiverig voor zijn volgende boeken. De Helleveeg (deel 5 van De tandeloze tijd) was al geen uithangbord voor de rest van de cyclus, maar met President Tsaar vers in gedachten houd ik mijn hart vast voor Kwaadschiks (deel 6), dat misschien wel volgende maand verschijnt.

 

Marko van der Wal (1989) is opgeleid als classicus, redacteur van Tirade en werkt bij Uitgeverij Van Oorschot. Sinds drie jaar blogt hij bijna wekelijks voor tirade.nu.

Marko van der Wal

Marko van der Wal (1989) is opgeleid als classicus, redacteur van Tirade en werkt bij Uitgeverij Van Oorschot. Sinds enkele jaren blogt hij (onregelmatig) voor tirade.nu.

Bevroren verlangen, de gevangenis van het koningshuis

Het terugkerende Oranje-bashen, een fenomeen uit de media waarin met de regelmaat van eens per 7 maanden een ongerechtigheid in het Koninklijk huis wordt geopenbaard, is een boeiend fenomeen. Om te beginnen heeft niet iedereen door dat er vanuit de wat serieuzere media ook soms op onderbuikgevoelens moet worden ingespeeld. En wat is er dan lekkerder dan dat rijke mensen zich verrijken. Schande! Terwijl dat toch niet echt nieuws is.

Recentelijk ging het om de verkoop van kunst uit de kelders van de Oranjes en een belastingmaatregel die het koninklijk huis compenseerde voor belasting op rente op kapitaal.

Ik voel altijd voornamelijk medelijden wanneer ik aan het koninklijk huis denk. In paleisjes opgesloten en eigenlijk het bezit van de bevolking. Denk aan de droeve ogen van wijlen Claus en je weet hoe het voelt.

In het onnavolgbaar sprankelend, intelligente boek Bevroren verlangen van de Britse historicus James Buchan doet deze een fascinerend onderzoek naar de betekenis van geld.

De monarchie heeft een feodale oorsprong, bezitters van land organiseerden in een wereld waarin geld geen rol speelde de ruil van land met opbrengst. De kolossale banketten van koningen in deze feodale tijd vinden hun oorsprong in de afwezigheid van geld: de opbrengst van wild in het najaar kon niet verkocht, maar moest gewoon geconsumeerd. Tot kotsens toe je opbrengst opeten voordat het verrot. De heer, de bezitter van het land is even als de boer een gevangene van dat land. Geld heeft hen beiden uit die gevangenis bevrijd: de landbezitter kon door de geldeconomie een pachter op zijn land zetten die hem betaalde zodat hij in een stadpaleisje van de luxe kon gaan genieten. De boer hoefde niet meer 10 liter honing, 70 liter melkt etc, maar kon zich specialiseren.

schermafbeelding-2016-10-13-om-09-43-36Geld is ook nu voor het koningshuis een ontsnapping aan hun gebondenheid aan het land. De veertiende eeuwse Engelse dichter William Langland dichtte

Relatifs indirect recceth thei neuere
Of the course of the case so they cacche suluer

(Indirecte verwanten laten zich niets aan de zaak zelf gelegen liggen, zolang ze maar geld kunnen krijgen.)

Zo bezien is het verkopen van kunst, inderdaad zonder veel kennis, een symbolische handeling, is het de schreeuw waarmee deze royalties zich uit de verstikkende bezittingen trachten te bevrijden. Geld het voertuig naar vrijheid.

Het onderwerp van het schilderij is dan wel weer mooi. Waar zie je de intense zich naar vrijheid kerende blik, de wil onder de verscheurende klauwen van predatoren uit te komen sterker vastgelegd dan in de oogopslag van dit benarde dier. Hebben de Oranjes een gecodeerd bericht afgegeven?

‘Bevrijd ons , bevrijd ons toch!’

Foto van Menno Hartman
Menno Hartman

Menno Hartman (1971) is uitgever bij Van Oorschot.

Dunning-Kruger

Wanneer je je lange tijd toelegt op het leren van iets moeilijks – zoals het schrijven van romans, het leren van een vreemde taal of de beginselen van Aikido – dan zijn er momenten in je leerproces waarop je heel even voelt dat je het allemaal begint te begrijpen. Nu, denk je dan, sta ik boven de stof. 

Zo’n moment wordt in mijn ervaring altijd en vrijwel onmiddellijk gevolgd door een bijna verlammend besef van hoe weinig je eigenlijk weet en kunt. De zestien jaren die ik nu in het Aikido geinvesteerd heb leerden me dat dit besef het gevolg is van het voorlopen van je vermogen je eigen functioneren te bekijken op het feitelijke niveau van je vaardigheden.

Het leek me een voorwaarde voor groei: als je niet weet wat je nog fout doet dan kun je ook niet beter worden.

