Irina

illustratie Nikita Klimov

Een oud vrouwtje met oranje haar schuifelt mij in een wolk van duiven over de stoep tegemoet. Ik glimlach, mijn armen vol rode tulpen die ik net ter ere van internationale vrouwendag op het Nederlandse Consulaat heb gekregen. Ze kijkt me recht aan, roept iets. Leuk, die is duidelijk in voor een praatje.

‘De duiven kennen me, ik geef ze te eten, kijk dan toch naar die hongerige kopjes, met hen moet je toch delen? Net als vroeger, toen deelden we ook, al hadden we bijna niks. Ten tijde van de blokkade heb ik zelfs gras gegeten. Schoon gras, dat wel, alles was toen schoner, vooral de lucht. Dat vieze gras dat daarzo groeit bijvoorbeeld zou ik echt nooit eten. Al heb ik toen zelfs aarde geproefd, gewoon, voor de smaak.’

Ik vertel dat ik pas een documentaire over de blokkade heb gezien, gemaakt door de BBC. De dame, die zich voorsteld als Irina, steekt meteen van wal.

‘Mij hebben ze ook een keer geïnterviewd, in 2001. Ik was postbode in oorlogstijd, bracht brieven van de soldaten aan het front naar hun geliefden in de stad. Dat interview kun je vinden op het internet, kun jij op het internet?’

Ze vraagt om een papiertje. Met trillende hand schrijft ze haar naam op, met daarbij ‘op de computer’. De documentaire ging over de zevende symfonie van Sjostakovitsj in de Filharmonie, vertel ik.

‘Daar was ik bij!’ roept Irina uit.

‘Kijk eens aan, levende geschiedenis’ zeg ik.

‘Levende geschiedenis, precies!’ herhaalt een enthousiaste voorbijganger.

Irina vervolgt haar verhaal.

‘Ik ben 91 jaar. Mijn moeder was pianiste. Thuis hadden we een vleugel. In de oorlog heeft mijn moeder die zelf in stukken gezaagd, we hadden het brandhout nodig. Mijn vader sneuvelde aan het front. Mijn oma verdween in een massagraf. Dat had ze voorzien, oma. Vlak voor de oorlog aanbrak had ze een droom dat ze anoniem in een groot graf zou liggen. Die nachtmerrie werd werkelijkheid, we hebben nooit een plek gehad om te rouwen.’

Ik zeg dat ze de tulpen, die ik zo lang even in haar boodschappenwagentje had gelegd toen ik een pen en papier voor haar zocht, mag houden. Ik heb tenslotte zelf sinds mijn verjaardag al zoveel bloemen, ik kom vazen tekort. Een traan van ontroering verschijnt, of misschien komt het door de kou of zijn haar ogen gewoon waterig van ouderdom. Ik moet beslist de groeten doen aan mijn ouders. En complimenten. Wat een fantastische dochter hebben die zeg. Ze heeft zelf twee zonen, prachtige jongens. Roken en drinken allebei niet. De een is laatst nog op bezoek geweest, die is ook alweer zestig geworden. Ze woont hier vlakbij en loopt iedere dag haar rondje: duifjes voeren, naar de winkel en weer terug. Met haar wandelstok wijst ze naar de chique nieuwe appartementen die achter het Nederlands Instituut verrijzen.

‘Kijk, die lui worden dus nooit 91, neem dat maar van mij aan. Zij delen niet.’

Met haar rimpelige koude handje grijpt ze mij vast, uit balans gebracht door het korte gebrek aan steun van de wandelstok. Ik zeg dat we maar weer eens moeten gaan bewegen, het vriest ten slotte, zo lang stilstaan is niet gezond. Irina schuifelt verder.

‘Wie weet treffen we elkaar nog eens, ik loop hier toch iedere dag. De mensen hier kennen me: duifjes en de winkel, iedere dag hetzelfde rondje. En ik maak graag een praatje. 91 jaar, vertel dat maar aan je ouders, levende geschiedenis ben ik!’

 

Eline Helmer (1993) begon na een BA Antropologie (University College Utrecht) en MSc Russische en Oost-Europese Studies (University of Oxford) in 2017 aan een PhD (University College Londen). Ze woont en werkt sinds 2015 in Rusland; eerst één jaar in Pskov, daarna in Sint-Petersburg en portretteert voor Tirade mensen die ze ontmoet.

Foto van Eline Helmer
Eline Helmer

Eline Helmer (1993) begon na een BA Antropologie (University College Utrecht) en MSc Russische en Oost-Europese Studies (University of Oxford) in 2017 aan een PhD (University College Londen). Ze woont en werkt sinds 2015 in Rusland; eerst één jaar in Pskov, daarna in Sint-Petersburg en ze portretteerde voor Tirade mensen die ze ontmoet.

Sasja

Illustratie Anna Borisova

04:50. Met Sasja, taxichauffeur in Okoelovka. We rijden naar het station.

