In aantocht: Tirade 455

Op 26 augustus aanstaande verschijnt Tirade 455.  En zullen we, voor deze ene keer, onze bescheidenheid nou eens laten varen? Tirade 455 wordt hét hoogtepunt van de Rentrée Littéraire 2014. Want:

Het nummer bevat essays en beschouwingen van: Walter van den Berg, Bindervoet & Henkes, Valeria Luiselli, Carel Peeters, Ilja Leonard Pfeijffer en Carolina Trujillo.

Verder brengen we verhalend proza van: Gert-Jan van den Bemd, Arjaan van Nimwegen, Roos van Rijswijk, Eloy Tizón, Wytske Versteeg en Daniel Woodrell.

Bovendien vind je in Tirade 455 poëzie van: Wim Brands, Eva Gerlach, Amarantha Groen, Ilja Leonardo Pfeijffer en James Salter.

De tekeningen op, achterop en in het nummer zijn van de hand van Floris Felix van Velsen.

Tirade 455 – een nummer met smoel.

Abonneer je vandaag nog op Tirade.

Tirade wordt uitgegeven door het zelfstandige Uitgeverij van Oorschot.

P.S. Het verschijnen van Tirade 455 gaan we vieren, op zondagmiddag 7 september 2014, in het Amsterdamse Café de Klepel. Details volgen. Soon.

Tirade – it’s cosy at the top.

In de Oorshop

Georganiseerde naaktslak

Die naaktslakken hier in Amsterdam-Oost zijn niet op hun achterhoofd gevallen. Ik ontdekte dat om een uur of vier ‘s nachts toen ik door de gang strompelde op zoek naar een doel in het leven en bij het passeren van de ton met hondenvoer het deksel er voor de zoveelste keer af stootte.

Tegenover de oude ton stond de nieuwe zak hondenvoer die die middag nog door de man van de dierenwinkel was bezorgd. Eukanuba for large breed. Vijftien kilo. Voor soepele gewrichten en een glanzende vacht. Een vriend van mij die ooit het prijskaartje zag doopte het om in Neukmenumaar.

Bij de grote zak gaf de man van de dierenwinkel me een nieuwe opslagton cadeau, dit was een vierkante bak met een deksel die vast zat. Normaal bied ik weerstand tegen plastic dat mij gratis in handen wordt geduwd (zie de komende Tirade), maar die dag had ik net een morfineachtig opiaat achter mijn kiezen en was mijn wilskracht aan de zachte kant. We rekenden af, en de man van de dierenwinkel ging door met zijn rondje en ik met mijn morfineroes beschermen tegen de braakneigingen die diezelfde pillen met zich mee brengen.

Zo kwam het dat ik midden in de nacht door het huis strompelde op zoek naar iets wat ik alweer vergeten was en in die oude ton stond te turen. Omdat daar alleen nog een bodempje voer in lag, kon ik de binnenwand makkelijk zien en de naaktslakken die daarlangs in colonne omlaag gleden. Ik probeerde ze te tellen, vijf, zes, zeven. Groot als hamsters en glanzend, ik toch nog misselijk.

In Uruguay kreeg dezelfde hond het goedkope Pedigree Pall, zijn vacht glansde stukken minder, ik gebruikte toen vooral cocaïne en de zak hondenvoer stond op de grond. Fransisco had zijn kop gewoon in de zak kunnen steken en zoveel kunnen eten als hij wilde maar het zou nog tien jaar duren voor het concept zelfbediening tot hem doordrong, wat niet vreemd is als je weet dat het dik een jaar duurde voor hij begreep hoe hij heette.

We hadden in Montevideo veel meer last van naaktslakken, ze gleden lukraak door het hele huis, over het aanrecht en het langharige kleed. Ook daar vocht ik tegen de braakneigingen als ik op blote voeten weer eens op zo’n gast was gaan staan en de naaktslakpulp in hamertjesvorm tussen mijn tenen omhoog schoot.