Door een Youtubefilmpje van John Cleese kwam ik erachter dat dit principe een omgekeerd dunning-krugereffect is. Het effect zelf is volgens Wikipedia: “…een psychisch verschijnsel. Het treedt op bij incompetente mensen die juist door hun incompetentie het metacognitieve vermogen missen om in te zien dat hun keuzes en conclusies […] verkeerd zijn.”

Hoewel Cleese het effect aanhaalt om te laten zien hoe oenen niet doorhebben dat ze oenen zijn, zou ik er een andere boodschap uit willen distilleren. Soms kom je ze namelijk tegen: de gelukkigen die kennelijk niet aangeslagen zijn door dat steeds terugkerende gevoel van het – nog lang niet – kunnen. Gelukkigen die in principe dezelfde vaardigheden hebben als anderen, maar door een soort spontane mutatie niet gehinderd zijn door, of blijven hangen in ervaren ontoereikendheid. In frustratie.

Dat zijn de hoogvliegers. Ze zullen sneller beter zijn in alles wat ze ondernemen omdat ze frustratie kunnen verdragen. __________________________________________________________

Optie 8Gilles van der Loo (Breda, 1973) was redacteur van Tirade. Sinds 2010 publiceerde hij online en in diverse bladen. Hij schreef de verhalenbundel Hier sneeuwt het nooit en de roman Het laatste kind. Op 23 oktober van dit jaar verschijnt zijn nieuwe roman Het jasje van Luis Martín.

 

Foto van Gilles van der Loo
Gilles van der Loo

Gilles van der Loo (Breda, 1973) is schrijver, schrijfdocent en journalist. Hij was redacteur van Tirade en zijn fictie verscheen online en in de bladen. Bij Van Oorschot publiceerde hij de verhalenbundel Hier sneeuwt het nooit (nominatie Academica) en de romans Het laatste kind, Het jasje van Luis Martín en Dorp (nominatie Boekenbon- en Librisprijs). Nu in de winkel: de roman Café Dorian.

Therapie (2): meppen, je armen voelen en wakame gooien



Twee mannen staan tegenover elkaar in een bos. Laten we zeggen dat de ene man een therapeut is en de andere man een cliënt. De ene man zegt tegen de andere man: ‘wat voel je?’
De andere man zegt: ‘waar?’
‘Je armen’
‘In mijn armen?’
‘Ja. Voel je dat?’
De man die zijn armen moet voelen, denkt na. Probeert te voelen. Het waait in het bos. Bladeren ritselen, er valt een takje naar beneden.
‘Ja man,’ roept de man die zijn armen moet voelen uit, ‘ik voel het man!’

*

In de eerste aflevering van Volgens Robert slaat de huisarts Robert Finkelstein eerst een strijkplank doormidden en dan zijn vrouw Jacqueline voor haar gezicht. Twee keer. Jacqueline heeft het daarvoor over een vakantie in Noorwegen. Iets met fjorden en op een boot varen om walvissen te kunnen zien. Daarna haalt Robert uit. Jacqueline kijkt verbouwereerd, zegt: ‘Je gaat in therapie. Maar eerst ga je een nieuwe strijkplank kopen.’
In het volgende shot staat Robert met de gebroken strijkplank in de Blokker. In een rij met mensen die net als hij – en ik – waarschijnlijk wel eens zin hebben om hun vuist in iemands gezicht te planten, een gordijn van de rails te trekken of iets kapot te gooien.

*

strijkenIk ben op een feestje in Amsterdam en vertel aan twee meisjes over de man die naar het bos gaat om daar zijn armen te voelen. Ik zeg dat ik ook zoiets wil. Ik denk aan de mensen die ik afgelopen week sprak. Ze zeiden dingen als: ‘je moet gewoon bier drinken’, ‘je kunt naar een haptonoom, maar die raakt je ook aan’, ‘je moet niet in een traject terecht komen’. De meisjes en ik staan op een balkon en kijken uit over een grachtje. Aan de overkant is een hotel, waar mensen steeds vergeten de gordijnen dicht te doen. Een vrouw ligt in zwarte lingerie op haar buik op het bed. Ze heeft haar benen in de lucht. Ze is alleen, maar het lijkt of ze op iemand wacht. Een haptonoom legt haar hand op je rug en vraagt je te voelen, vraagt je dieper te graven dan waar je in je hoofd bent.

*
We leven allemaal volgens patronen. We herkennen ze of we herkennen ze niet. Als we ze niet herkennen komt het tot een ontploffing. Het valt alleszins mee met de man die in een bos staat te schreeuwen dat hij zijn armen voelt. Ik probeer me in hem te verplaatsen als ik in bed lig. Maar een bed is geen bos en er is niemand om aan me te vragen hoe mijn armen voelen of om een hand op mijn rug te leggen.

