Avonddagen

IMG_1389Gisteren liep ik voor het eerst een etappe van de avondvierdaagse met Nadim. We hadden hem zo neutraal mogelijk gevraagd of hij mee wilde doen, en hij had stuiterend geroepen dat het hem fantastisch leek.

We moesten onze zoon hiervoor inschrijven op zijn school, wat we vergaten, waardoor we hem eergisteren ter plaatse moesten inschrijven, wat door een aspergerige man met een scherpe neus en een opvallend kleine bril geweigerd werd.

Hoewel we dus naast de begeerde medaille zullen grijpen, meldden we ons ook gisterenavond bij het vertrekpunt. Al Nadims klasgenoten hadden wél een knipkaart. Wat iedereen óók had: een gehalveerde sinaasappel met Kingpepermuntjes op het vruchtvlees, omwikkeld met kaasdoek.

Het was de bedoeling dat je daaraan likte. Het was verfrissend en goed voor de vochthuishouding. Het was slecht voor je tanden. Iedereen had het, maar mijn jongen niet.

B, die op maandag met Nadim de eerste etappe liep, had me al opdracht gegeven een rol pepermunt te kopen, wat ik braaf geprobeerd had, maar in geen enkele buurtsuper waren die krengen meer te krijgen. Ik kocht Fruitella aardbei en liet de bizarre dorstlesser verder voor wat hij was. Nadim droeg deze tegenslag als een man. In de eerste kilometer ging onze Fruitella op.

Langs de route stonden kraampjes van de deelnemende scholen klaar met cake en limonade, met ijsjes ook. De school van Nadim had ingezet op kraanwater en bananen. Mijn jongen sprak er schande van, en zijn vriendin jatte spekkies bij de kraam van een school uit de Zeeheldenbuurt.

De ouders bij Nadims schoolkraam hadden blikjes koud pils onder de toonbank. Vanaf balkons langs de route werden we met tuinspuiten besproeid, en de begeleiders hadden er hun handen vol aan iedereen op de stoep te houden.

Het tempo was opvallend laag. Al snel liepen Nadim, zijn vriendin en ik aan kop. We finishten als eersten, en kwamen erachter dat de wandeling met het oog op de hoge temperatuur flink was ingekort. Nadim en ik fietsten naar huis en maakten daar nog een tijdje bommetjes in een gracht vol gierende pubers.

De zon ging roodoranje onder. Iedereen ging laat naar bed.

________________________________________

Gilles van der Loo (Breda, 1973) is schrijver en recensent. Hij was redacteur van Tirade en zijn fictie verscheen online en in diverse bladen. Bij Van Oorschot publiceerde hij de verhalenbundel Hier sneeuwt het nooit en de romans Het laatste kind en Het jasje van Luis Martín.

 

Foto van Gilles van der Loo
Gilles van der Loo

Gilles van der Loo (Breda, 1973) is schrijver, schrijfdocent en journalist. Hij was redacteur van Tirade en zijn fictie verscheen online en in de bladen. Bij Van Oorschot publiceerde hij de verhalenbundel Hier sneeuwt het nooit (nominatie Academica) en de romans Het laatste kind, Het jasje van Luis Martín en Dorp (nominatie Boekenbon- en Librisprijs). Nu in de winkel: de roman Café Dorian.

De emigratie (over illusies)

Cees Nooteboom noteert in [1]De omweg naar Santiago het volgende: “ Spanje is bruut, anarchistisch, egocentrisch, wreed, Spanje is bereid zich voor onzin de das om te doen, het is chaotisch, het droomt, het is irrationeel.” Spanje, verklaart Nooteboom, is een liefde voor het leven. Een liefde evenwel die veroverd moest worden. In Italië liggen de schatten voor het oprapen, aldus Nooteboom, in Spanje moet je ernaar op zoek. Lyrisch wordt hij in Santo Domingo de Silos, waar een drietal scheve zuiltjes de superieure regelmaat van een kloosterhof doorbreken. “Ze vallen, schrijft Nooteboom, maar houden elkaar nog net in evenwicht en eigenlijk doen ze een dansje”.  Nooteboom ziet de scheve zuilen als commentaar op volmaaktheid, bij het zien ervan voelt hij opluchting.

Ik wil me laten veroveren en ga op vrijersvoeten. Gemakkelijk word ik verleid door het eten – spruiten en radijs zo groot als pingpongballen –  door de salsamuziek die uit rijdende auto’s klinkt, de houten klapstoeltjes op de boulevard waarop de ouden zitten te kletsen, kathedralen en steenrode paleizen. Het bergmassief waar ik op uitkijk vanuit mijn badkamerraam en werkkamer, vormt het balkon van Alicante, daarachter ligt de huerta, land van vochtige grond, glooiende moestuin die de kuststeden van groenten en fruit voorziet. De marktkoopmannen reageren op mijn lach en noemen me knap, evenals de bakker. De supermarktcaissière kent geen reserves, voor haar ben ik mooi, knap én lief. Als ik wegloop hoor ik dat het tandeloze vrouwtje na mij, exact dezelfde complimenten krijgt.

Het vervelende van heimwee schuilt in het ongrijpbare, het leugenachtige, want ik weet dondersgoed dat het in het Land van ooit niet allemaal beter was; ik vertrok tenslotte niet voor niets. Ik breng mezelf in herinnering dat ik een hekel had aan de grijze dagen, aan de eindeloze avonden voor de televisie (wat ik mezelf aandeed), de gordijnen van de buren en mijn eigen gesloten gordijnen, de lege speelplaatsen tussen de rijtjeshuizen. Weinig zo triest als een in de steek gelaten, bladderende wipkip. Toch krijgt het Land van ooit door het gevoel van heimwee een onweerstaanbare glans. Nooteboom roemt de Spaanse imperfectie, het maakt hem vrij. Wie heimwee heeft vindt zichzelf gebonden aan illusies. Hardop tel ik wat goed is: de bakker, de bergen en het licht, het is hier altijd licht, maar evenzogoed tuimel ik – niets wezenlijks houdt me in evenwicht.

Ik kom een stuk van [2] Michael Zeeman tegen waarin hij schrijft over nostalgie. “Nostalgie is veelal een vals en kleverig sentiment, dat je hoogstens kun opdienen als je het meteen aanlengt met ironie”.

Ik weet zeker dat voor heimwee hetzelfde geldt, maar verdorie, de boel ligt al op tafel.