De exemplaren in Amsterdam-Oost lijken beter te weten. Ze komen pas laat in de nacht tevoorschijn en kiezen de kortst mogelijke weg naar het hondenvoer. Niks toeristische route door het huis, gewoon linea recta naar dat spul waar je zo mooi van gaat glimmen. Het zou mij niet verbazen als hun leiders zich voor vertrek nog even over hun plattegrond buigen.

Ik zwiepte de oude ton met het bodempje Neukmenumaar naar buiten, liep weer naar binnen en sprak mezelf moed in voor ik door de opening van de nieuwe zak durfde te kijken. Er was daar helemaal niemand. Geen slak te bekennen, naakt of niet. Ik goot de vijftien kilo brokken in de nieuwe ton en sloot het deksel stevig af. Terwijl ik dat deed begreep ik dat de afwezigheid van naaktslakken in de zak alleen kon betekenen dat ze niet op geur afgaan want als dat zo was hadden ze voor die vijftien kilo moeten gaan en niet voor dat armzalige bodempje. Naaktslakken onthouden waar het eten staat en gezien hun aantal geven ze het aan elkaar door ook. ‘You guys, het eten staat daar’.

Ze hebben een communicatiesysteem en een werkend geheugen. Dat is veel meer dan mijn hond en ik hebben.

———————-

Carolina Trujillo

Carolina Trujillo The Big OneCarolina Trujillo (1970) publiceerde tot nog toe vier romans. Drie in het Nederlands – De bastaard van Mal Abrigo (2002),  De terugkeer van Lupe Garcia (2009) en De zangbreker (2014) – en één in het Spaans: De exilios, maremotos y lechuzas (1991). Haar werk werd bekroond met en genomineerd voor verschillende literaire prijzen. 

Achtergrondinterviews met de auteur lees je bij Vrij Nederland en beluister je via de website van de VPRO.

Meer informatie over Trujillo’s jongste roman, De zangbreker, vind je hier.

Carolina Trujillo is de hele maand augustus Tirade’s Zondagse Gastblogster.

Volgende week: Trujillo schrijft, Trujillo tekent – deel 3 (3/5).

Blijf op de hoogte, ontvang onze nieuwsbrief.

The white screen of death

Mijn website was vastgelopen. Bij het inloggen verscheen een strak wit scherm dat van geen wijken wilde weten. Ik zocht op het internet en ontdekte dat dit probleem door WordPresskenners The White Screen of Death genoemd wordt. 

Wanneer ik tegen een dergelijk nicheverschijnsel aanloop en langs de eindeloze rij artikelen, sites en blogs scroll die aan zo’n onderwerp gewijd is, duizelt het me. Jeezes, denk ik dan. En dit gaat nog over iets waarmee ik zelf te maken heb. De hoeveelheid specifieke kennis waarover een mens zou kunnen beschikken als hij het eeuwige leven had en niet hoefde te slapen is shockerend.

In een grijs verleden – een jaar of twintig terug – was er natuurlijk ook al reteveel om te weten, maar in je dagelijks leven kwam je met veel informatie niet in aanraking. Nichekennis was alleen vindbaar voor mensen die deel uitmaakten van de betreffende niche.

Dat lijkt me – niet alleen voor mij – een veel gezondere situatie. 

Volgens de meest betrouwbaar ogende artikelen die ik tegenkwam, was er een aantal mogelijke veroorzakers van een White Screen of Death, die ik geen van alle herkende. Er werden oplossingen aangedragen die ik niet begreep, en voor de beschamende derde keer dit jaar moest ik me tot mijn vriend Michaël wenden. Terwijl ik zelf op weg ging naar een lunchafspraak, boog hij zich over mijn site. 

Hoewel ik sinds het internet een hoeveelheid kennis bijkan die alleen in sterrenkundige maten kan worden uitgedrukt, heb ik er geen enkele vaardigheid bij gekregen. Problemen oplossen in een WordPress-site schuif ik door naar de specialist, al weet ik nu wél hoe die problemen heten. 

Een uurtje nadat ik de hulp van Michaël had ingeroepen belde hij om te melden dat het witte-schermprobleem verholpen was. Toen ik vroeg hoe hij dat geflikt had begon hij wartaal uit te slaan. Ik bedankte hem, beloofde in ruil alle tekst van zijn website te redigeren en hing op. 