‘Heb je echt geen Russische familie? Het is zo bijzonder, je bent de eerste buitenlander die ik ontmoet en het is voor mij gewoon mooi om te zien hoe jij je hier op je gemak voelt. Ik bedoel, de hele wereld heeft een hekel aan ons, aan de Russen, hoe komt dat toch? Mijn zoon vaart op zee, zijn schip moet altijd het langste wachten. Hier zag mijn vriend gisteren trouwens een eland, ik zal speciaal langzaam rijden, let goed op, misschien krijgen we hem te zien.’

De minuten vliegen voorbij op het display van het autoradiootje terwijl Sasja en ik met een slakkengangetje langs een moerassig berkenbos hobbelen. Als hij ziet dat ik naar de klok kijk in plaats van naar eventuele elanden schrikt hij op.

‘Hoe laat was je trein ook alweer?’

 

 

Eline Helmer (1993) begon na een BA Antropologie (University College Utrecht) en MSc Russische en Oost-Europese Studies (University of Oxford) in 2017 aan een PhD (University College Londen). Ze woont en werkt sinds 2015 in Rusland; eerst één jaar in Pskov, daarna in Sint-Petersburg en portretteert voor Tirade mensen die ze ontmoet.

Foto van Eline Helmer
Eline Helmer

Eline Helmer (1993) begon na een BA Antropologie (University College Utrecht) en MSc Russische en Oost-Europese Studies (University of Oxford) in 2017 aan een PhD (University College Londen). Ze woont en werkt sinds 2015 in Rusland; eerst één jaar in Pskov, daarna in Sint-Petersburg en ze portretteerde voor Tirade mensen die ze ontmoet.

Opgegraven

Papa Leidsplein 2

Aan het overlijden van mijn vader heb ik weinig concrete herinneringen, behalve de datum en een gevoel van duizeligheid dat me vaker overvalt als ik iets niet helemaal kan bevatten, zoals breuken met ook weer een breuk in de noemer of ontbinden in factoren. Anders dan mijn zus, die destijds al veel volwassener met dit soort zaken omging, hield ik zijn dood mentaal op afstand, als een verre abstractie achter een ziekenhuisdeur die ik weigerde te openen.

Toen was ik achttien, nu loop ik tegen de vijftig. In het mensenleven daartussenin heb ik weinig – achteraf misschien té weinig – aan hem gedacht. Mijn vader was dood en begraven tot ik vorige week op een strandje in Amsterdam-Noord oog in oog stond met zijn weduwe, de vrouw die zich nooit aan de status van ‘Nieuwste Vriendin’ heeft kunnen ontworstelen. Die kans heb ik haar nooit gegeven.*

Ze zag er nog precies hetzelfde uit, alsof ze al die tijd gevriesdroogd op dit moment had liggen wachten: stormvast gespoten halflang haar, dunne, opgetrokken wenkbrauwen en de lippen getuit in een permanent verbaasde ‘o’ [lowercase], waardoor eventuele rimpels nog minder opvielen.

Ze had foto’s meegenomen. Slimme zet. Binnen onze familie is beeldmateriaal van mijn vader buitengewoon schaars. Het enige wat ik heb, is een schilderijtje van hem als kleuter dat sinds de Tweede Wereldoorlog bij mijn grootouders boven het dressoir hing.**

Papa met een piepklein zwembroekje in seventies-licht op zijn surfplank; met zijn eeuwige Ray-Ban Aviator in het motorbootje op de Nieuwkoopse plassen; opzichtig poserend in zwart-wit op het Leidseplein; in de woonkamer met een kaketoe op zijn hoofd. Het is voor het eerst dat ik hem weer zie.

Bladerend door het vergeelde album moet ik denken aan de film Smoke (1995), waarin het schrijverspersonage Paul Benjamin vertelt over een zoon die zijn dode vader onder het ijs in een bevroren meer aantreft, na jaren nog altijd perfect geconserveerd en jonger dan hij op dat moment zélf is. Nu pas, nu ik hem zelf voorbij ben, zie ik hoezeer ik op mijn vader ben gaan lijken en hij op mij; hoe hij mijn jongere broertje zou kunnen zijn.

Ik word er een beetje draaierig van.

__________________

* De Nieuwste Vriendin (ofwel Laatste Vriendin) was de opvolgster van de Nieuwe Vriendin van mijn vader, die – vermoedelijk sla ik ergens in deze keten een paar stappen over – op haar beurt weer de plaats van mijn moeder had ingenomen in een neerwaartse chronologie van steeds verder afnemende affectie en vertrouwen. Ik heb altijd vermoed dat mijn zus en ik niet zijn enige kinderen konden zijn. Eventuele halfbroers en –zussen kunnen zich melden bij de redactie.

** Ook online is niets over mijn vader te vinden. Hij stierf op 3 juni 1990, ver voordat het internet ingeburgerd raakte. De bovenstaande foto dient daarom niet alleen als illustratie bij dit stukje, maar ook als publiek toegankelijk, googelbaar bewijs dat Pieter van Lith daadwerkelijk heeft bestaan.