[1] Cees Nooteboom De omweg naar Santiago Uitgeverij De Bezige Bij 1992

[2] Uit: Ongetemd verschalken Volkskrant 28-05-1999

Lia Jildiz Kaptein (3)

foto: Jildiz Kaptein

Lia Tilon (1965) debuteerde in 2002 met de roman Huizen van papier bij Uitgeverij De Arbeiderspers. In 2012 publiceerde Uitgeverij Cossee haar roman Zielhond, in 2017 gevolgd door Archivaris van de wereld. Tilon schrijft romans en korte verhalen. Zij blogt over emigratie en de vraag wat heimwee is. Is heimwee wel verbonden met een plek in je leven, of aan het gevoel dat je had toen je je op die plek bevond? En maakt het wat uit?

Foto van Lia Tilon
Lia Tilon

Lia Tilon (1965) debuteerde in 2002 met de roman Huizen van papier bij Uitgeverij De Arbeiderspers. In 2012 publiceerde Uitgeverij Cossee haar roman Zielhond, in 2017 gevolgd door Archivaris van de wereld. Tilon schrijft romans en korte verhalen. Zij blogt over emigratie en de vraag wat heimwee is. Is heimwee wel verbonden met een plek in je leven, of aan het gevoel dat je had toen je je op die plek bevond? En maakt het wat uit?

Niet-bestaande gedichten III

Dichter Daan Doesborgh schreef in 2016 zijn laatste gedicht. Door Salinger kwam hij op het idee om niet-bestaande gedichten te analyseren, om toch nog iets te vangen van de gedichten die er maar niet uit willen komen. Dit is aflevering drie.

 

Met ‘Tuin’ wordt dan weer een heel andere toon aangeslagen, die van het breekbare liefdesgedicht. Hoewel pas na de volta daadwerkelijk iemand wordt aangesproken, is in de tuin die in de eerste acht regels wordt omschreven ook duidelijk een geliefde te kennen, met een iele boom die zich ‘s ochtends geeuwend uitrekt, en een jasmijn die een stadse muur niet begroeit maar aanklampt. De dichter is er treffend in geslaagd om de sfeer op te roepen van zo’n vroege lenteochtend, waarop het voor het eerst een beetje aangenaam weer lijkt te gaan worden, en de tuin voorzichtig weer groen kleurt, of zoals het gedicht het verwoordt, er een brakke film van groen over de takken drijft, voor de appelbloesem openbreekt. Die appelbloesem geeft de sfeer bijna iets bijbels, we hebben een tuin met als centraal object een appelboom. Als daar maar geen Eva van komt, lijkt deze appelboom op de volta vooruit te lopen.

Behalve een wisseling in perspectief (er wordt ineens een jij aangesproken) is die volta ook een sprong in de tijd. We zien de jij-figuur namelijk jasmijnbloesem van het terras vegen, en de jasmijn bloeit pas in de zomer. Ook aan andere details is te merken dat we niet meer in de vroege lente zijn, de zware schaduw van de boom die tegenover het lichte hemdje van de aangesprokene wordt gesteld roept een associatie op met een dicht bladerdak in de zomer, niet met de brakke film van groen uit het octet.

In de slotregels krijgt dit sonnet een tweede wending, waarmee het gedicht zich als het ware tussen petrarkisch en shakespeariaans sonnet in plaatst. Het thema van een geliefde die dodelijk verwond raakt in een natuurlijke omgeving roept associaties op met Eurydice die door een slang wordt gebeten, maar het gedicht maakt die link niet expliciet. Dat zou ook teveel afleiden van de gedecideerde toon waarop met name deze slotregels geschreven zijn, ontdaan van elke lyriek, alsof met het ongeluk, dat is natuurlijk ook zo, plotseling een plompverloren ernst op komt zetten. Met name regel veertien is aangrijpend, omdat zich daarin zo kalm en toch zo meeslepend de kloof opent tussen de prille gelukzaligheid uit het begin van het gedicht en de akelige werkelijkheid van het eind, die dan ook nog een plaatsvindt onder de zoete geur van gistend fruit. En daarmee komt aan het slot subtiel toch die appelboom weer om de hoek kijken, die steeds in het midden van de voorstelling heeft gestaan, maar zonder de hoofdrol naar zich toe te trekken, als een boom die er al zo lang staat dat hij pas opvalt als er iets omheen ingrijpend verandert.

 

Een soort vriend

113836c3-b08e-46f4-b7c5-e66dd210b3a6Er is een scène in Het Jasje van Luis Martín waarin mijn alter Issa ten einde raad is, zijn wereld staat op losse schroeven.

Hij is bij zijn beste vriend weggefietst na een misgelopen nacht, vreest dat degene die zo centraal in zijn leven geworden is, zo nodig is gebleken, zal ophouden zijn vriend te zijn.

Het voorvoelen van het echte einde, misschien.

Zonder erbij na te denken rijdt hij naar Artis. Bij de duistere mangrovetank op de eerste verdieping, in die nacht zonder ochtend, hangt de reuzenmeerval tussen stammen in het water.

Issa laat zich op de grond zakken en tuurt naar het beest dat oud als de tijd is, constant zoals niets levends ooit kan zijn. Als staren naar de hemel in een niet door licht vervuilde nacht.

In het verhaal De wandelaar uit mijn debuut komt ook een meerval voor. De geliefde van de hoofdpersoon koopt er een van een visser die hem net gevangen heeft en neemt het dier mee in een emmer, zonder te weten waarom.

Dit gebeurt niet echt, het wordt bedacht door de hoofdpersoon terwijl hij op een operatie wacht. De kans is groot dat hij niet uit de narcose bij zal komen en zijn geliefde weet dit niet.

Er is geen verhaal dat ik geschreven heb, geen wereld waarnaar ik niet dagelijks verlang.

In een interview met Jamal Ouariachi zei Salman Rushdie te betreuren dat voor het fantastische verhaal zo weinig plek is in de literatuur van nu.

Hij zei: ‘Alsof fantastische verhalen minder écht zijn.’

Toen we in Suriname zaten speelde Nadim met zijn beste vriend Quentin. Hij praatte met hem, vertelde over de straat waarin we woonden. Nadim wist dat hij alleen was, had nog geen vrienden in de buurt gemaakt.

Ik keek naar hem en voelde trots. Mijn zoon had ingegrepen in de werkelijkheid, die omgevormd tot wat hij nodig had.