In mijn kindertijd hadden we (alleen in de avond) een handvol tv-zenders. En nu?

Als er een tegenbeweging komt, een reactie op de informatielawine van het Net, dan vraag ik me af in welke vorm. Misschien schakelen we in 2020 elke dag om vijf uur ‘s avonds ons White Screen of Death in, om de hele heisa pas de volgende ochtend te reanimeren. 

 

Foto van Gilles van der Loo
Gilles van der Loo

Gilles van der Loo (Breda, 1973) is schrijver en schrijfdocent. Tussen 2011 en 2015 was hij redacteur van Tirade. Bij Van Oorschot publiceerde hij de verhalenbundel Hier sneeuwt het nooit en de romans Het laatste kind, Het jasje van Luis Martín, Dorp en  Café Dorian. Meest recent verscheen Mens blijven aan het front bij Hollands Diep, dat hij samen met zijn Oekraïense vriend Andrii Kobaliia schreef.

Twee zeer korte verhalen: het ene fictie, het andere niet

In willekeurige volgorde, met soundtracks.

1.

De opa van mijn Duitse buurvrouw was dominee toen hij een oproep kreeg voor het leger. Hij was eerder onder zijn dienstplicht uit gekomen, want als geestelijke mocht je moreel bezwaar maken. Toch kreeg hij in 1944 alsnog een oproep om naar het oostfront te komen. 26 was hij toen; oud voor een soldaat en jong voor een dominee, pas in dienst getreden bij een gemeente in Konstanz, waar hij ook een vrouw had ontmoet die hij hoopte te zullen trouwen. Aan het oostfront was het bar, er werd hard gevochten en hij belandde al op zijn eerste dag in de ziekenbarak die schudde in de ijzige wind. Een paar dagen later moest hij op het appèl verschijnen, en hij ging met lood in de schoenen. Op de binnenplaats tussen de barakken verscheen een eigenaardige figuur: een Italiaan met een snor, die waardeloos Duits sprak en die de soldaten keurde met een ander oog dan zij gewend waren. De Italiaan bestudeerde zijn hoge jukbeenderen, streek een vinger door zijn blonde haar. ‘Hij is het,’ zei hij en ze vertrokken nog dezelfde dag naar Italië. Daar zou de Italiaan, die schilder bleek, een portret maken van hem als soldaat voor in het museum van het Derde Rijk dat in oprichting was onder persoonlijk toezicht van de Führer. De opa van mijn Duitse buurvrouw zat dus model in de koele warmte van de Italiaanse winterzon, terwijl zijn maten sneuvelden in de slag om Warschau. En al was niet hoeven vechten zijn vurigste wens geweest, nu lag hij wakker dat hij de geschiedenis in zou gaan als het gezicht van een leger waar hij geen deel van uit wilde maken. Maar verder dan schetsen is het nooit gekomen want de oorlog was plotseling voorbij, de Duitsers verloren, en hij kon halsoverkop terug naar Konstanz, waar hij de schetsen op zolder verstopte als bewijs van een tijd waarover hij nooit meer heeft gesproken. Zijn zoon vond ze eens tussen oude spullen en vroeg ernaar. De schetsen waren bijzonder goed gelukt. Al was zijn vader ondertussen 60 jaar ouder, de gelijkenis was nog altijd treffend. Hij vertelde zijn zoon dat een maat van hem die had gekrabbeld, met restjes houtskool uit een vuur waaraan ze hun bevroren vingers warmden. In die ijzige winter aan het oostfront waarin hij zijn natie diende met zoveel tegenzin als hij niet had gedacht dat mogelijk was.

2.