*

Robert wordt door Jacqueline de laan uit gestuurd en hij komt niet meer terug. Tussen het moment van zijn vertrek en niet meer terug komen, gooit hij een baksteen door een ruit, gaat hij in therapie bij een vrouw die zelf ook in therapie zou moeten en veel te veel drinkt, koopt hij een midlifecrisis-bontjas en wipt hij met een minstens twintig jaar jonger meisje. Hij zegt dat hij zich vrij voelt. Hij huilt en schaamt zich als hij een banaan eet.

*

Je moet naar de kreukels blijven kijken en blijven strijken. Je moet die plank heel houden. Van overhemden, blouses en shirts dient de stof recht te zijn. Keurig. Bij keurig hoort niet je vrouw voor haar gezicht meppen. Of een bakje wakame, Japans zeewier, tegen een muur smijten – iets wat ik een aantal maanden geleden deed. Dank god voor het gradatieverschil tussen de klap en het zeewier, maar toch, als ik terug denk aan dat moment van gooien, denk ik aan die man in dat bos. Aan de armen en hoe dat voelt. Hoe het voelt als het echt voelt, bedoel ik: in je lichaam. Dat je spieren stijf trekken en dan loslaten, dat alles stroomt en warm is, dat je weet waar die stroom voor staat.

wakame

lisa-weedaLisa Weeda (1989) schrijft, maakt literair programma bij Mooie Woorden in Utrecht, is co-host bij de literaire podcast Ondercast, geeft les en workshops. Haar werk verscheen onder meer in Das Magazin, De Titaan, op De Optimist en Hard//Hoofd. Lisa is onderdeel van het Slow Writing Lab, het talentenprogramma van het Nederlands Letterenfonds. In november verschijnt haar chapbook ‘De benen van Petrovski’ bij Literair Productiehuis De Wintertuin.

Foto: Masha Bakker

Pussygate

 

Eén van de paradoxen van het vak van journalist is dat hij, de journalist dus, intens plezier in zijn werk heeft wanneer er ergens onverwacht iets afschuwelijks gebeurt. Terwijl de rest van de wereld zich in shock voor de buis verdringt, beleeft hij zijn finest hour.

Zelf voelde ik een diepe, onvergetelijke voldoening op 2 november 2004, na een geslaagde reportage over de moord op Theo van Gogh. In de intercity vanuit Hilversum terug naar huis sidderde ik nog na van de opwinding, terwijl een bitter mengsel van kantinekroketten en filterkoffie zich een weg door mijn spijsverteringskanaal vrat en langzaam langs mijn gespannen kringspier in mijn onderbroek sijpelde. Dit is waar je het voor doet.

Eerder vandaag was ik bezig met een stukje over mijn ontmoeting met een Texaanse oorlogsveteraan, maar net toen ik bijna klaar was, brak het nieuws over de seksuele vuilspuierij van Donald Trump, die – nota bene op video – in 2005 aan het kleine neefje van George W. Bush had toevertrouwd dat hij vrouwen graag bij de poes grijpt.

In mijn jaren bij Het Nieuws heb ik genoeg naïviteit verloren om te weten dat dit verhaal niet op zichzelf staat. Dit is zo’n dag waarop journalisten klaarkomen. Dit is ook zo’n dag waarop ze als pionnen in een veel groter schaakspel over het bord worden geschoven. Er speelt meer, durf ik te stellen, al heb ik nergens bewijzen voor.

Wat nu volgt is zuiver complotdenken.

Afgelopen dinsdag meldde Julian Assange, oprichter van de ooit heldhaftige klokkenluiderswebsite WikiLeaks, dat hij nieuwe, schadelijke informatie over Hillary Clinton zou publiceren. Assange haat Hillary Clinton. Van de zomer bracht WikiLeaks een reeks gehackte e-mails van de Democratic National Committee naar buiten waaruit het vermoeden rees dat het comité Bernie Sanders, Clintons linkse concurrent in de Democratische voorverkiezingen, de voet dwars had gezet. Amerikaanse speurneuzen vermoedden toen al dat Russische geheime diensten achter de hack zaten. Niet toevallig beschuldigde de regering Obama Rusland vanochtend officieel van de computerinbraak. Die beschuldiging, waarvan de timing ongetwijfeld is afgestemd met de Clinton-campagne, legde de basis voor de rest van de dag.

Vanmiddag had de Washington Post – vanaf het begin fanatiek pro-Clinton – de poezenprimeur over Trump, inclusief belastend videomateriaal. De scoop zorgde voor nog een noviteit in deze campagne: knarsetandende excuses van Donald Trump. Tot nu toe is het nog volstrekt onduidelijk wie o wie de krant aan die beelden heeft geholpen…

Een paar uur later publiceerde spuit elf WikiLeaks een nieuwe lading gehackte e-mails, ditmaal van en aan John Podesta, de campagneleider van Hillary Clinton, met daarin onder meer een samenvatting van de toespraken die zij een paar jaar geleden voor veel geld bij Morgan Chase en andere banken had gehouden. Sinds Clinton haar campagne begon, hangen die speeches als een zwaard van Damocles boven haar hoofd. Ze zouden aantonen dat ze aan de leiband van het grote geld loopt. Overigens is in die samenvattingen op het eerste gezicht weinig wereldschokkends te vinden, maar dat maakt nu weinig uit. Nu heeft toch niemand het er meer over.

