Terwijl ik met Ada (4) op mijn stang over de Bilderdijkstraat fietste, besefte ik dat we voor het eerst in twee jaar samen naar een kledingwinkel gingen. Zo lang geleden was het, dat de zingende kleuter tussen mijn armen het niet eens meer wist. Die laatste keer was ook bij Leg-Inc, en Aad koos toen een legging met een knallende graffitiprint, die ze daarna bijna dagelijks droeg. Toch moet hij de eerste slijtplek of verkleuring nog vertonen.
‘Zijn ze wel zeker weten open?’ vroeg ze terwijl ik haar van de stang tilde, losliet op de stoep.
‘Loop maar naar binnen,’ zei ik.
Van de eigenaren ken ik er één, die er vandaag gelukkig was. Ada draaide pirouetten en deed poses voor een hoge spiegel terwijl ik met Saskia praatte; op de schaal tussen verlegen en extravert scoort mijn dochter Gordon Heuckeroth. Ik liet mijn blik over het rek met voorbeeldleggings gaan en wist meteen welke ze zou kiezen.
Er moest gepast worden en daarom moesten er schoenen, sokken en een broek uit. Mijn dochters blote roze pootjes, twee kleine lege sokken op een harde vloer. De leggings hadden een brede zwarte band die om haar buikje spande, je kon ze optrekken tot bijna in haar oksels. Ada bekeek zichzelf van alle kanten in de spiegel, spreidde haar armen en straalde. Met zulke ogen, dacht ik, heb ik nog nooit naar mezelf gekeken.
Hoewel ze hetzelfde model en dezelfde maat hadden, werden er leggings afgewezen omdat ze niet lekker zaten. Na een minuut of tien was er een absolute winnaar, en wel de door mij voorspelde zebravariant met gouden vlekjes. Je kunt het meisje uit de Jordaan halen, maar de safariprint niet uit het meisje. Dat zonnebankbruin meldt zich geloof ik later pas.
De legging bleef aan, Aads oude broek moest in mijn rugtas mee. Ik rekende af en we bedankten Saskia. Omdat het al tegen vijven liep was het best druk op straat, en onderweg wees Ada andere weggebruikers op haar nieuwe broek.
‘Deze heb ik van mijn papa gekregen,’ zei ze. ‘Het is een panter.’
Ook kenmerkend voor de Jordanees is dat hij om het even welke dierenvlek een panterstreep noemt.
‘Een zebra,’ verbeterde ik steeds. ‘Zébrastrepen, zijn het.’
Een wat versleten man met grijze dreadlocks stak zijn duim op, een jongen met een grote koptelefoon en getatoeëerde handen glimlachte.
‘Meid!’ zei een gelooide snorfietsdame met zuurstokroze lippen. Ze knipoogde naar mij en gaf wat meer gas om ons bij te kunnen houden. ‘Jij hebt vast een héle lieve papa.’
‘Papa zegt dat het zebra is.’
De vrouw keek nog eens goed naar Ada’s legging, leek een afweging te maken onder haar matgroene helm.
‘Nou,’ zei ze met wat nog het meest op medelijden leek. ‘Ik vind hem in ieder geval práchtig.’