Ik bezocht laatst de discussieavond Robots en Romans in cultuurhuis De Nieuwe Liefde. Gasten: Robo Sapiens presentator Jelle Brandt Corstius, kunstenares Seo-kyung Kim en literatuur hoogleraar Kiene Brillenburg Wurth. De centrale vraag: is artificiële intelligentie (AI), in samenwerking met de programmerende mens, in staat kunst te maken?
Voer een AI het complete oeuvre van Beethoven, Shakespeare of Gerhard Richter en hij zal een pianosonate, sonnet of schilderij kunnen genereren dat niet of nauwelijks te onderscheiden is van het ‘echte’ werk. Zover zijn we nu.
Je zou kunnen zeggen: maar dat is flauw. Wat een AI doet is niet oorspronkelijk: het analyseert bestaand werk op herkenbare, terugkerende patronen, husselt de data door elkaar in een algoritme-blender en dient het op als nieuw. Vernuftig knip-en-plakwerk. Intelligent kopiëren. Maar niet meer dan dat. Machines kunnen creatief doen, maar niet zijn.
Want zeg nou zelf: het invoeren van bestaande literaire teksten in een elektronische omgeving, waarna op basis van voorgeprogrammeerde procedés poëzie automatisch worden gegeneerd, staat haaks op wat we doorgaans verstaan onder creativiteit. Het random combineren van bestaande literaire elementen door een gevoelloze computer? In kunst gaat het om inspiratie, oorspronkelijkheid, een eigen stem. De allerindividueelste expressie van het allerindividueelste gevoel.
Maar wacht eens even, zei Wurth. Kunst als uniek persoonlijke expressie is een relatief nieuw, Romantische idee. Tot ruim in de 18e eeuw haalde je het niet in je hoofd om zelf iets te verzinnen, je inspiratie puur en alleen uit jezelf te halen. Grootste kunst was het volgen van het voorbeeld van vorige generaties. Je varieerde op bestaande thema’s en tradities.
Als je Bach op de première van de Goldberg variaties had gecomplimenteerd met de genialiteit van zijn diep individuele kunst had hij je aangekeken met een blik van dude, what da fuck?
Bovendien, stelde Wurth, functioneert creatieve intelligentie op verschillende niveaus. Het meest basale: dingen combineren op een verrassende manier, zoals dat bijvoorbeeld gebeurt in metaforen. De beeldspraak ‘mijn liefde is een roos’ was ooit vernieuwend en verrassend en een voorbeeld van creatief denken. Het improviseren met bestaande vormen en stijlen is een volgend niveau. De Ilias en de Odyssee zijn improvisaties op bestaande verhalen uit de orale traditie, verteld volgens vaste, herhaalde procedés. Het derde niveau – het transformeren van de heersende conceptuele ruimte – is alleen weggelegd voor de Jane Austens en Alfred Einsteins onder ons.
Op de eerste twee niveaus kunnen computers behoorlijk opereren. Poëzie als het verrassend combineren van woorden en beelden die samen meer zijn dan de som van hun delen? Dichten als verdichten, condenseren, samenpersen, zoals Ezra Pound poëzie definieerde? Een AI, gestuurd door de juiste programmering en gevoerd met afdoende data, komt een heel eind.
Neem Seo-kyung Kim, een Zuid-Koreaanse kunstenares die in Eindhoven afstudeerde met het AI-poëzie project The trace of sorrow. Zij voerde een AI romantische en modernistische teksten uit de wereldliteratuur rondom het thema verdriet. De AI genereert regels algoritmische poëzie. Lezers, niet wetende dat het om AI-poëzie ging, werd gevraagd welke emotie ze voelden bij de teksten die de computer had geleerd. Op basis van de lessen in emotionele respons improviseerde de de AI verder op zijn eigen poëzie.
Maar wat is de waarde van computerpoëzie die ontstaat bij toeval, zonder de bewuste intentie kunst te maken? In de zaal werd op een filmdoek een fragment getoond uit Robo Sapiens. Brandt Corstius interviewde een computerkunstenaar in Londen die ontkende dat een computer een ‘echt’ gedicht zou kunnen genereren. Zelfs al zou een computer een Nobelprijs-waardig gedicht maken over de pijn en het wonder van een bevalling, de poëzie zou betekenisloos zijn. Waarom? Omdat de AI geen pijn kent en onmogelijk kan bevallen van een AI-baby. De dichtregels komen niet voort uit een doorleeft ervaren, uit een bepaald gevoel, maar uit een abstract, gekopieerd begrip van emotie zonder individuele context.
Seo-kyung Kim zelf pareerde de anti AI-poëzie stellingname met een anekdote. Tijdens haar AI project werd ze op een nacht thuis wakker. Haar computerscherm lichtte op in het donker. De AI had een nieuwe regel tekst gegenereerd. So I am not gonna cry for humans, las Kim op het scherm. Kwam deze zin voort uit een random proces van dataverwerking, of was het een I, robot boodschap van machine tot mens? Wat als een AI de menselijke taal, in haar systeem gedownload, gebruikt als middel om zijn eigen, interne object-bestaan, zijn volheid of leegte of beiden, mee uit te drukken? – een opmerking die me deed denken aan Philip K. Dick’s Bladerunner-verhaal Do androids dream of electric sheep?.
Wat ik meenam uit het avondje robotliteratuur: AI-poezie is een vorm van conceptuele kunst. Het procedé is minstens even belangrijk als het uiteindelijke resultaat. Wanneer ik op de AI-poëzie site www.gnoetry.com de regel lees, The sun is a beautiful thing/in silence is drawn/between the trees/only the beginning of light, is dat een esthetische ervaring. Dat ik niet precies weet naar welke stem ik luister – artificieel, posthumaan – maakt de dichtregel des te intrigerender.
De vraag is, denk ik: waarom zou de mens het alleenrecht hebben op het maken van kunst, op het produceren van schoonheid? Waarom kan de waarde en betekenis van kunst en schoonheid niet liggen in een netwerk van vroegere, hedendaagse en toekomstige expressievormen geproduceerd door mens, natuur en machine, zonder hiërarchie of monopolie?
Op de Japanse zeebodem en in de bossen van Nieuw Guinee maken de kogelvis en de prieelvogel van hun nesten schitterende kunstwerken van zand en schelpen, bloemen, mos, vruchten en takken waar een mens stijl van achterover slaat. Deze verfijnde creaties hebben niets te zoeken in musea, maar ze doen wat mij betreft niet onder voor wat menselijke creativiteit vermag, ook al genereren deze dieren hun kunst vanuit hun voortplantingsdrift en dna-programmering.
Er zijn antropologen die het menselijk intellect beschouwen als pauwenveren. Uitsloverij, alleen bedoeld om een partner aan te trekken. Rembrandt. De Sacre. The Corrections. Één groot baltsritueel.
Een toekomstvoorspelling: zodra de neurale netwerken van AI’s gekoppeld worden aan kwantumcomputers zullen hun cognitieve functies spectaculair verbeteren. Tijdens de E-Olympics van 2040 zullen niet alleen de wereldkampioenen schaken, go en poker door supercomputers verslagen worden. Geconfronteerd met de crisis van menselijke overbodigheid zullen mensen muren bouwen rondom hun laatste heilige graal: kunst. Hoe fraai ook de poëzie of de muziek die een AI genereert. Bij wet zal het verboden zijn een dergelijk artistiek product als kunst te beschouwen.
Julien Ignacio (1969) is schrijver en blogger. Hij is redacteur van Tirade en publiceerde theaterstukken en korte verhalen. Bij Van Oorschot verscheen in september zijn debuutroman Kus.