Dit hele circus voltrekt zich nog geen twee dagen voordat het volgende debat tussen Trump en Clinton van start gaat. Volgens geruchten heeft the Donald onder normale omstandigheden al de grootste moeite om zijn kop langer dan een half uur bij één en hetzelfde onderwerp te houden, dus op een gedegen voorbereiding hoeft niemand meer te rekenen. Hij heeft het nu veel te druk met counterpunchen, terwijl Hillary alvast de volgende kick in the dick voorbereidt.

In deze strak geregisseerde mediastorm zou je bijna vergeten dat er ook nog een échte orkaan over Amerika raasde.

______________________

Kent u toevallig een potentiële Trump-stemmer? Download dan hier uw eigen Make America Sane Again ansichtkaart, stuur ‘m naar een Trump-supporter in uw kennissenkring en houd Donald Trump uit het Witte Huis.

Arjen van Lith is journalist en schrijver. Hij debuteerde in 2014 met de verhalenbundel Mijn Snor bij De Harmonie en publiceerde diverse korte verhalen in (literaire) tijdschriften. De meeste maanden van het jaar woont hij in Austin, Texas, waar hij werkt aan een bundeling van de brieven die hij ooit aan zijn kapper schreef, en aan een roman over zijn opgroeien in dorpsmetropool Krommenie.

 

Arjen van Lith

Arjen van Lith (1971) is journalist, schrijver en kunstenaar. Sinds acht jaar woont hij in de Verenigde Staten, eerst in Austin en nu in Pittsburgh, waar hij werkt aan zijn sleutelroman en andere projecten

Van de ene taal in de andere – en terug

Om de tijd door te komen begonnen we, mijn reisgenoot en ik, een vertaalspelletje op het terras tussen de olijfbomen. Aan mij de taak om een buitenlands boek te kiezen uit de kast van de communale lodge waar we verbleven. De keuze was beperkt, zeker doordat ik geen zin had in Duits. Ik kwam terug met Chuck Palahniuks roman Choke. Nooit gelezen – hij ook niet trouwens – maar ik ken wel zijn korte, rauwe stijl van Fight Club.

We begonnen bij het begin maar gewoon te vertalen, a prima vista, zonder voorkennis van het verhaal. Wisten wij veel waar we in terecht zouden komen. Meteen al de eerste zin maakte onze tongen los: ‘If you’re going to read this, don’t bother.’ Want los van hoe dit precies te vertalen, bevindt deze openingszin zich ergens tussen de gelatenheid van Melvilles ‘Call me Ismael.’ en Dostojevski’s zelfontkennende proloog bij De broers Karamazov. Zou het mogelijk zijn de rest van het boek te typeren aan de hand van alleen de eerst zin? Charles Bukowski zong ergens in ons achterhoofd rond: don’t try!

Waar we op uitkwamen (‘Als je dit gaat lezen, vergeet het maar’?) weet ik niet exact, maar dat doet er ook niet toe. We zochten naar spreektaligheid om de nonchalance van het Engels, zoals ‘Get out while you’re still in one piece’, weer te geven. Inclusief gehakketak over hoe, wat en waarom waren we met de eerste pagina (toch wel 60 woorden) al gauw een half uur zoet. Toen kwamen er anderen bij ons zitten.

Later kwam dezelfde vriend met een ander spel, meer een raadsel. Hij mailde drie versies van een socialistisch dichtwerk van Herman Gorter, met daarbij de vraag of ik kon raden welke de echte was. Ik dacht dat ik goed in m’n Gorter zat, en na het lezen en herlezen van de Mei wel een beetje gevoel had ontwikkeld voor zijn taal. Niets bleek minder waar. De andere twee waren zijn Nederlandse vertalingen op basis van, let op, de Duitse vertaling van Gorters werk door Max Koblinsky. Ik vond de verschillen tussen de drie eigenlijk miniem, zo liet ik hem weten. Maar hij schreef uit voorzorg onverbiddelijk: ‘eventuele nieuwsgierigheid naar het juiste antwoord (Google is ook mijn beste vriend) te beteugelen.’

Was het maar weer vakantie.

 

Marko van der Wal (1989) is opgeleid als classicus, redacteur van Tirade en werkt bij Uitgeverij Van Oorschot. Sinds drie jaar blogt hij bijna wekelijks voor tirade.nu.

Marko van der Wal

Marko van der Wal (1989) is opgeleid als classicus, redacteur van Tirade en werkt bij Uitgeverij Van Oorschot. Sinds enkele jaren blogt hij (onregelmatig) voor tirade.nu.