Dat doen we allemaal, natuurlijk. Elke dag, maar er is sterk vertrouwen nodig om de meerval op te roepen.

Een moed die me met het vorderen van de jaren verlaat.

________________________________________

Gilles van der Loo (Breda, 1973) is schrijver en recensent. Hij was redacteur van Tirade en zijn fictie verscheen online en in diverse bladen. Bij Van Oorschot publiceerde hij de verhalenbundel Hier sneeuwt het nooit en de romans Het laatste kind en Het jasje van Luis Martín.

 

Foto van Gilles van der Loo
Gilles van der Loo

Gilles van der Loo (Breda, 1973) is schrijver, schrijfdocent en journalist. Hij was redacteur van Tirade en zijn fictie verscheen online en in de bladen. Bij Van Oorschot publiceerde hij de verhalenbundel Hier sneeuwt het nooit (nominatie Academica) en de romans Het laatste kind, Het jasje van Luis Martín en Dorp (nominatie Boekenbon- en Librisprijs). Nu in de winkel: de roman Café Dorian.

De emigratie (vliegreis naar mijn ware ik?)

Het heimweespook fluistert: in Nederland was het beter.

Definieer ‘het’. Wat was het in het moederland, dat me laat geloven dat ik daar hoorde? Een nuchter maar zeer legitiem antwoord zou kunnen zijn: omdat ik er werd geboren.

Mijn echtgenoot keerde na zesenveertig jaar terug naar zijn geboorteland Suriname, hij verheugde zich op deze vakantie zoals hij zich op elke vakantie verheugde, maar met een ding had hij geen rekening gehouden: de geur. Zodra we uit het vliegtuig stapten begon vrijwel elke Surinamer te huilen, de sterke creosootlucht bracht direct en met zoveel kracht  herinneringen boven dat niemand het droog hield, op een man na. Pas toen de vakantie voorbij was en we opstegen vanaf International Airport Pengel, op het moment dat de vertrouwde geur begon te verdwijnen, kwamen bij mijn echtgenoot, zelfs tot zijn eigen verbazing, de tranen.

Een paar maanden geleden vlogen wij vanuit Alicante terug naar Nederland, buiten Schiphol rook ik de lucht van uitlaatgassen. We reden naar onze oude woning en parkeerden aan de overkant. Ik wandelde over de stoep, de nieuwe bewoners hadden bijna al onze spullen overgenomen zodat ik de vreemde gewaarwording had dat ik langs mijn eigen huis liep. November, ik huiverde in mijn jas.

“Maar wordt thuis alleen maar thuis als je er weggaat, omdat we alleen door afstand, door een terugkeer, in staat zijn het te herkennen als de plaats die ons ware ik herbergt?” schrijft [1]Nicole Krauss in Donker Woud. Ik bleef staan. Bekeek ik, rillend onder de lantaarnpaal, de plek waar ik hoorde te zijn? Wat bedoelt Krauss met ons ware ik?

Alsof de nieuwe bewoonster voelde dat er werd gekeken kwam ze met gekruiste armen voor het raam staan zodat het nog moeilijker werd om iets van mijn ‘ik’ te ontdekken. Ondertussen slenterde mijn echtgenoot naar de achterkant, ik haalde hem in en samen loerden we over het muurtje naar de tuin en de ramen van de slaapkamers boven. ‘Zullen we gaan?’ vroeg hij na een poosje. Mijn echtgenoot heeft geen last van heimwee. Zonder dat hij er erg in had beantwoordde hij tenminste een van mijn vragen want toen hij terugliep naar de auto hoorde ik hem monter verklaren: ‘Hier valt niets meer te zien.’

[1] Nicole Krauss Donker Woud Ambo/Anthos uitgevers 2017

foto: Jildiz Kaptein

Lia Tilon (1965) debuteerde in 2002 met de roman Huizen van papier bij Uitgeverij De Arbeiderspers. In 2012 publiceerde Uitgeverij Cossee haar roman Zielhond, in 2017 gevolgd door Archivaris van de wereld. Tilon schrijft romans en korte verhalen. Zij blogt over emigratie en de vraag wat heimwee is. Is heimwee wel verbonden met een plek in je leven, of aan het gevoel dat je had toen je je op die plek bevond? En maakt het wat uit?

Foto van Lia Tilon
Lia Tilon

Lia Tilon (1965) debuteerde in 2002 met de roman Huizen van papier bij Uitgeverij De Arbeiderspers. In 2012 publiceerde Uitgeverij Cossee haar roman Zielhond, in 2017 gevolgd door Archivaris van de wereld. Tilon schrijft romans en korte verhalen. Zij blogt over emigratie en de vraag wat heimwee is. Is heimwee wel verbonden met een plek in je leven, of aan het gevoel dat je had toen je je op die plek bevond? En maakt het wat uit?

Lang leve Stalin

Stalin is een van de grootste mannen van de vorige eeuw. Hij was zéér goed. Heeft zijn land gered, de oorlog gewonnen, de nazi’s verslagen en het communisme op de kaart gezet. De Revolutie gered. Daarbij was hij knap en vriendelijk.

Er zijn weinig dingen die een hartgrondiger knoop in je maag en in je hoofd teweegbrengen dan een halfuur nadat je Young Stalin van Simon Sebag Montefiore hebt uitgelezen het Stalin Museum in Gori, Georgië binnenwandelen, zoals ik anderhalve week geleden deed. Je kunt alles duiden wat je ziet, maar het perspectief is volledig gekanteld.

Het boek is een adequate biografie van een actief misdadigertje met een goed hoofd, een rotjeugd, een gewetenloos idealisme en van jongs af aan de gewoonte over lijken te gaan.

Het museum haalt het mausoleum van Lenin in Moskou en Ho Chi Minh in Vietnam links in. In een volledig leeg museum wordt de hagiografie geschreven van de Grote Zoon van Gori, die goedheid aan daadkracht paarde. In het gehele museum valt geen onvertogen woord over de man die miljoenen mensen vermoordde, over de kling joeg, in de zuiveringen in de jaren ’30 in Rusland kunstenaars en schrijvers liet ombrengen, nabije vrienden naar de goelag stuurde en partijgenoten van het eerste uur op duizenden kilometers afstand nog niet najagen.