Arjen van Lith (1971) is schrijver en journalist. Hij woont afwisselend in Amsterdam en de Verenigde Staten.

Arjen van Lith

Arjen van Lith (1971) is journalist, schrijver en kunstenaar. Sinds acht jaar woont hij in de Verenigde Staten, eerst in Austin en nu in Pittsburgh, waar hij werkt aan zijn sleutelroman en andere projecten

Aarde, bodem, grond, Herman de Vries

Ik zie de rode bauxietwegen in Suriname waar een jongen op de middelbare school van vertelde, jaren later reed hij zich dood op een vroege ochtend na een feest. De bosgrond nabij Doorn was wellicht het laatste wat hij zag toen het leven langzaam uit zijn ogen verdween. Uit de permafrost in Rusland halen ze stukken kakelverse mammoet, als je er een mes in steekt gulpt het bloed er uit, de Chinezen zijn met klonen begonnen. Een stoffig dorp in midden China is een van de levendigste herinneringen aan maanden reizen daar, de stof die opwolkt als je je zool over de bodem wrijft. Stof, grond, bodem.

De humuslaag is een vruchtbaar psychologisch symbool: rottenis verandert langzaam in vruchtbare aarde: composteren: troep erboven in: mooie rijke zwarte aarde er onder uit.

The River’s tent is broken; the last fingers of leaf
Clutch and sink into the wet bank. The wind
Crosses the brown land, unheard.

T.S. Eliot The Waste Land

Herman de Vries is een in Duitsland woonachtige kunstenaar die grond verzamelt en rustig uitwrijft op papier.  Een meditatieve handeling verwacht ik, elementair tekenen, kleurproeven van de aarde, een palet van grondsoorten, elementen. In Museum Alkmaar is een mooie kleine tentoonstelling van zijn werk. Vaak heel direct opsparen van natuur, planten, grassen, grond en dat inkaderen, betekenis geven. Mooi!

[…]

Al het kraken van de wieg, al het zingen van de moeders die hun kinderen sussen
al het hijgen van geliefden, de ogen bloeddoorlopen,
al het sneeuw van het oranje ochtendgloren in de bergen
zijn nog in mij. Nog even zijn ze er,
tot ik in de afgrond van de zwarte zenit stort.

Hier overwint een mensheid, vruchtbaar en verbeten,
die niet dorst naar het geheim, die zich vermeerdert en bestaat.
In weerwil van haar wilde ik de bodem raken,
hoewel het gelijk aan haar kant staat, want alleen zo
raakt men aan de bodem.

Zo toont Miłosz het ‘bodemverlangen’ van Witkiewicz, een Poolse schrijver die aan de opeenvolging van dictaturen bezweek, zelf de aarde in vluchtte. Grond is schoonheid en gruwel ineen, geur en dood, voedsel en honger. Je ziet hem neergaan. Miłosz  prachtige autobiografie heet Geboortegrond.

De Vries werd geboren in Alkmaar. De grondpaletten van Herman de Vries jagen deze gedachten door je brein in de fraaie opstelling in het Alkmaars museum.

——-

 IMG_6285Menno Hartman (1971) is uitgever bij Van Oorschot. Hier een verwant stukje over De fenomenen van Jean Dubuffet.
Foto van Menno Hartman
Menno Hartman

Menno Hartman (1971) is uitgever bij Van Oorschot.

Goede schrijvers

Voordat mijn officiële schrijverschap aanbrak las ik alleen Engelstalige boeken. Ik heb daar geen excuus voor, maar ga toch opvoeren dat het de schuld was van mijn ouders, die altijd Engels lazen; van het Gymnasium, waar ik gedwongen was te kiezen tussen Mulisch, Wolkers of Brouwers.

Eenmaal in Amsterdam kocht ik al mijn nieuwe boeken bij ABC of Waterstone’s. Mijn tweedehandsjes haalde ik bij The Book Exchange op de Kloveniersburgwal, die toen nog van de kettingrokende Barry was. Barry had Louis Armstrong zonder moeite omver kunnen brommen, en vertelde me vaak dat ik the most eclectic taste in books had. Never seen anything like it. 

Pas nu ik dit opschrijf vraag ik me af of hij dat positief bedoelde.

Omdat ik zo’n slecht geheugen heb, was deze hele levensfase al weg aan het glippen toen Menno van der Veen me eraan herinnerde.

Ik dacht hem recent te ontmoeten op een feestje van de uitgeverij, maar Menno vertelde me dat ik hem al kende. Hij hoorde in de jaren ’90 bij een groepje gidsen van Rederij Kooij dat altijd hun fooi opdronk aan de bar van Zeppos.

Voor de late inhaker: ik was daar barman.

‘Jij vertelde me dat je een boek schreef, maar nooit iets las,’ zei Menno. ‘Dat weet ik zeker.’

We zaten met wat andere schrijvers op het kantoortje van corrector Jaap, waar sinds mensenheugenis wordt gerookt. Hoewel ik wist dat Menno geen gelijk kon hebben, liet ik het erbij. Thuisgekomen liep ik naar mijn boekenkast en verzekerde me ervan dat meer dan de helft van die ruggen in de jaren ’90 was gekocht.