Tirade x De Nieuwe Garde

 

Mooi nieuws! Vanaf nu werkt Tirade samen met De Nieuwe Garde, om aanstormende essayisten begeleiding en een podium te bieden.

De Nieuwe Garde selecteert veelbelovende essays (je kunt inzenden!) en zoekt voor de inzenders een passende mentor bij een van de partnertitels – andere partnertitels zijn onder meer Das Magazin, De Gids, De Nederlandse Boekengids, De Optimist en Ons Erfdeel.

Check de website van De Nieuwe Garde voor het hoe & wat. De redactie van Tirade kijkt uit naar mooie essays en een fijne samenwerking!

 

729beff9

Metafiziese jazz

Hoe kan toch muziek opklinken uit tekst? Er zijn musici of componisten die je leert kennen doordat een schrijver of dichter over ze schrijft. Ik leerde Robert Schumann pas echt kennen door de gedichten van Erik Menkveld. Haruki Murakami’s Kafka on the Shore bracht Beethovens Ghost Trio in mijn afspeellijsten. Ik heb letterlijk honderden keren Mozart’s Requiem gedraaid nadat ik las dat Jean Genet eigenlijk altijd Mozarts Requiem luisterde als hij schreef. (Dat is nog eens iets anders dan Vestdijks stofzuiger. Arme ziel.) Het Ave Verum ken ik als zo velen van Bij nader inzien, van Voskuil. Met dichtgeknepen neus te citeren: ‘Moeten we nu altijd dat verdomde Ave Verum draaien?’

In Jonathan Coe’s The Rotters Club speelt The Lark Ascending van Vaughn Williams een rolletje. Het was de eerste keer dat ik überhaupt van die componist hoorde. Een belangrijke ontdekking voor mij was door de proloog van James Agee’s A Death in the Family (knap vertaald door Nele Ysebaert en door van Oorschot uitgegeven: lees dat boek) de dromerige proloog heet Knoxville, summer of 1915 en is geweldig getoonzet door Samuel Barber, de grote Amerikaanse componist, die je waarschijnlijk verder alleen kent van het grote adagio for strings dat op de begrafenis van Kennedy gedraaid werd, en eigenlijk op elke belangrijke begrafenis in de VS daarna.

‘Eric Dolphy’ is de titel van een gedicht van Campert. Toen ik het las kende ik de artiest niet. Nadat ik het gelezen had heb ik jarenlang Dolphy gedraaid, en ik doe dat op dit moment ook. Het gedicht staat in Campert Compact.

Niet omdat Campert de kwaliteit van zijn muziek in dat gedicht beschrijft, overigens:

Het staat vast
dat alle mensen sterven
maar van alle mensen het eerst
de jazzmusici

[…]

Dolphy bleef in Europa, zoals hij zijn kameraad Charles Mingus had gemeld, maar niet omdat zoals hij zei hij wat teleurgesteld was in Amerika, maar omdat hij in een stomme diabetische coma geraakte, die mogelijk door de Berlijnse artsen voor een overdosis werd aan gezien. Tragische levens, Dolphy werd 36. (Luister bijvoorbeeld zijn Feathers, van Out There eens, of eigenlijk gewoon die hele LP steeds weer…)

Campert en jazz is misschien bijna een cliché. Maar de uitvoering van zijn ‘Lamento’ met het kwartet van Benjamin Herman van afgelopen dinsdag in de Rode Hoed  zal niemand daar aanwezig licht vergeten. Ik zag mensen met tranen op de wangen.

Hier een eerdere uitvoering:

Hier gebeurt iets. Iets als bij Paul van Ostaijen, een van Camperts grote voorbeelden: bijna Metafisieze jazz

Foto van Menno Hartman
Menno Hartman

Menno Hartman (1971) is uitgever bij Van Oorschot.

Een dochter

Petra met de krulletjes lichtte ons voor over de laatste weken, en zoals altijd als B en ik bij de vroedvrouw zijn bekroop een loden slaperigheid me: een zware jas die zich tot aan mijn neus dichtritste.

Mijn benen wogen elk een ton en als ik niet zo sloom geworden was door de warmte in de groenpastellen ruimte had ik me zorgen kunnen maken over de draagkracht van de IKEA-stoel waarop ik zat.

B luisterde aandachtig. Ik begrijp niet hoe ze dat opbrengt, helemaal omdat je van de vroedvrouw altijd een A4-tje meekrijgt waarop exact staat wat ze je net heeft verteld. Terwijl ze voorlicht verwijst ze er al naar.

‘Maar dat staat ook allemaal op het formulier dat ik jullie straks geef,’ zegt ze dan.

En ik, beklemd door mijn steeds verder vernauwende bewustzijn, denk: Geef hier, dat ding. Dan kunnen we allemaal naar huis.