In Montefiores biografie lezen we dat de bankrover die Stalin ook was een belezen jongen is, een slimme student. Dat hij door zijn vader die een groot drankprobleem had geslagen werd en door zijn moeder op handen gedragen. Dat hij een reeks liefdes achterliet, kinderen, dat hij een uitstekende professionele zangstem had en op het seminarie voor priester studeerde. Dat ze daar liever Het kapitaal van Karl Marx lazen en dat het zo allemaal begon: een gauwdief die kapitaal van de bank roofde om er Lenin’s beweging mee te financieren.

IMG_9499Maar Georgië laat zich haar Grote Zoon niet ontnemen! Het museum jubelt. Wat fascineert aan een propagandaplaat als hierboven is de compositie die heel veel gewone mensen als planeten om de Zon Die Stalin Is laat draaien. En hoe amicaal Hij met deze goede lieden omgaat.

In Georgië, een oase van natuur, schitterend hooggebergte met sneeuwbedekte toppen, goed eten en prachtige wijnen zullen de gestaalde kaders van de communistische partij plezierige dagen hebben doorgebracht. Het is een schitterende land. Het dorp van Stalin, Gori ligt fraai in een dal, ingeklemd tussen de gebergten ten zuiden en noorden. Op de burcht die boven het stadje uittorent zal Stalin verlangend naar het noorden gekeken hebben, daar waar zijn toekomst lag en waar hij miljoenen mensen zou vermoorden voor… ja voor wat eigenlijk?

Omdat ze hem in de weg stonden.  Een biografie en een museum verder, ben ik verder dan ooit verwijderd van begrip van wie deze man was.

 

——-

 IMG_6285Menno Hartman (1971) is uitgever bij Van Oorschot. Hier  een stukje op dit blog over de zuiveringen. En lees vooral Marc Jansens De toekomst die nooit kwam. Hoe Rusland worstelt met zijn verleden.
Foto van Menno Hartman
Menno Hartman

Menno Hartman (1971) is uitgever bij Van Oorschot.

Vakantiedag

Nadims school is dicht. Een week van studiedagen voor de juffen en meesters, waardoor onze zoon – als altijd voor mij onverwacht – thuis zit.

Soms neemt B vrij voor dit soort weken, vaak hang ik zelf met Nadim. Het beste is gebleken om met hem naar een huisje van familie in Zeeuws-Vlaanderen te gaan, maar dat is tegenwoordig zelden vrij. Daarnaast ben ik vanwege Het Parool gebonden aan de stad, en Zuidzande ligt op tweeënhalf uur rijden – als er geen files staan.

Meestal word ik ongelukkig van schoolvakanties. Ik kan dan niet echt werken, maar het lukt me ook niet te genieten van de tijd die ik met mijn jongen heb. Vaak probeer ik toch te werken; word kortaf als hij me stoort en haat mezelf aansluitend.

Vandaag zou anders gaan. Het werk dat moest, deed ik in de vroege ochtend. Nadim stond traag op en we lummelden op de bank. Hij leek mij fysiek meer op te zoeken dan normaal; klom op schoot, strekte zijn benen op mijn gestrekte benen.

Aan de late kant haastten we ons naar zijn paardrijles. Ik was trots op hoe snel mijn jongen zo’n groot konijn heeft leren besturen. Na de les vroeg ik wat hij wilde lunchen.

‘Dat mag tóch niet,’ zei Nadim. Door zijn witte huid en zijn enorme blauwe cap leek hij een fotonegatieve smurf.

‘Try me,’ zei ik.

‘Wat?’

‘Wat zou je willen?’

Zonder me aan te kijken: ‘McDonald’s?’

Ik liet een tel voorbijgaan, zette Nadim op de stang van mijn fiets en reed hem naar de gouden bogen op de Kinkerstraat. Mijn jongen wilde nuggets, voor mezelf bestelde ik een vegaburger.

Het duurde langer dan je van de McDonald’s zou verwachten. Met zijn onderarmen op het tafelblad bleef Nadim onrustig naar de balie kijken, al hadden we zo’n bordje met een nummer waardoor het eten naar je wordt gebracht. Ik keek naar de hand van mijn jongen, legde de mijne erop.

Nadim is zeven. Hij heeft lange tere handen met fijne vingers. Zijn handen voelen altijd koel.

De rest van onze dag, bij het uitlaten van de hond, bij het bakken van koekjes (ik doe dat normaal niet met hem, zo’n vader ben ik niet) zocht zijn hand de mijne steeds weer op.

We haalden zijn zus van de crèche. Ze zag bruin van het zandbakzand.

B zou laat thuiskomen, dus at ik met de kinderen. Ik had roti gemaakt omdat ze dat heerlijk vinden (normaal houd ik geen rekening met kindersmaken). Na het eten stoeiden we op het kleed en Ada lachte haar vette lach.

Toen Ada en Nadim in bed lagen ging ik de deur uit, op weg naar een restaurant om te bespreken. Het vakantiegevoel bleef bij me door de late avond, door het zetten van de nacht, tot nu ik in een stil huis thuisben en deze zinnen aan je tik.

___________________________________________________________________________

Optie 8Gilles van der Loo (Breda, 1973) is schrijver en recensent. Hij was redacteur van Tirade en zijn fictie verscheen online en in diverse bladen. Bij Van Oorschot publiceerde hij de verhalenbundel Hier sneeuwt het nooit en de romans Het laatste kind en Het jasje van Luis Martín.

 

Foto van Gilles van der Loo
Gilles van der Loo

Gilles van der Loo (Breda, 1973) is schrijver, schrijfdocent en journalist. Hij was redacteur van Tirade en zijn fictie verscheen online en in de bladen. Bij Van Oorschot publiceerde hij de verhalenbundel Hier sneeuwt het nooit (nominatie Academica) en de romans Het laatste kind, Het jasje van Luis Martín en Dorp (nominatie Boekenbon- en Librisprijs). Nu in de winkel: de roman Café Dorian.

De emigratie, bureaucratische logica (wat ligt daar in die vuilcontainer)?

In de Volkskrant las ik dat emigranten vooral de geordendheid en netheid van Nederland missen, hoe schoon het is zie je pas als je er weg bent. Ah! , roept een Engelse vriend als wij bij een bezoek aan Nederland en passant op Schiphol onze nieuwe paspoorten kunnen ophalen. Geloof maar niet dat zoiets in Spanje zou kunnen. Eerlijk gezegd verwacht ik dat ook niet en met mijn heimwee heeft het niets te maken. De Spaanse bureaucratie is als een rivier waar je willens en weten inspringt, je moet toch naar de overkant, het is de onzichtbare stroming die bepaalt waar je al dan niet zeiknat en uitgeput, weer op de oever mag klimmen.

