Meer dan vijftig

Ik ben geen spelletjesman, maar omdat we toch in Moncarapacho waren en die tafel er toch stond en vriendin K stralend vier stenenhoudertjes op tafel had gezet en ik graag wilde meedoen met alles wat mijn vrienden deden en het om Rummikub ging – waarvan ik me vaag de regels kon herinneren – schoof ik aan.

Al snel werd ieders spelpersoonlijkheid duidelijk en konden daar grappen over worden gemaakt, een aspect van spelletjesdoen dat ik wel weer erg waardeer. Het gaat me altijd meer om de dynamiek dan om het winnen.

Ik maakte een foto van ons met de tafel vol steentjes en stuurde die aan B, die negen jaar jonger is dan ik.

‘Ha,’ stuurde ze terug. ‘Nu ben je écht boven de vijftig.’

In het vliegtuig, op weg naar Portugal om K hier in Moncarapacho te bezoeken, had M mijn sores aangehoord. Ik liep de afgelopen jaren erg tegen dat ouder worden aan, vertelde ik haar. Niet alleen waar het mezelf aanging; de dood van mijn ouders en de aftakeling van vrienden hakten er ook in. Veel positiefs zag ik niet meer in de toekomst.

‘Ik vind het juist heerlijk,’ zei M, die vier jaar ouder is dan ik. ‘Ik weet precies wat ik kan en wil en honey I don’t give a damn als iemand het daar niet mee eens is.’

De rest van de vlucht vroeg ik me af wanneer mij ook zo’n heerlijk soort ontspanning zou gaan overkomen. In M’s woorden leken loslaten en de regie over jezelf pakken schitterend samen te gaan – dat moest haast wel heerlijk wezen.

Ik legde drie drieën neer en schoof een dertien aan een rijtje zwarte stenen, keek om me heen en concludeerde dat ik als vijftiger met drie vijftigers op vakantie was. Het voelde helemaal niet zo. Zo oud als ik vijftigers vroeger vond was ik beslist niet, toch?

De volgende ochtend namen we een bootje in Olhao en voeren naar een soort waddeneiland dat deel uitmaakt van de Ria Formosa, een natuurgebied voor de kust. De bebouwing was er laag, het licht zo fel dat je nergens lang aan kon blijven denken. Het strand bleek op deze vier vijftigers na verlaten.

We dwaalden, nu eens met zijn vieren, dan weer twee aan twee. Soms liep een van ons eventjes solo langs de branding. Ik bedacht dat dit heel mooi liet zien hoe onze vriendschap werkt: de banden zijn flexibel alle kanten op, er zit een bijna evengrote ruimte als hechtheid in ons contact. Al snel loste de felle zon ook deze gedachte op.

Ik keek over zee en beeldde me in dat ik de Noordkust van Marokko zag. De wind, die in de afgelopen dagen stormachtig had gewaaid vanuit het zuiden, was nu bijna gaan liggen. Met zachte blindenvingers onderzocht de Afrikaanse warmte mijn gezicht.

Toen we aan het einde van het eiland kwamen, op de steiger van een pont die ons terug naar Olhao moest varen, nam B een foto van ons. Vanochtend, bij het schrijven van dit stukkie, vond ik die weer terug.

Het lastige van foto’s is dat ze al na een paar dagen aanvoelen als herinneringen aan een heel andere tijd. Ze brengen een voorbijheid mee, die nu mijn weemoed aanslingert.

Lieve M, als je dit leest: leg me nog één keer uit hoe je dat doet, tevreden ouder worden.

Foto van Gilles van der Loo
Gilles van der Loo

Gilles van der Loo (Breda, 1973) is schrijver en schrijfdocent. Tussen 2011 en 2015 was hij redacteur van Tirade. Bij Van Oorschot publiceerde hij de verhalenbundel Hier sneeuwt het nooit en de romans Het laatste kind, Het jasje van Luis Martín, Dorp en  Café Dorian. Meest recent verscheen Mens blijven aan het front bij Hollands Diep, dat hij samen met zijn Oekraïense vriend Andrii Kobaliia schreef.