Gelukkig was Nadim mee, die meestal als een kleine satelliet van zijn vader precies datgene doet wat ik zou willen doen, maar niet kan vanwege de slopende sociale wenselijkheid van alles. In dit geval was het: me keer op keer met een aanloop op een kevervormige poef werpen tot B het me verbood, en daarna uit wraak de stethoscoop van de vroedvrouw gappen.

Na een eeuwigheid brak het moment aan dat het allemaal goed maakt: we mochten het hartje van onze dochter horen. Haar hartje klinkt als het begin van een vijfenveertigtoerenplaat waarin twee krassen vlak opeen zitten. Steeds verwacht ik muziek.

Wie ben je, denk ik dan. Naar wiens hart luister ik hier?

Ik heb altijd een dochter gewild. Heb er zelfs nooit rekening mee gehouden dat ik een zoon zou kunnen krijgen. Inmiddels draait Nadim alweer vijf jaar met B en mij mee, en is hij iemand gebleken die ik nooit had willen missen.

We namen afscheid van Petra met de krulletjes, en ik vroeg me af waarom ik me zo gruwelijk onvoorbereid voel voor het krijgen van een dochter. Alsof dit mijn eerste kind gaat worden.

Alsof ik voor een volle zaal in moet vallen bij een mij onbekende band, en de muziek op het punt staat te beginnen.

__________________________________________________________

Optie 8Gilles van der Loo (Breda, 1973) was redacteur van Tirade. Sinds 2010 publiceerde hij online en in diverse bladen. Hij schreef de verhalenbundel Hier sneeuwt het nooit en de roman Het laatste kind. Op 23 oktober van dit jaar verschijnt zijn nieuwe roman Het jasje van Luis Martín.

 

Foto van Gilles van der Loo
Gilles van der Loo

Gilles van der Loo (Breda, 1973) is schrijver, schrijfdocent en journalist. Hij was redacteur van Tirade en zijn fictie verscheen online en in de bladen. Bij Van Oorschot publiceerde hij de verhalenbundel Hier sneeuwt het nooit (nominatie Academica) en de romans Het laatste kind, Het jasje van Luis Martín en Dorp (nominatie Boekenbon- en Librisprijs). Nu in de winkel: de roman Café Dorian.

Jij bent echt zo iemand die…

H. zag eruit als iemand die altijd pijn had, ik denk dat hij altijd pijn had. Hij rook naar marihuana en hield zich vast aan dingen; tafels, de rand van een bar, zijn fiets. Muren. Hij lachte veel en graag maar nooit hard of lang. Waar zit het, vroeg ik me af, zijn het zijn botten, is het zijn hoofd? Maar vragen deed ik het niet, dat doe je niet, zeggen dat iemand eruit ziet alsof hij altijd pijn heeft. Bovendien kende ik hem helemaal niet. We kwamen elkaar gewoon af en toe tegen en dan zeiden we ‘hallo’ en gingen we ons weegs, ik heb ‘m al jaren niet gezien omdat ik verhuisd ben.

Ik herinner me de keer dat iemand tegen mij zei dat ik eruit zag alsof ik me teveel zorgen maakte. Dat klopte, maar hoefde niet noodzakelijk verbaal benadrukt te worden, de volgende zin die mijn gesprekspartner uitte was uiteraard ‘heb je wel eens aan yoga gedacht’ en daarna ‘ik ken een goede psycholoog’ en vervolgens heb ik me dagenlang zorgen gemaakt over het feit dat mensen vinden dat ik eruit zie als iemand die zich teveel zorgen maakt.

Ook leerde ik dat ik eruit zie als een veganist, een ‘radicaal lesbienne’, een typische kleuterleidster, een anorexiapatiënt, een jongen, een ballerina, een slet, een hippie, een christen, een arrogante bitch, als iemand die te onzeker is, een Turk, een Française, een knaagdier (meerdere malen overigens, deze doet een beetje pijn), de stagiaire, de mooiste vrouw van de kroeg, de lelijkste chick van Amsterdam Zuid-Oost en omstreken.

Needless to say maak ik me tegenwoordig niet meer zoveel zorgen als iemand zegt dat mijn uiterlijk hem/haar doet denken aan galleriehoudsters of crackhoeren (ik maak een uitzondering voor dat knaagdier, wat is dat toch), maar wel vraag ik me vaak af wat mensen toch beweegt tot het mededelen van zo’n eerste observatie. Ergens in je kindertijd wordt je toch geleerd dat het niet oké is om midden in een gesprek ineens te roepen ‘jij bent zeker al honderd jaar!’ of ‘waarom steekt er een haar uit je kin!’?

‘Dat overkomt vrouwen vaker dan mannen,’ zei een vriendin een keer over dit euvel. Is dat zo? Een tijd geleden vroeg ik aan mannen of zij dit ook ervoeren, dat mensen bijvoorbeeld tegen ze zeggen dat ze er echt uitzien als een ratje (godverdegodver) of een, weet ik veel, houthakker en ze gaven geen antwoord maar zeiden dat ik me niet druk moest maken om dat soort dingen, en dat doe ik helemaal niet, ik ben er inmiddels verwonderd over, maar denk wel dat vrouwen iets te vaak horen dat ze zich druk maken terwijl bij mannen automatisch aangenomen wordt dat ze ergens een interesse voor hebben opgevat (slag-om-arm-alarm).