Sinds ik word uitgegeven ontmoet ik veel Nederlandse schrijvers, en als zo’n figuur me interesseert lees ik zijn/haar werk. Mijn ontdekking is dat bijna alle schrijvers die ik ken in staat zijn een goed boek te produceren.

Een mens zou kunnen denken: Ok, ik zal dus iets moeten maken wat beter is.

Hoewel sommigen dit als een geweldige stimulans ervaren, word ik er vooral moedeloos van.

Ik las laatst ergens dat concurrentie de dood voor de kunst is. Wie niet vrij is om te maken, maar werkt vanuit een verlangen te overtreffen, verliest de ruimte om te láten gebeuren, en precies die ruimte brengt unieke uitingen voort.

Voorlopig houd ik me daar aan vast.

________________________________________________

Optie 8Gilles van der Loo (Breda, 1973) is schrijver en recensent. Hij was redacteur van Tirade en zijn fictie verscheen online en in diverse bladen. Bij Van Oorschot publiceerde hij de verhalenbundel Hier sneeuwt het nooit en de romans Het laatste kind en Het jasje van Luis Martín.

 

Foto van Gilles van der Loo
Gilles van der Loo

Gilles van der Loo (Breda, 1973) is schrijver, schrijfdocent en journalist. Hij was redacteur van Tirade en zijn fictie verscheen online en in de bladen. Bij Van Oorschot publiceerde hij de verhalenbundel Hier sneeuwt het nooit (nominatie Academica) en de romans Het laatste kind, Het jasje van Luis Martín en Dorp (nominatie Boekenbon- en Librisprijs). Nu in de winkel: de roman Café Dorian.

Stanislav

illustratie Nikita Klimov

‘Sorry, ik weet gewoon nog niet precies hoe dit ding werkt, ik wil even zeker weten dat de route klopt.’

Een man van een jaar of vijftig rommelt aan de tablet op zijn dashboard.

‘Werkt u nog niet zo lang als taxichauffeur?’ vraag ik.

‘Dit is mijn vijfde dag. Ik ben eigenlijk vrachtwagenchauffeur, maar mijn wagen staat bij de garage. Dacht ik in de tussentijd even uit te rusten, het is lekker weer tenslotte, maar nee hoor, ze gunnen je geen moment rust, moest meteen aan de slag op de taxi. Nog anderhalve week, dan ga ik met vakantie. Twee weken naar het dorpje in de oblast Novgorod.’

‘Heeft u daar een datsja?’

‘Nee, een huis. Een echt huis. Als vrienden op bezoek komen zeggen ze, kijk dit is nu een echt huis. Dikke balken, mooie lak, geen behang of andere onzin. En een grote kachel, precies zoals het hoort. Alleen ver weg, zeventig kilometer van het dichtstbijzijnde stadje. Daarom vertrekt iedereen. Toen mijn vader het kocht telde het dorp nog veertig bewoonde huizen. Hij heeft er zelfs nog een houten kapel gebouwd, een mooi ding. Maar ja, de een overleed, de ander vertrok, en nu zijn wij de enige bewoners die nog over zijn.

Dit jaar gaan we voor het laatst.

Mijn vrouw vindt het wel moeilijk, maar het is niet anders. Het leven daar is, hoe zal ik het zeggen, aan de enge kant. De natuur is volstrekt wild: elanden, wolven, wilde zwijnen. En totaal niet bang voor mensen. Vossen blijven gewoon staan als je ze tegenkomt, dat is toch niet normaal? Die horen weg te rennen. Wel lekker rustig, daar hou ik van. Als je hier in de buurt van Petersburg een datsja hebt zit je hutjemutje op elkaar. Steek je ‘s ochtends je slaperige kop uit het raam, zeggen twintig mensen goeiemorgen. Nee, dat is niks voor mij.

In ons dorpje is het dan wel rustig, maar het leven is er zeker niet makkelijk. Een winkel heb je er niet, dus rijden we naar een vrouw een eindje verderop. Zij heeft twee zoons van een jaar of tien, dertien, en vijf koeien. Een sterke vrouw. Haar vader was boer, een eigenzinnig type. Haar man is een paar jaar terug in het riviertje verdronken. Gewoon verdronken. Maar ja, de mensen daar, ze…’

Hij tikt tegen zijn keel. Ze drinken, begrijp ik.

‘En het zijn oudgelovigen, die geloven op een andere manier. Ze zijn een beetje vreemd, als ze een kruis slaan steken ze bijvoorbeeld twee vingers op.

