[…]
Bevrienden is niet iets
van overdaad maar
iets van
pauze.
Het is de stilte die
de toon bepaalt. Ook
van het eskimo
lied.
Judith Herzberg, ‘Opmaat’, uit: Zeepost
Veel gedichten nam ik hap snap tot me, vanuit een bloemlezing, tijdens het tandenpoetsen voor mijn poëziekast, of nalezend als ik er ergens over geschreven zag, grasduinend in bundels. Maar tegenwoordig lees ik graag verzameld werken van kaft tot kaft. (Dichter K.M. leest poëziescheurkalenders steeds in een middagje achter elkaar uit, vertelde hij me eens.) Dat heeft grote voordelen, in het oog springend natuurlijk de ontwikkeling van de dichter, jeugdfrivoliteit voor ingeklonken wijsheid, gelegenheidswerk netjes ertussendoor. Een autobiografie in gedichten, beter samengevat vind je een leven nooit.
Nu ben ik op blz. 523 van de Verzamelde gedichten van Ida Gerhardt beland, in een week of twee. Gerhardt kende ik voornamelijk van de paar bekende hoogtepunten. Het is een mooie ervaring nu zo’n compleet oeuvre weg te kauwen.
Het bondgenootschap
Wie zelf de wijde wateren is gewend
laat zwijgend de ander in zijn element.
Men groet elkaar met de ogen. In de Lekbocht
heb ik als kind een visotter gekend.
Na een bladzijde of vierhonderd meende ik – naast bewondering voor de ingeklonken betekeniskracht van deze poëzie en de rijke bijna Shakespeareaanse syntaxis – vooral een gebrek aan humor te ontwaren. Een lachebekje was ze niet, deze Ida. Maar ook daar ben ik niet meer zeker van. Hoewel ik niet denk dat bovenstaand gedicht per se grappig bedoeld is, sluit ik niet uit dat de schaterlach die het me gisteravond ontlokte helemaal niet tegen Ida’s wens zou zijn geweest. Je kunt een mens niet meer nabij komen dan door haar verzameld werk te lezen en deels te doorgronden. Ik vind haar een bijzonder mens . Ze heeft minder geweldige gedichten geschreven dan Vasalis, ze mist de raadselachtige diepte van Leopold, maar er staat nauwelijks een slecht gedicht in deze dikke bundel, en ze maakt de lezer vertrouwd met een aantal heel geweldige thema’s, dat van het leraarschap, de terugkerende mystiek van ‘de bron’, de ‘wel’, en een heel fraai heel ferme en bondig geformuleerde liefde voor haar M, haar vader, haar zus, de klassieken, Leopold, en vooral: de natuur en de seizoenen. Dat is geloof ik haar grote kracht. Niet gering! Je kunt, met andere woorden niet blijven citeren uit dit werk, je kunt het wel steeds blijven lezen.
De dageraad
Ik zag een kalfje bij de moeder drinken,
een stille handeling die hier nog mag.
Zij stonden in de aanbrekende dag
half slapend in dit drinken te verzinken,
wazig in nevelen, nog haast verborgen.
Over het witte gras heen kwam de morgen.
Bevreesd waadde ik weg van wat ik zag.
Een fantastisch verwoorde ervaring, die ook veel over Gerhardt zegt. Ik leef nog ruim 200 blz door met Gerhardt, dan stap ik over op Herzberg. De laatste twee strofen van het eerste gedicht uit Zeepost hierboven tonen al iets volstrekt anders…
Met Gerhardt lezen zit je diep in de 20ste eeuw, toch dringt weinig straatrumoer door, wel veel geschiedenis:
wie oud is geworden in dèze eeuw
draagt in zijn denken vele eeuwen mee.
—-
Menno Hartman (1971) is uitgever bij Van Oorschot en was redacteur bij Tirade, droomt altijd over reizen.