Zo hadden we de verkoper van ons zolderappartement gevraagd om elektra en water niet af te sluiten, wij meenden dat het gemakkelijker zou zijn om dit op onze naam te laten overschrijven. Voor de overschrijving van de waterrekening toog mijn man naar het gemeentehuis. De vragenlijst die hem gevraagd werd in te vullen was lang, zo lang dat hij dacht dat het nu wel geregeld zou zijn. De ambtenaar maakte een stapeltje van de papieren en tikte hiermee geruststellend op het bureau.  Toen keek hij op. En waar, zo zuchtte hij schijnbaar verveeld, was de woonverklaring? Zoiets hadden we niet. En hoewel we toch echt een woning hadden gekocht en zowel de akte van eigendom én het uittreksel van het kadaster met de vragenlijst waren ingeleverd werd mijn echtgenoot te verstaan gegeven dat er een architect naar onze woning moest komen kijken om de vereiste woonverklaring op te maken. Twee weken later stapte er een vrolijke jongeman over onze drempel (yep, een woonhuis) en na betaling ontvingen we de begeerde verklaring waarmee kon worden teruggegaan naar het stadhuis. Tevergeefs. Deze keer liet de ambtenaar weten dat het document diende te worden aangeleverd op cd-rom (mijn laptop heeft geen ingang voor cd’s, gelukkig bezitten we ook nog een oude computer). Gelaten werd er voor de derde keer een afspraak gemaakt waarbij de ambtenaar de cd-rom controleerde, een la opentrok en vervolgens met een vinger het formulier over tafel schoof. Bijna grommend legde hij uit dat er een stempel op moest, te verkrijgen op een andere afdeling in een ander gebouw. Met dit formulier mochten we (halleluja!) naar het waterbedrijf.

Tot onze verbazing schreef de medewerker van het waterbedrijf met een simpel invullen van mijn mans rekeningnummer het contract naar ons over. Tijdens dit weken durende proces werd er niet gelachen, niet meer door ons en al helemaal niet aan de kant van de gemeente. Lachen bij officiële instanties wordt in Spanje als onprofessioneel gezien. Soms denk ik aan die kasten vol cd’s waar niemand ooit naar kijkt. Bij een toekomstige verhuizing of verbouwing worden ze vast en zeker in een vuilcontainer gegooid. Jongemannen met stofmaskers voor kijken verbaasd naar de bakken vol dof geworden schijfjes. ¿Que es eso? vragen ze elkaar en halen daarna onverschillig hun schouders op.

foto: Jildiz Kaptein

Lia Tilon (1965) debuteerde in 2002 met de roman Huizen van papier bij Uitgeverij De Arbeiderspers. In 2012 publiceerde Uitgeverij Cossee haar roman Zielhond, in 2017 gevolgd door Archivaris van de wereld. Tilon schrijft romans en korte verhalen. Zij blogt over emigratie en de vraag wat heimwee is. Is heimwee wel verbonden met een plek in je leven, of aan het gevoel dat je had toen je je op die plek bevond? En maakt het wat uit?

Foto van Lia Tilon
Lia Tilon

Lia Tilon (1965) debuteerde in 2002 met de roman Huizen van papier bij Uitgeverij De Arbeiderspers. In 2012 publiceerde Uitgeverij Cossee haar roman Zielhond, in 2017 gevolgd door Archivaris van de wereld. Tilon schrijft romans en korte verhalen. Zij blogt over emigratie en de vraag wat heimwee is. Is heimwee wel verbonden met een plek in je leven, of aan het gevoel dat je had toen je je op die plek bevond? En maakt het wat uit?

#RG19

Met zijn botanische tuinen, tot flaneren uitnodigende lanen en lommerrijke ligging tussen oude gebouwen die eerder aan Victor Hugo en Zola dan Borg of Nadal herinneren, zou het park Roland Garros zonder grandslamgrandeur al de moeite van het bezoeken waard zijn. Maar we zijn niet om half vier opgestaan om hier te flaneren, we komen om de profs te zien.

Eerste stop is de tussen de stadions Philippe Chatrier en Suzanne Langlen gelegen baan 7, waar Robin Haase na singleverlies in de eerste ronde met zijn Deense dubbelpartner zijn Parijse verblijf probeert te verlengen. Na zo’n twintig minuten wachten worden we binnengelaten en lopen dan over de traverse, die de met de ruggen tegen elkaar gelegen banen 7 en 9 met elkaar verbindt en een prachtig zicht biedt op park en omgeving.

De rally’s bij de mannen zijn kort en explosief en lijken niets op de patronen die men bij de amateurs onder niveau vier ziet. Het is pats-boem of pats-pats-boem, met soms enkele miraculeuze reflexen aan het net of een onder druk gespeelde topspin lob. Het is al snel de andere baan die onze aandacht roept; het sporadischer maar luider gejuich verraadt een wedstrijd op het scherp van de snede en belooft langere rally’s. We verkassen en zien vanaf de derde rij de Griekse Maria Sakkari en de Tsjechische Katarina Siniakova (33 en 38 op de wereldranglijst) het tegen elkaar uitvechten.

Sakkari is een vechter, een gravelbijter met de biceps van een Grieks standbeeld. Ze lijkt gedrongen, maar scheelt in werkelijkheid maar enkele centimeters met haar tegenstander die de indruk maakt van een lange lijs en het gezicht heeft van een zeventienjarige maar 23 is, net als Sakkari. Enkele knuffels hangen aan haar Wilson-tas. Ze slaat de bal ongemeen hard en krijgt hem even hard weer terug in een lange partij van 3.15 uur waarin de vrouwen elkaar niets geven en de eerste twee sets in tiebreaks worden beslist. Het gekreun is niet van de lucht – evenmin als bij de mannen overigens – en het publiek houdt de adem in tijdens de rally’s die regelmatig de tien, vijftien slagen overschrijden, om zich dan in een luid applaus te ontladen: publiek en speelsters lijken zo in een ritmische symbiose van spanning en ontspanning met elkaar verenigd. De partij is een onverwacht vroeg hoogtepunt van de dag en bewijst weer dat het live zien van proftennis een onvergelijkbaar andere ervaring is dan op televisie: de intensiteit en atletische prestaties van de spelers, de spin en de snelheid van de bal, die twee meter over het net vliegt om tegen de baseline binnen te vallen en bij slice dusdanig vertraagt dat hij door stroop lijkt te vliegen, dit alles valt weg op het tweedimensionale vlak van de tv.