Het leven daar is aan de enge kant. Boodschappen doen gaat niet bijvoorbeeld, en zaaien doen we al een paar jaar niet meer. We nemen alles mee in de auto, want de bus is ook gestopt met rijden. Maar ja, dan zit je daar met al dat eten dat je maar beter meteen kunt opeten, want om de haverklap valt de elektriciteit uit. En waar ga je dan naartoe, als ineens het licht uitvalt? En al je boodschappen bederven in de koelkast? Precies, nergens heen. Alleen maar lege huizen. In de dikke balken van ons huis wonen vleermuizen, ‘s nachts vliegen ze je om de oren, gewoon binnen, in het huis. Dat is natuurlijk ook aan de enge kant.

Het huis verkopen gaat niet, niemand die het koopt. Dus aan het eind van deze zomer trekken we gewoon de deur achter ons dicht, en dat was het dan. Dan doen we voor het laatst het licht uit, als dat tenminste niet toch al uitgevallen is.’

 

Eline Helmer (1993) begon na een BA Antropologie (University College Utrecht) en MSc Russische en Oost-Europese Studies (University of Oxford) in 2017 aan een PhD (University College Londen). Ze woont en werkt sinds 2015 in Rusland; eerst één jaar in Pskov, daarna in Sint-Petersburg en portretteert voor Tirade mensen die ze ontmoet.

Foto van Eline Helmer
Eline Helmer

Eline Helmer (1993) begon na een BA Antropologie (University College Utrecht) en MSc Russische en Oost-Europese Studies (University of Oxford) in 2017 aan een PhD (University College Londen). Ze woont en werkt sinds 2015 in Rusland; eerst één jaar in Pskov, daarna in Sint-Petersburg en ze portretteerde voor Tirade mensen die ze ontmoet.

De emigratie (de uitgestelde aankomst)

Ik durf het nu wel hardop te zeggen: heimwee heeft met de plaats waar je vandaan komt bar weinig te maken. Heimwee is een terugverlangen naar jezelf. Naar de vanzelfsprekendheid waarmee je door de straten fietste en vragen niet verbonden werden met de plek waar je je bevond. Hier voert elk onbehagen onmiddellijk naar de emigratie; wat als? kunnen wij? kan ik? Wie heimwee heeft krijgt er telkens vragen bij.

Ik was gewaarschuwd, maar ik meende zeker te weten dat waarschuwingen aan mij niet waren besteed. Al snel zou ik iets nieuws over mezelf te weten komen. ‘Ik lees,’ verklaarde ik vooreerst nogal pedant, ‘ik voel me nergens een vreemdeling’ – indachtig de regels van Curzio Malaparte [1] over Rossellini: “ Hij ( Rossellini) maakt films. Hij voelt zich nergens een vreemdeling. Film is het vaderland van de vreemdelingen”.

Bovenstaande regels las ik in Madrid; ik herinner me van bijna elk boek op welke plek ik het las en zo krijgen deze plekken achteraf een intenser tint. Met de gedachten aan mijn favoriete roman: De Engelse patiënt van Michael Ondaatje, buitelen alledaagse maar daardoor niet minder dierbare herinneringen, mijn geheugen binnen. Een kurken vloer, een paar schoenen naast me op de grond, de geluiden van de buurman die zijn deur afsluit om naar zijn werk te gaan. Een boek herlezen lijkt in meerdere opzichten op een thuiskomst, bij het lezen van vertrouwde zinnen doemen er tevens bekende kamers op. Er klinkt muziek. Niet zo gek, want Ondaatje schrijft zoals een jazzmuzikant speelt, meer dan eens verandert hij van ritme, hij verlegt de loop van zijn zinnen, vaak er middenin. Doordat er zoveel klank in zijn taal zit houden romans als Op weg naar stilte en De verzamelde werken van Billy the Kid  nooit op te verrassen. Wellicht moet ik in mijn Spaanse huis Ondaatje nogmaals lezen. Weggaan en dan terugkeren.

Cees Nooteboom nam de grootst mogelijke omweg naar Santiago, blijmoedig bereed hij talloze zijwegen, ook hij verlegde zijn route, liet de auto staan en wandelde, kuierde in het lage gras. Telkens stelde hij zijn aankomst uit, verliefd als hij was op de reis zelf. Wij arriveerden zo razendsnel vanuit Ooit, dat je gerust kunt stellen dat de reis werd overgeslagen. Wat ik nodig heb is een uitgestelde aankomst. Er moet nog worden gedwaald – ruimte genoeg hier. In de tussentijd staar ik naar de rotsen langs de kust. Mediterraan licht is alleen zacht in de vroege ochtend en avond. Om zes uur ‘s morgens lijkt de lucht van gloeiende as en als de zon eenmaal brandt moeten de luiken voor de ramen worden gesloten. ‘s Avonds kleuren de rotsen geel, de kleur van gedroogd stro. Buiten staat mijn echtgenoot op het terras, hij fluit een deuntje dat me bekend voorkomt. Kinderstemmen stijgen op van de speelplaats voor ons appartementengebouw. Ik draai me om en neem De Engelse patiënt uit de boekenkast. Er is een weersverandering op komst. Nog voor ik het boek heb opengeslagen fluister ik die eerste geliefde zinnen.

