‘Wat een broodje! Toe maar hoor! Alsof het allemaal niks kost! Zo, die jongen heeft geld genoeg zo te zien, wat een broodje zeg!’
Een rimpelig omaatje roept dwars door de overvolle bus.
‘Zeker zo’n verwend kind, daar zijn er tegenwoordig veel van. Vroeger, toen waren er niet van zulke broodjes. We zijn hier wel in de stad van de blokkade hoor, heb je daar wel eens aan gedacht?’
Er draaien nu steeds meer gezichten in de bus onze kant op. De Nederlandse student, die geen Russisch verstaat, hapt al met wat minder enthousiasme in zijn broodje gezond. Ik zeg tegen de vrouw dat we met een groep Nederlandse studenten naar het Russisch Museum gaan.
‘Oh.’
Ze krabbelt wat aan de uitgedroogde wrat naast haar neus.
‘Ik ben ook vaak met studenten op stap geweest, ik ben eigenlijk docent Russisch,’ mompelt ze een beetje verdwaasd. Ik vraag of ze zelf uit Sint-Petersburg komt.
‘Nee, uit Wit-Rusland.’
Ik zeg gauw dat mijn vriend Vitalii daar ook vandaan komt, uit Mahiljow. Een brede glimlach verschijnt op haar gezicht.
‘Mijn landgenoot! En ook nog eens uit Mahiljow, nou zeg, wat een toeval! Mijn zoon woont daar nu, hij is getrouwd met een Russische, ze spreekt wel vier talen. De kleinkinderen spreken ook al twee talen thuis, en Engels op school.’
Ze glimlacht.
‘Het zijn zulke kanjers! Mijn man leeft niet meer, maar dat was ook al zo’n talentvol figuur. Hij verloor zijn beide ouders in de oorlog en groeide op in een weeshuis. Zo leerde hij dus al vroeg voor zichzelf op te komen. Weet je, ik was dan vroeger wel docent Russisch, maar mijn hart ligt eigenlijk bij de Wit-Russische poëzie. Wat Poesjkin voor de Russen is, is dit gedicht voor ons. Luister, deze kent Vitalii zeker!’
Gevaarlijk zwaaiend met haar wandelstok in de volle bus begint ze te citeren. Ik ben blij dat we in de file staan. Dan valt ze stil.
‘Heb je dat nieuwe hoge gebouw gezien dat ze aan het bouwen zijn aan de andere kant van de rivier? Het is toch niet te geloven. Zo hoog. Vijf verdiepingen, meer heeft een mens toch niet nodig? Dat is niet natuurlijk. Waarom willen mensen zo ver weg van de aarde?’
Ze schrikt op.
‘Is dit al de Nevskii prospekt? Dan moet ik eruit. Nou, alle goeds hoor. Ik wens jou en Vitalii het allerbeste, en dat jullie maar veel gezonde kinderen mogen krijgen.’
Ze knijpt in mijn hand en vraagt me toch vooral de hartelijke groeten te doen aan haar landgenoot.
‘Ik weet niet eens hoe u heet, van wie moet ik de groeten doen?’ vraag ik.
Een guitige grijns verschijnt op haar gezicht.
‘Doe maar van Loekasjenko, dat wordt grappig,’ gniffelt ze, terwijl ze tastend met haar wandelstok de bus uitstapt.
—
Eline Helmer (1993) begon na een BA Antropologie (University College Utrecht) en MSc Russische en Oost-Europese Studies (University of Oxford) in 2017 aan een PhD (University College Londen). Ze woont en werkt sinds 2015 in Rusland; eerst één jaar in Pskov, daarna in Sint-Petersburg en portretteert voor Tirade mensen die ze ontmoet.