garros2Aan het slot van de derde set is er een incident als een diepe bal van Sakkari wordt uitgegeven door de lijnrechter, die zijn foute beslissing meteen herstelt en ‘Correction!’ brult.  Het punt moet worden overgespeeld, tot grote woede van Sakkari, die, waarschijnlijk terecht, het punt in de zak meende te hebben. Na de kantwissel valt ze uit tegen de lijnrechter in een Griekse furie vol driftige wijsbewegingen. Als ze bij de scheidsrechter wordt geroepen en een reprimande krijgt, zweert ze met de hand op haar hart dat ze het tegen iemand anders had, haar moeder. Wie gelooft haar? Hebben we haar in het geroezemoes verkeerd verstaan? Ze verliest de partij uiteindelijk door onder andere een aantal ongelukkige dropshots en neemt ons dan voor zich in met een verrassende knuffel met haar tegenstander aan het net. Je ziet ze steeds meer, die innige omhelzingen, vooral bij de mannen, een door John McEnroe bespotte gewoonte, die heel andere opvattingen had over rivaliteit.

Na ruim een dozijn single-, mixed- en dubbelwedstrijden verdeeld over veertien banen, waarbij die van het 2.11 meter lange servicekanon Ivo Karlovic (40 inmiddels, maar onverminderd naar het net schrijdend) en Andrea Petkovic in de prachtige, verzonken arena van baan 14 vooral zijn bijgebleven, is het showtime. Fabio Fognini, die het imago van eeuwig talent lijkt te hebben overwonnen met zijn overwinning in Barcelona en eruitziet als een kruising tussen een playboy en een piraat, treedt aan tegen hardhitter Delbonis. Decor is Court 1, de geliefde ‘stierenarena’ waar spelers en publiek dicht op elkaar zitten en die na het toernooi tegen de vlakte zal gaan om plaats te maken voor een groter stadion. Roland Garros wil uitbreiden, stuit op de grenzen van de wijk, protesten van bewoners en de milieubeweging en moet het daarom zo doen. Het toernooi wil daarbij de indruk wekken van duurzaamheid, liet botanische tuinen aanleggen onder de tribunes van het nieuwe Court Simonne Mathieu, een streven dat enigszins hypocriet aandoet gezien het moving circus dat het proftenniscircuit is met spelers en sponsors die de wereld overvliegen, niet zelden in privéjets.

Fognini is een apart geval, een speler met een gek loopje, alsof er iets mis is met de scharniering van zijn heupen, maar met een zelfs op dit niveau ongewone ontspanning in zijn slagen. Met een chirurgische precisie weet hij de bal in een neutrale rally uit het niets onbereikbaar tegen de lijnen te plaatsen. Maar hij is ook lui en weigert soms door de knieën te gaan (een doodzonde in het tennis). Hij steelt de show met zijn spel, laat de arena lachen als hij twee duiven die op de baan zijn geland met een onderhands geslagen bal verjaagd, en als hij na een gelukkige netbal die lijkt te twijfelen aan welke kant hij zal neervallen een kek, Fortnite-achtig dansje uitvoert.

Het is de laatste wedstrijd van de dag, een tweede hoogtepunt, winnend afgesloten door Fognini bij invallende duisternis. Uitgelaten verlaten we het park, lopen langs de botanische tuinen van het Court Simonne Mathieu naar de bus, moe maar geïnspireerd en hongerig om het spel zelf op te pakken.

 

Gregor Verwijmeren is de auteur van De vorm van geluid, uitgegeven door Uitgeverij Van Oorschot. Een dag na zijn bezoek aan Roland Garros werd hij met zijn herendubbelteam vrijdagavondkampioen 2e klasse.

Foto van Gregor Verwijmeren
Gregor Verwijmeren

Gregor Verwijmeren studeerde Taal- en Cultuurstudies aan de Universiteit Utrecht en gitaar aan het conservatorium in dezelfde stad. Hij publiceerde fictie in onder meer De Gids en Flash: The International Short-Short Story Magazine. De vorm van geluid, zijn debuutroman, werd uitgegeven door Van Oorschot, en is wereldwijd de eerste roman over tinnitus (en muziek en geluiden) die door een mainstreamuitgeverij is uitgegeven. Gregor werkt momenteel aan zijn tweede roman, waarvoor hij een beurs ontving van het Nederlands Letterenfonds. In april 2021 zal hij Nederland vertegenwoordigen bij het European First Novel Festival in Boedapest (uitgesteld vanwege Covid). Hij is vader van drie kinderen en kookt en tennist graag in zijn vrije tijd.

Babies laten spelen naast het vuur

Wat doe je als je een barende vrouw op gehoorsafstand om hulp hoort roepen, omdat het niet goed gaat met de geboorte van haar kindje?

Laten roepen.

Dat is het antwoord althans volgens de Piraha, een Amazonevolk, zoals gereveleerd door Daniel Everett in Jared Diamond’s The World Until Yesterday. Diamond is een befaamd ornitholoog die tijdens zijn veldwerk in onder meer Papua New Guinea veel in aanraking kwam met volken die in een traditionele gemeenschap leven. De bewegelijke geest van Diamond begon in te zien dat de studie van die volkeren en hun oplossingen voor problemen ons iets zouden kunnen opleveren. Noem het vergelijkende antropologie. Zijn in 2012 verschenen boek levert veel verbazende staaltjes inzicht op. De Piraha die in aanwezigheid van taalkundige Everett de in barensnood verkerende vrouw hoorden en negeerden, hadden daar hun redenen voor. Trots om zelf te kunnen overleven, en de noodzaak om hard en sterk te zijn zullen hebben meegespeeld. Ik zie wat ze bedoelen. Begrijpen is iets anders.

Diamond schrijft over volkeren waarbij het veel vanzelfsprekender is niet in te grijpen als kinderen van twee een beetje rondrollen naast een kampvuur. Volwassenen van zulke volkeren (zij die het überhaupt overleefden)  vertonen veel brandwonden en andere littekens vanwege deze laissez faire benadering. Een antropoloog elders in het boek ziet een pratende moeder gedachteloos een vlijmscherp mes waarmee een peuter aan het spelen was en dat even buiten zijn bereik raakte aan hem teruggeven. Waarna het zwaaiend zijn oog op een haar na raakt – soms ook wel raakt in zo’n omstandigheid stel ik me voor.