[1] Curzio Malaparte Dagboek van een vreemdeling in Parijs Privé-domein nr.279 Uitgeverij de Arbeiderspers 2014

Lia Jildiz Kaptein (3)

foto: Jildiz Kaptein

Lia Tilon (1965) debuteerde in 2002 met de roman Huizen van papier bij Uitgeverij De Arbeiderspers. In 2012 publiceerde Uitgeverij Cossee haar roman Zielhond, in 2017 gevolgd door Archivaris van de wereld. Tilon schrijft romans en korte verhalen. Zij blogt over emigratie en de vraag wat heimwee is. Is heimwee wel verbonden met een plek in je leven, of aan het gevoel dat je had toen je je op die plek bevond? En maakt het wat uit?

Foto van Lia Tilon
Lia Tilon

Lia Tilon (1965) debuteerde in 2002 met de roman Huizen van papier bij Uitgeverij De Arbeiderspers. In 2012 publiceerde Uitgeverij Cossee haar roman Zielhond, in 2017 gevolgd door Archivaris van de wereld. Tilon schrijft romans en korte verhalen. Zij blogt over emigratie en de vraag wat heimwee is. Is heimwee wel verbonden met een plek in je leven, of aan het gevoel dat je had toen je je op die plek bevond? En maakt het wat uit?

Büch, een late liefde

In veel van mijn fascinaties hobbel ik werkelijk decennia achter veel vlottere mensen aan. En dat ik nou elders een beetje avantgarde ben kan ik ook niet beweren. Jaren ’80 muziek ben ik pas gaan waarderen rond 2010, omdat ik in de jaren ’80 liever Bach draaide. Misselijk mannetje. Ik dan. Over Bach geen slecht woord.

Toen vrij veel mensen boeken lazen en programma’s keken van Boudewijn Büch had ik een onverklaarde hekel aan de man. Nu hij helaas reeds lang verscheiden is begint het boeiende aan deze figuur mij pas te geworden. Ik wilde dat ik wat vlotter was en niet zo vooringenomen, dan had ik hem makkelijk nog eens kunnen spreken voor 2002 toen hij op 54-jarige leeftijd overleed. (Ik heb een hele lelijke arme kerel gekend die vaak zei: ‘ik wilde dat ik wat rijker was en niet zo knap…’)

Ik werk me nu met veel genoegen door Büchs eilandentetralogie heen: Eilanden, Eenzaam, Het ijspaleis en Blauwzee.

Fascinerend vind ik het schaamteloze navolgen van eigen hang ups en interesses, Büchs Amerikahaat, zijn pathologische bibliofilie, en de neiging meticuleus te citeren en te bibliograferen. Ik deel dus onder meer zijn eilandliefde en deze vier deeltjes, die volgens mij heel goed tot 1 dundrukboek Eilandliefde zouden zijn samen te smeden (doen, uitgeverij Atlas Contact!, met kaarten en een Büchwaardig register) zijn een Nederlands monument voor de nesofilie of eilandliefde.

De enige reden dat ik misschien met wat minder zelfhaat naar mijn late ontdekkingen kan kijken is dat je op afstand gewoon beter ziet: Büchs pedanterie was wellicht moeilijker te scheiden van zijn levende aanwezigheid, nu hij helaas zo lang al dood is lees je een heel sympathiek mens en duidelijke afwijkingen die hem alleen maar sympathieker maken. Zijn betweterigheid past helemaal bij zijn biografie, hij treedt op de voorgrond omdat hij zich verbergen wil. Een schitterend tegenstrijdig persoon. Ik ga nog van hem houden. Altijd te laat.

——-

 IMG_6285Menno Hartman (1971) is uitgever bij Van Oorschot, woont op dit eiland. Lees ook dit. En nog een paar eilandstukken op dit blog.

 

 

Foto van Menno Hartman
Menno Hartman

Menno Hartman (1971) is uitgever bij Van Oorschot.

Keti Koti

Dit jaar zou ik Nadim meenemen naar Keti Koti. Maandag haalde ik hem op uit school en zette hem op de stang van mijn fiets, trapte richting Oost.

Ik wilde hem vertellen waar het festival voor staat; wilde niet dat hij zou denken dat hij naar een vroege versie van Kwakoe ging. Natuurlijk had ik me afgevraagd wat een goede leeftijd is om je kind te vertellen dat er zoiets als slavernij bestond, dat onze stad gebouwd is met het bloed van onderworpen mensen.

Zeven is jong, maar zwarte kinderen kunnen ook niet kiezen wanneer ze klaar zijn voor discriminatie, dus zeven leek me oud genoeg. Al trappend probeerde ik moed te verzamelen; de juiste woorden.

We kwamen langs een VR-café waar ik Nadim mee naartoe genomen had toen we te laat bleken voor het Amsterdam Light Event. De blitse bril en het 3D-spel hadden hem de beloofde lichtjestoer doen vergeten.

‘Pap’ zei hij. ‘Wanneer gaan we weer met zo’n bril?’