Enfin, gisteren zag ik H. ineens voorbijkomen, in een andere stad nog wel. Hij liep veel rechter op dan ik me kon herinneren en de scherpe lijnen rond zijn mond waren zachter. Bijna had ik hem op zijn schouder getikt en gezegd: man, wat zie je er goed uit, wat is er met jou gebeurd.

Wat natuurlijk even erg was geweest, zo niet erger, dan wanneer ik hem vroeger in het voorbijgaan had gevraagd of hij altijd pijn had, en waar dan.

Gelukkig werd ik gered door het feit dat ’t H. niet was, ik zag dat net op tijd, liet vlak achter zijn rug met mijn hielen een rubberspoor op de stoep achter en trippelde in een soepele beweging even een zijstraatje in, waar ik me verschool in een muizenhol.

roos-van-rijswijk-foto-irwan-droog-kleinRoos van Rijswijk is redacteur van Tirade. Ze publiceerde proza in diverse tijdschriften en de roman Onheilig (Querido, 2016).

Foto van Roos van Rijswijk
Roos van Rijswijk

Roos van Rijswijk is redacteur van Tirade. Ze publiceerde proza in diverse tijdschriften en de roman Onheilig (Querido, 2016).

Therapie (I) – shut the fuck up, you middle aged something or others

In het eerste seizoen van de legendarische MTV realityserie The Osbournes gooit Sharon Osbourne een hele ham en een aantal bagels, zo hop, over het hek, de tuin van de buren in. Sharon vindt dat hun muziek te hard staat. Na een kort gesprek aan de deur – “shut the fuck up, you middle-aged something or others” – lijkt het gooien van voedsel voor de vrouw van heavy-metal legende Ozzy Osbourne de enige oplossing. Sharon neemt een aanloopje en werpt. Ze is klein, haar lichaam is knokig en beschikt over kippenkracht, maar na die aanloop liggen de ham en de bagels wel op het gazon van de mensen die naast hen wonen. De camera volgt de hele beweging, zoomt uit, zweeft het hek over, zoomt in op de bagels en de ham. Er wordt terug gesneden naar het gezicht van Sharon. Ze haalt haar schouders op en zit even aan haar kortgeknipte, rood geverfde haren.

*

We hebben bier en wijn op. De Brusselse kroeg is rumoerig. Mensen dansen op oude R&B hits. De barman knipt de lichten aan en uit op het ritme van de muziek. Donker, licht, donker, licht. De mensen juichen. Ik ben een weekend in Brussel met leeftijdsgenoten. Afgelopen zomer waren we twee weken op schrijfresidentie in Parijs. Mijn verkering is net uit en ik wil mijn ouders er de schuld van geven. Zoals ik ze al jaren de schuld geef van de rommel die ik maak.
‘Ben je in therapie,’ vraagt een collega-schrijver met wie ik aan tafel zit.
‘Nee,’ zeg ik, ‘ik geloof er niet in.’
Ik pluk aan mijn bierviltje.
‘Ik ga wel. En soms huil ik dan gewoon heel veel.’
‘Ik huil niet,’ zeg ik, ‘ja, soms. Onder de douche.’
‘Je schrijft niet veel over persoonlijke dingen.’
Ik schud mijn hoofd, zeg dat ze ongelijk heeft en sla gecontroleerd met mijn vuist op tafel. Ze kijkt me aan of ik een aangereden hert ben. Mijn keel is droog. We bestellen meer bier, we drinken om te kunnen praten.

*

Als ik denk aan mijn schrijven in combinatie met mijn ouders, denk ik aan Sharon Osbourne en het moment dat zij die ham over de schutting gooit – de bagels was ik alweer vergeten, die heb ik moeten Googelen. Ik gooi, zij zijn de ham. De buren het publiek. Het is onvermijdelijk dat er een keer een verhaal verschijnt waarin mijn vader en moeder een grote rol spelen. Voor mij als onderzoekend schrijver is er een onontgonnen goudmijn aan informatie en feitelijkheden. Ik voel het aan alles. Hun ontmoeting is prachtig: mijn vader opent stiekem de deur van de kroeg voor mijn moeder, die eigenlijk niet meer naar binnen mag; ze beginnen samen een antiquariaat dat de eerste economische crisis niet overleeft; mijn vader verliest zijn vader als hij vierentwintig is, een avond na de finale van de Champions League.