Waarom? We weten het niet, want we zijn WEIRD, zegt Diamond: Western, Educated, Industrialized, Rich, Democratic. Een soort volk dat vrijwel alle psychologisch onderzoek laat doen op studenten psychologie van het mannelijk geslacht dat aan deze voorwaarden voldoet. Wat weten we dus  eigenlijk van andere mensen die anders leven? En leven op een manier zoals alle mensen ‘tot aan gisteren’. Maar vooral, wat kunnen we van ze leren? Een verbazingwekkend en interessant boek.

Op het snijvlak van dergelijke culturen leefde Beryl Markham, luchtvaartpionier die in de vroege twintigste eeuw met haar vader van Engeland naar Brits Oost-Afrika  nu Kenia verhuisde, en door intensieve omgang met jagers en herdersvolkeren in de Serengeti een mooi gehard kind werd. Op de boerderij van een vriend loopt een tamme leeuw rond. Als de leeuw Beryl als meisje van 8 ziet langs rennen vlamt er toch nog een oude jachtimpuls op. Beryl zweeft enige dagen tussen leven en dood, maar een paar weken later gaat ze al weer blootsvoets mee op jacht met de mannen van een nabij verkerende stam. In haar fantastische memoires (want ze kan naast jagen, paarden trainen en vliegen ook nog geweldig schrijven) zie je iets van hoe net naast je cultuur staan je wat kan opleveren. De gehardheid van deze fascinerende vrouw levert haar een jaloersmakende kracht  en moed op in een leven dat zowel heel ver weg staat als door haar schrijven heel dichtbij komt.

——-

 IMG_6285Menno Hartman (1971) is uitgever bij Van Oorschot. Hier iets over Everett. Hier  over een ander boek van Diamond.
Foto van Menno Hartman
Menno Hartman

Menno Hartman (1971) is uitgever bij Van Oorschot.

Terug

Hoewel het kan zijn dat je er niet op hebt gewacht, wil ik je mijn excuus aanbieden.

Vier maanden schreef ik niet op Tirade.nu, een gevolg van de moeder aller verbouwingen die ik door omstandigheden (mijn schrijverschap) genoodzaakt was zelf te doen.

We vonden een droomhuis en konden het tot onze stomme verbazing kopen. Toen moest er nog het een en ander: slaapkamers, een badkamer, een keuken ook. Echt geld voor de verbouwing was er niet.

Met hulp van vrienden trok ik 30 kuub puin uit ons nieuwe huis en draaide er meer dan 4000 schroeven terug in. Hout en gips en isolatiemateriaal, elektra, water, vloeren. Ik raakte de tel kwijt. Er waren momenten dat ik weg wilde lopen.

Een vriend vroeg of het zo zwaar was als ik had gedacht en ik zei ja, wat klopte, maar toch.

Mijn andere werk schoof op naar de vroege ochtend, de avonden, het weekend.

Ik vraag niet om je medelijden, alleen om je begrip.

Aan mijn boek werkte ik niet. Ik had geen tijd om het te missen. Wel miste ik dit blog, dat ergens toch een anker was, de afgelopen jaren.

Als ik de dingen die ik meemaak niet aan jou vertel verdwijnen ze. Verdwijnt het allemaal.

Het gaat niet om de woorden die voor iedereen (en jou, altijd voor jou) te lezen zijn, maar om het schrijven zelf.

Dit is hoe ik de dingen eigen maak. Wat ik niet opschrijf lijkt niet echt gebeurd; een droom die oplost in het ochtendlicht.

Nu ben ik terug, hoping you’ll have me. Het gaat vast prachtig worden.

___________________________________________________________________________

Optie 8Gilles van der Loo (Breda, 1973) is schrijver en recensent. Hij was redacteur van Tirade en zijn fictie verscheen online en in diverse bladen. Bij Van Oorschot publiceerde hij de verhalenbundel Hier sneeuwt het nooit en de romans Het laatste kind en Het jasje van Luis Martín.

 

Foto van Gilles van der Loo
Gilles van der Loo

Gilles van der Loo (Breda, 1973) is schrijver, schrijfdocent en journalist. Hij was redacteur van Tirade en zijn fictie verscheen online en in de bladen. Bij Van Oorschot publiceerde hij de verhalenbundel Hier sneeuwt het nooit (nominatie Academica) en de romans Het laatste kind, Het jasje van Luis Martín en Dorp (nominatie Boekenbon- en Librisprijs). Nu in de winkel: de roman Café Dorian.

De emigratie (in de stilte staat mijn zus)

De Spaanse taal kent drie vormen toekomende tijd die zijn ingedeeld naar de mate van waarschijnlijkheid waarin datgene wat wordt voorspeld ook daadwerkelijk zal gebeuren. Opletten geblazen; iets kan zomaar worden verkondigd in de laatste vorm die zoveel betekent als: het zou kunnen, maar eerlijk gezegd acht ik de kans klein. Onze lerares Spaans gaf drie voorbeelden, waarvan de eerste twee onschuldig omdat ze gingen over het voorgenomen avondeten dat vrijwel zeker zou bestaan uit sushi (de reservering was al gemaakt – de sashimi lag al in de ijskast, hoewel we nog konden besluiten het spul aan de kat te voeren). Toen kwam de klapper. De jonge lerares vertelde dat ze haar vriend had gevraagd of hij hen tweetjes in de toekomst als een getrouwd stel kon zien en hij had geantwoord in die derde, laffe vorm die zowel ja als nee kan betekenen. Ik verbaasde me over haar moed. Ze stak haar kin in de lucht en knipperde met haar ogen.