Ik ademde in en weer uit. ‘Dat doen we nog wel eens. Nu gaan we ergens anders heen, en daar wil ik iets over vertellen.’

Soms vraag ik me af hoe het zou zijn om in een land te wonen waar je alles met de auto doet. Waar je nooit met je jongen tussen je armen door de stad kunt zoeven, de wind door zijn haar.

Het is moeilijk om je kind over ons verleden te vertellen. Precies te zeggen hoe het was en is. Nadim luisterde en ik praatte, hakkelde af en toe. Ik hoopte dat hij mijn verdriet niet hoorde. Toen ik klaar was vroeg ik of hij me begrepen had.

Ik vroeg hem te herhalen wat ik had verteld, wat hij heel nauwkeurig deed. Ik zei dat veel van de zwarte mensen die we kennen nakomelingen van slaafgemaakten zijn. Ik noemde zijn tante Q en zijn vriend G, noemde mensen die hij zich herinnert uit Suriname.

Stilletjes liep hij aan mijn hand het Oosterpark in, waar de wolken barbecue en reggae ons opvingen. We kwamen bij het monument: mensen in ketenen, de vrijheid aan het einde als een gevleugelde figuur.

Met zijn hand in de mijne zette ik koers naar een kraam waar ik schaafijs voor mijn jongen kocht. Hij koos blauw en rood en oranje, slurpte luidruchtig.

Nu, dacht ik, komen de vragen.

‘Pap?’

‘Naadje?’

‘Denk je dat we op de terugweg nog even naar dat café met de brillen kunnen?’

________________________________________________

Optie 8Gilles van der Loo (Breda, 1973) is schrijver en recensent. Hij was redacteur van Tirade en zijn fictie verscheen online en in diverse bladen. Bij Van Oorschot publiceerde hij de verhalenbundel Hier sneeuwt het nooit en de romans Het laatste kind en Het jasje van Luis Martín.

 

Foto van Gilles van der Loo
Gilles van der Loo

Gilles van der Loo (Breda, 1973) is schrijver, schrijfdocent en journalist. Hij was redacteur van Tirade en zijn fictie verscheen online en in de bladen. Bij Van Oorschot publiceerde hij de verhalenbundel Hier sneeuwt het nooit (nominatie Academica) en de romans Het laatste kind, Het jasje van Luis Martín en Dorp (nominatie Boekenbon- en Librisprijs). Nu in de winkel: de roman Café Dorian.

Vera Aleksandrovna

illustratie Anna Borisova

Prachtige dame, jaar of tachtig. Rood geverfde krullen piepen onder haar elegante baret uit. Zwierige bontjas. Het is min veertien vandaag. Dat mensen van deze leeftijd er met zulke temperaturen zo bij kunnen lopen is alleen al bewonderenswaardig.

‘Ik vind Petersburg de mooiste stad op aarde. Ze zeggen wel dat Venetië mooier is, maarja, daar ben ik nooit geweest, dus wat mij betreft wint Petersburg. Misschien niet de beste stad, maar toch in ieder geval de mooiste. Als je bedenkt wat mensen hebben moeten doorstaan om de stad uit de handen van de fascisten te houden… mijn moeder, mijn oma, allemaal blokadniki. Ze vertelden me over de honger en de kou. Er waren sneeuwhopen, kijk, net als nu. Maar mensen waren uitgeput. Negenhonderd dagen, onvoorstelbaar. Toch heeft mijn oma doorgeleefd tot ver in de negentig. Ze heeft gewoon nooit opgegeven, zo iemand was ze.’

‘Ben jij getrouwd? Net liep ik langs de kade, langs het huwelijksbureau. Daar zijn mijn man en ik getrouwd. Lang geleden hoor, mijn man leeft zelfs al zeven jaar niet meer. Net liep ik langs dat bureau en ik zag alles weer voor me, wat waren we toen allemaal jong, mooi en lang. Meer dan dertig gasten, stel je voor, in een prachtige zaal. Toen we naar buiten stapten kwamen er net twee bussen met toeristen aan. Geen idee uit welk land, maar ze vonden onze bruiloft geweldig. Ze maakten foto’s met ons en wij met hen, zo werden ze als het ware gasten op mijn bruiloft!’

‘Hoe heet je? Elina? Vera Aleksandrovna, aangenaam. Luister Elina, Ik hoop dat je veel kindjes krijgt. Zie het als mijn advies, dat is echt het belangrijkste, veel kinderen. Zodat je nooit alleen zal zijn. Zo. Veel. Mogelijk, echt.’

Ze staat op en schuifelt richting de deur, met één hand grijpt zich vast aan de stang, de andere, tot een mager vuistje gebald, zwaait fanatiek door de lucht. Ze kijkt om:

‘Zo veel mogelijk kinderen! Zo veel mogelijk! Zo veel mo-ge-lijk!’

Al roepend stapt ze de bus uit. Na een paar onzekere stapjes op de besneeuwde stoep kijkt ze nog een keer om en werpt me een kushandje toe door het vuile raam. Terwijl de bus weer optrekt blaas ik er gauw eentje terug.