laundramat-neon

Je zou de ham van Sharon kunnen zien als metaforische vuile was. En die vuile was, is dan het schrijven over mijn ouders. Een gebied met een groot hek eromheen, een Area 51, geblurred op Google Maps. Maar, om maar antwoord te geven aan mijn collega-schrijver: als ik achter mijn bureau zit en schrijf, zie ik de verhalen waarin mijn ouders voorkomen gewoon als de kleren zelf. Ik ben bang, maar op hetzelfde moment onbevreesd om over hen te schrijven. Anekdotes en situaties worden stukken stof die ik aantrek om vervolgens mee naar buiten te lopen, de straat op. Ondergoed, een jeans, een blouse en een bomberjack; ik toets ze in de wereld waarin ik rondloop, waarin ik iets te vertellen wil hebben. Ik houd de gebeurtenissen tegen het licht. Het zijn kledingstukken waarin ik zweet, waar ik eten op mors, waarin ik me comfortabel of ongemakkelijk voel. Er komt een extra laagje op naarmate ik ze draag, ze zich perfect om mijn lichaam wikkelen. Wat niet lekker zit, laat ik in de kast liggen. Als ik de kleren uittrek, ontdoe ik me van de verbinding tussen mijn lichaam en de stof. Ik loop weg van mijn bureau. Ik print de tekst uit. Ik kijk naar de kleren als ik ze in de machine doe. Ik zie hoe het textiel ronddraait tussen het water en het wasmiddel. Ik zie hoe alles weer schoon wordt. Mijn schrijven is in iets wonen, iets dragen en er dan van een afstand weer iets afhalen. De redactie is de wasbeurt. Ham gooien, strak in de camera kijken en mijn schouders ophalen. Dat is therapie.

—-

lisa-weedaLisa Weeda (1989) schrijft, maakt literair programma bij Mooie Woorden in Utrecht, is co-host bij de literaire podcast Ondercast, geeft les en workshops. Haar werk verscheen onder meer in Das Magazin, De Titaan, op De Optimist en Hard//Hoofd. Lisa is onderdeel van het Slow Writing Lab, het talentenprogramma van het Nederlands Letterenfonds. In november verschijnt haar chapbook ‘De benen van Petrovski’ bij Literair Productiehuis De Wintertuin.

Foto: Masha Bakker

Op campagne (2)

GOP 2016 Trump

Terwijl u dit leest, vlieg ik ergens over de Atlantische Oceaan op weg naar Austin, Texas, waar ik voor Tirade op onregelmatige basis verslag zal doen van de eindstrijd om het Amerikaanse presidentschap tussen Donald Trump en Hillary Clinton.

Verwacht geen onpartijdige journalistiek, daar brand ik me niet aan. Ik ben niet van plan om mijn voorkeur voor Clinton onder stoelen of banken te steken, tenzij dat me in onmiddellijk levensgevaar brengt. Met Trump op het stembiljet is Texas plotseling een mogelijke swing state geworden, en hoewel ik zelf niet stemgerechtigd ben, zal ik er alles aan doen om Clinton het laatste zetje te geven. Aan mij zal het niet gelegen hebben.*

Ik weet nog niet of ik er de ballen voor heb, maar voor het geval ik tóch ergens embedded ga, heb ik gisteren bij de dumpstore op de Kinkerstraat een camouflage- afritsbroek en bijpassend jasje gekocht, dat ik direct na aankomst in Austin door een dikke** Mexicaanse kleermaakster laat tailleren. Gouden koop, want met een legeroutfit kom je overal binnen: bij dakloze veteranen, racistische rednecks, Gold Star Families en – met de juiste bril en schoenen – zelfs veganisten.

Nogmaals, deze trip naar Austin is niet zonder risico. Trump heeft de Second Amendment People opgeroepen in actie te komen bij winst voor Hillary. Rellen in de straat zijn niet denkbeeldig. Het blijft wel Texas, met Open Carry Laws. Ik ben minder wendbaar dan vroeger, maar toch doe ik het. Voor u, zodat u het zelf niet hoeft te doen.

______________________

* Zie Op Campagne (1) elders op dit blog.

** Dik, maar toch zónder kont. Ik wil niet generaliseren, maar er bestaat wel degelijk zoiets als een Mexicaans silhouet.

Kent u zelf een potentiële Trump-stemmer? Download dan hier uw eigen Make America Sane Again ansichtkaart, stuur ‘m naar een Trump-supporter in uw kennissenkring en red de wereld!

Arjen van Lith is freelance journalist, parttime activist en schrijver. Hij debuteerde bij De Harmonie met de verhalenbundel Mijn Snor. De meeste maanden van het jaar woont hij in Austin (Texas), waar hij werkt aan een bundeling van de brieven die hij ooit aan zijn kapper schreef, en aan een roman over zijn opgroeien in dorpsmetropool Krommenie.

Arjen van Lith

Arjen van Lith (1971) is journalist, schrijver en kunstenaar. Sinds acht jaar woont hij in de Verenigde Staten, eerst in Austin en nu in Pittsburgh, waar hij werkt aan zijn sleutelroman en andere projecten