Vriendin W. werd eens gearresteerd op een feestje in Noorwegen. Ze wist net op tijd haar jampot met xtc-pillen onder een kast te rollen, toen ze een groepje agenten de gang in zag stormen. De agenten waren getipt en plozen het huis uit, schenen met lampen door de kamer, lieten alle gasten hun zakken omdraaien. Maar de pillen van W. zaten achter de kiezen of in de pot onder de kast, die tot W’s grote geluk nooit is gevonden. Teleurgesteld arresteerden de agenten een plukje pubers met wijde pupillen en ook maar vriendin W. die als enige aanwezige geen Noors sprak. Ze is daarna een paar dagen vastgehouden op een politiebureau in een provinciestad, terwijl ze steeds werd ondervraagd door andere agenten. Het enige Nederlandse meisje op dit feestje. Wat deed je daar? Wie kende je daar? Hoeveel heb je verkocht? Dat vroegen ze haar telkens in andere bewoordingen. In tien minuten maakte een toegewezen advocaat haar duidelijk dat er geen bewijs was, en dat ze alleen maar hoefde te ontkennen. Vanaf dat moment kwam er een onderkoeld soort rust over haar. W. heeft iets schoolmeisjesachtigs; een ontwapenende blik, een hoge stem, ze slist een beetje. De derde dag moest ze voor de rechter verschijnen. In de cel vlocht ze haar haar in twee lange vlechten die ze in geveinsde naïviteit heen een weer liet zwaaien, terwijl ze stug bleef volhouden niet te begrijpen waar de agenten het over hadden. Werd er drugs gebruikt op dat feestje? Niets van gemerkt. Alleen maar omdat ik Nederlands ben? En tot haar opluchting werd haar hechtenis niet verlengd. Ze moest in Noorwegen blijven, maar wist niet hoe snel ze een vlucht naar huis moest boeken. Haar Noorse vriendje, dat lichtelijk autistisch was, en voor wie ze dit hele handeltje had opgezet, vond het jammer dat ze door die toestand zo weinig tijd voor elkaar hadden gehad. Ik hou van je, zei hij toen hij haar naar het vliegtuig bracht, je bent mijn favoriete drugsbaron. Maar ze heeft nooit meer iets van hem gehoord. Wel van haar advocaat, die haar belde dat ze voorlopig beter niet naar Noorwegen kon komen, en die haar het dossier nastuurde met daarin een potloodschets van de zitting.

A.E. Housman de mens

Met stijgende verbazing lees ik de biografie van A.E. Housman door Norman Page. Het leven van Alfred Housman (1859-1936) is op z’n zachts gezegd nogal eigenaardig verlopen. Hij was een uitmuntende student klassieke talen in Oxford maar sjeesde bij de allerlaatste beproevingen: de meeste blaadjes leverde hij onbeschreven weer in. Gedoe aan het thuisfront, zijn vader werd ziek, hij liep vast in zichzelf. Tijdens zijn studie had hij zich bovendien meer beziggehouden met het werk van Propertius dan met de verplichte auteurs. Sommige colleges en docenten hadden hem sowieso niet aangestaan, wat hij overigens niet onder stoelen of banken schoof. Hij verliet Oxford zonder een graad te hebben behaald. Terug naar de universiteit ging Housman niet meer, daarvoor was hij denk ik te arrogant en cynisch, totdat hij werd gevraagd om hoogleraar te worden in Londen. Hij had toen, in 1892, een leven achter de rug als ambtenaar die in zijn vrije tijd publiceerde als latinist en had zo een aanzienlijke reputatie verworven. Uiteindelijk werd hij hoogleraar Latijn in Cambridge (met als belangrijkste wapenfeit zijn editie van Manilius’ Astronomicon).

Maar dat is allemaal heel oninteressant in vergelijking tot Housman de mens. In de biografie haalt Page aan dat hij in zijn jeugd was gefascineerd door soldaten en uniformen. Zijn jeugdvrienden waren niet van het intellectuele soort dat hij zelf was. Gedurende zijn tijd in Oxford had hij meer belangstelling voor het roeiteam van universiteit dan voor de in zijn ogen nutteloze preken van de hoogleraren. Niet dat hij sportief was, verre van, maar die roeiers waren tenminste echte mannen. Een van hen was Moses Jackson, geen excellente student maar een des te betere roeier, die een huisgenoot van hem werd, en de liefde van zijn leven. Hoewel zijn gevoelens niet werden beantwoord wist hij met Jackson een lange vriendschap te onderhouden. Van nieuwe romances is het bij Housman nooit meer gekomen. De rest van zijn dagen sleet hij in de wetenschap dat hij altijd alleen zou blijven en dat bleef, in tegenstelling tot bijvoorbeeld zijn jongere broer Laurence en Oscar Wilde gaf hij in de praktijk geen gehoor aan zijn geaardheid.