 

Eline Helmer (1993) begon na een BA Antropologie (University College Utrecht) en MSc Russische en Oost-Europese Studies (University of Oxford) in 2017 aan een PhD (University College Londen). Ze woont en werkt sinds 2015 in Rusland; eerst één jaar in Pskov, daarna in Sint-Petersburg en portretteert voor Tirade mensen die ze ontmoet.

Foto van Eline Helmer
Eline Helmer

Eline Helmer (1993) begon na een BA Antropologie (University College Utrecht) en MSc Russische en Oost-Europese Studies (University of Oxford) in 2017 aan een PhD (University College Londen). Ze woont en werkt sinds 2015 in Rusland; eerst één jaar in Pskov, daarna in Sint-Petersburg en ze portretteerde voor Tirade mensen die ze ontmoet.

De emigratie (boekhouder van kwade zaken)

Depressie lijkt op rouw, het lijkt ook op angst en verdriet – verzamelnamen voor wat er gebeurt als je iets verliest, schrijft [1]Eva Meijer in De grenzen van mijn taal. Daar voegt ze aan toe dat een depressie anders is omdat ze gepaard gaat met het verlies van realiteit. (Ik doe haar werk tekort, zoals ik hier alle geciteerde schrijvers tekort doe). Dapper zijn, schrijft Meijer en dat ontroert me mateloos.

Heimwee lijkt op rouw, maar lichter. Je hebt iets verloren wat niet weg is, door weg te gaan heb je plek verloren aan anderen. Heimwee is een constant registreren wat je niet meer hebt, het is alsof een kwade boekhouder alleen de minnen noteert in een steeds dikker wordend schrift. In de wintermaanden spiek ik dagelijks op mijn weerapp om te zien hoe het weer in Nederland is, dat helpt (alweer bewolkt). Maar op de momenten dat ik door heimwee word overvallen is er niets lichts, niets warms dat op de wind naar me toedrijft. Meestal gebeurt het als ik iets zie of meemaak wat me tegenstaat, wat op zich al irriteert: mag er dan niets meer tegenvallen nu we eenmaal zijn vertrokken?

Eerder schreef ik dat wie weg is, zich realiseert hoe schoon Nederland is. In onze Alicanteese wijk poepen honden op de stoep, als het donker eenmaal is gevallen zijn er nog maar weinig baasjes die het opruimen. Hondenpis vreet aan gebouwen en lantaarnpalen. Ik heb medelijden met de dieren die met een shirtje of jasje aan, in de stad altijd aan een lijntje lopen. Het lijkt hier doodnormaal. Het Spaanse woord voor huisdier is mascota.

Niet ver van ons zolderappartement ligt een plein met een paar bomen, de bakker heeft er zijn terras gebouwd. Mijn echtgenoot en ik gaan er op zaterdagmorgen koffiedrinken, het is er altijd druk, gezinnen met kinderen strijken neer op de stoelen. Een jongetje trekt zijn broek omlaag, zijn moeder zet hem tussen de tafeltjes en laat hem spetterend plassen tegen een boomstam. Wanneer we naar het bergdorp Polop gaan, eindigt onze dag op een terras met een hartverheffend uitzicht over de vallei. Natuurlijk zijn er toiletten, er zijn in Spanje óveral toiletten, ook bij de bakker en in de supermarkt. Aan de linkerzijde van het terras ligt wat grind, waar een meisje neerhurkt, broekje op de knieën. Ik verzet mijn stoel en glimlach naar mijn echtgenoot. ‘Laten we blijven en nog wat bestellen.’

In werkelijkheid praat ik tegen mezelf. De bergen zijn mooi. Spoedig, ik weet het zeker, zal ik in staat zijn die gramme boekhouder de tent uit te gooien.

[1] Eva Meijer De grenzen van mijn taal Uitgeverij Cossee 2019

Lia Jildiz Kaptein (3)

foto: Jildiz Kaptein

Lia Tilon (1965) debuteerde in 2002 met de roman Huizen van papier bij Uitgeverij De Arbeiderspers. In 2012 publiceerde Uitgeverij Cossee haar roman Zielhond, in 2017 gevolgd door Archivaris van de wereld. Tilon schrijft romans en korte verhalen. Zij blogt over emigratie en de vraag wat heimwee is. Is heimwee wel verbonden met een plek in je leven, of aan het gevoel dat je had toen je je op die plek bevond? En maakt het wat uit?

 

Foto van Lia Tilon
Lia Tilon

Lia Tilon (1965) debuteerde in 2002 met de roman Huizen van papier bij Uitgeverij De Arbeiderspers. In 2012 publiceerde Uitgeverij Cossee haar roman Zielhond, in 2017 gevolgd door Archivaris van de wereld. Tilon schrijft romans en korte verhalen. Zij blogt over emigratie en de vraag wat heimwee is. Is heimwee wel verbonden met een plek in je leven, of aan het gevoel dat je had toen je je op die plek bevond? En maakt het wat uit?