Er zijn auteurs die hun land hebben verlaten en schrijven in hun nieuwe taal; ze verankeren zichzelf aan veroverde begrippen, aan klanken en kwinkslagen die zich niet gemakkelijk laten terugvertalen. Querré eso, dat zou ik ook wel willen – toekomende tijd, derde vorm. Het is niet zozeer een wens, alswel een vraag: zal het Spaans ooit mijn Nederlands omvatten? En krijg ik dan ook daarbuiten voet aan de grond? Voor een reiziger zijn de verschillen belangrijker dan de overeenkomsten, voor wie niet meer terugkeert, geldt vaker dan gedacht het omgekeerde. Terwijl ik deze dingen overdenk verschijnt mijn zus voor mijn geestesoog, ze kijkt in Noordbeemster uit het raam en beziet de schapen op de dam. Dageraad. De schapen trekken sporen in het bedauwde gras, het geblaat van een enkele ooi doet haar denken dat er iemand hoest. Aan de muur naast het raam hangt een foto van diezelfde dam zodat ze hem nogmaals ziet. Straks komen de mannen van de knotgroep met hun kromme zagen en brengen de geur van hout de keuken binnen. Gekloofde vingers. Door de wind verfomfaaide haren. Mijn zuster strekt haar rug. Nu de stilte.

Ik sta voor het raam en kijk naar de zee. Mateloos blauw hier. Ik kan weglopen door de gang naar de keuken, me omdraaien en nog steeds de zee zien. Misschien vind ik in de toekomst de Spaanse woorden voor zoveel blauw. Op een keer zal ik in het Spaans mijn zus beschrijven, ze schuift haar bril wat hoger op de neus, laat daarna haar armen hangen. De mannen van de knotploeg beschrijf ik niet. Hun verwaaide haren, de behendigheid waarmee ze in de wilgen klimmen en onderwijl een deuntje fluiten. Dat geluid waarmee hun werkschoenen over de basten schrapen, mos lostrappen. Daarover schrijf ik niets.

Lia Jildiz Kaptein (3)

foto: Jildiz Kaptein

Lia Tilon (1965) debuteerde in 2002 met de roman Huizen van papier bij Uitgeverij De Arbeiderspers. In 2012 publiceerde Uitgeverij Cossee haar roman Zielhond, in 2017 gevolgd door Archivaris van de wereld. Tilon schrijft romans en korte verhalen. Zij blogt over emigratie en de vraag wat heimwee is. Is heimwee wel verbonden met een plek in je leven, of aan het gevoel dat je had toen je je op die plek bevond? En maakt het wat uit?

Foto van Lia Tilon
Lia Tilon

Lia Tilon (1965) debuteerde in 2002 met de roman Huizen van papier bij Uitgeverij De Arbeiderspers. In 2012 publiceerde Uitgeverij Cossee haar roman Zielhond, in 2017 gevolgd door Archivaris van de wereld. Tilon schrijft romans en korte verhalen. Zij blogt over emigratie en de vraag wat heimwee is. Is heimwee wel verbonden met een plek in je leven, of aan het gevoel dat je had toen je je op die plek bevond? En maakt het wat uit?

Niet-bestaande gedichten II

Dichter Daan Doesborgh schreef in 2016 zijn laatste gedicht. Door Salinger kwam hij op het idee om niet-bestaande gedichten te analyseren, om toch nog iets te vangen van de gedichten die er maar niet uit willen komen. Dit is aflevering twee.

 

De bundel sluit af met het lange, verhalende gedicht ‘Jacobsladder’. In dit gedicht worden twee personages geïntroduceerd. De een, Enkidu, staat huilend in een veld vol zonnebloemen. De ander, Djibriel, valt uit de lucht. In de namen van de personages lezen we verwijzingen naar het Gilgamesj-epos (Enkidu, de betreurde vriend van hoofdpersoon Gilgamesj) en Salman Rushdie’s Duivelsverzen (Djibriel, die aan het begin van de roman uit de lucht valt). Het gedicht opent vrij filmisch, als Enkidu de tijd bevriest en beschreven wordt hoe alles stopt met bewegen, de zonnebloemen in het veld, en de vogels in de lucht en ook, het gedicht neemt hier een macabere wending, het ontploffende vliegtuig in de lucht. De combinatie van een ontploffend vliegtuig en een zonnebloemenveld roepen een vrij ondubbelzinnige associatie met het neerstorten van vlucht MH17 op.

Enkidu begint een ladder te bouwen om de nu stil in de lucht hangende Djibriel te kunnen bereiken. Indachtig de titel van het gedicht, Jacobsladder, kunnen we nog een derde klassieker in de wereldliteratuur aan het topzware boeket verwijzingen in dit gedicht toevoegen, namelijk de Bijbel, die beschrijft hoe Jakob op een nacht een ladder uit de hemel neer ziet dalen, waarop engelen klimmen. Toch wordt de symboliek in het gedicht nergens teveel, omdat de thematische zwaargewichten volledig uit hun context tegenover elkaar worden geplaatst, wat een nieuwe, nog onbekende context creëert.

Naarmate Enkidu hoger komt met het bouwen van zijn ladder worden de beschrijvingen van het in het noodlot bevroren vliegtuig gedetailleerder. In dit steeds dichterbij komen is makkelijk het beeld van een neerstortend vliegtuig te herkennen dat, hoe banaal het ook klinkt, immers ook steeds dichterbij komt. Bijzonder aangrijpend is de strofe waarin Enkidu de eerste in hun val stilgezette passagiers bereikt, en uiteindelijk door een wolk zwevende lichamen klinkt, die achtereenvolgens als een zwerm, een sneeuwstorm en een archipel worden omschreven. In de eerste twee metaforen lijkt de dichter voor de verleiding te bezwijken om nóg meer literaire verwijzingen aan het gedicht toe te voegen, dit keer uit het Lied der Dwaze Bijen van Martinus Nijhoff, maar door de laatste, niet in het rijtje passende metafoor wordt die lezing ook weer onmogelijk gemaakt. Het is alsof de auteur steeds speelt met de mogelijkheid om het gedicht té rijk aan intertekst te maken, om dan op het laatste moment toch bij te sturen en de fragiele balans in stand te houden.

Aan het slot van het gedicht ontaardt de monoloog van Enkidu in een treurzang. Hij heeft tussen alle uit het vliegtuig geworpen lichamen eindelijk dat van Djibriel gevonden, maar ziet dat hij te laat is. Op het punt waarop Enkidu zijn val heeft bevroren, was Djibriel al dood. De magische ingreep in de werkelijkheid kwam te laat, is voor niks gebleken, en er rest Enkidu dan ook niets anders dan met een kalm uitgesproken commando de tijd weer voort te laten razen. Het vliegtuig scheurt verder uiteen, de lichamen regenen naar beneden en Enkidu blijft achter aan het topje van een ladder die nu naar een leeg stuk lucht blijkt te voeren.