Voor wie het wil zien staan Housmans gedichten bol van de metaforische verwijzingen naar zijn leven als crypto-homo, voor wie dat niet ziet zijn het gewoon soldaten en atleten. Sla zijn bekendste bundel, A Shropshire Lad, er maar op na. Housman schreef slechts een klein aantal gedichten, maar vond daarin volgens mij wel een creatieve manier om om te gaan met iets wat hij niet onomfloerst wilde, kon, mocht – wat het ook was – botvieren. Waarschijnlijk was dat ook waarom hij geen verbitterd mens werd, maar eigenlijk heel tongue in cheeck sympathiek uit de hoek komt in zijn poëzie.

Naast serieuze verzen schreef hij ook onzingedichten en parodieën, waar de biograaf dan weer geen aandacht aan besteed, behalve: ‘In the nonsense poems Housman could outrage convention as he could not or would not either in his serious poetry or in real life. He brings together there propriety and impropriety, as if one were to plant an aspidistra in a chamber-pot.’ Een aspidistra is een suffe kamerplant, die een echte Victoriaan nooit in de kamer zou zetten. In zijn humoristische gedichten plantte Housman juist de sufste plantjes in de heiligste vazen. Ten slotte twee voorbeelden. Met de klassieke Griekse koren, steun en toeverlaat in de tragedies, stak hij bijvoorbeeld genadeloos de draak:

CHOIR
In speculation
I would not willingly acquire a name
For ill-digested thought;
But, after pondering much,
To this conclusion I at last have come:
Life is uncertain.
This I have written deep
In my reflective midriff,
On tablets not of wax.

Pas echt leuk wordt het als Housman loskomt van het academische, zijn slechtste kant laat zien en Genesis op de hak neemt:

When Adam day by day
Woke up in Paradise,
He always used to say
“Oh, this is very nice.”

But Eve from scenes of bliss
Transported him for life.
The more I think of this
The more I beat my wife.

Marko van der Wal

Marko van der Wal (1989) is opgeleid als classicus, redacteur van Tirade en werkt bij Uitgeverij Van Oorschot. Sinds enkele jaren blogt hij (onregelmatig) voor tirade.nu.

Meer blogs

  • Afbeelding bij Leven en laten leven – wat we kunnen leren van de BaMbuti

    Leven en laten leven – wat we kunnen leren van de BaMbuti

    Larousse 18 Er zijn veel wonderlijke zaken die Colin Turnbull beschrijft in zijn prachtige boek over de pygmeeën in de Congo. Door algemene depressie aangaande de toestand in de wereld merk ik een vergaande neiging tot escapisme in mijzelf op. Het werkelijk naar-binnen-drinken van antropologische studies als The Forest People van voornoemde Turnbull is er...
    Lees verder
  • Afbeelding bij Eigen mensen

    Eigen mensen

    Ik wil wat elke ouder wil: dat mijn kinderen mensen om zich heen verzamelen die mijn taak uiteindelijk over kunnen nemen; vrienden bij wie ze zichzelf mogen zijn en zich veilig voelen, maar die hen ook stimuleren om de wereld te ontdekken en zich verder te ontwikkelen. Hoe meer ik hierover nadenk, hoe moeilijker de...
    Lees verder
  • Afbeelding bij Vlinders en vijanden – over schoonheid en verlies

    Vlinders en vijanden – over schoonheid en verlies

    Larousse 17 voor Olaf In de documentaire Mein Liebster Feind van Werner Herzog zit een betoverende scène zoals je die alleen kunt zien in films van Herzog: het toeval hielp. De film draait om de acteur Klaus Kinski en maakt vooral duidelijk wat een onmogelijke man dat geweest moet zijn. Op zeker moment staat de...
    Lees verder
Tirade bloggers
  • Foto van Jack de Boer
    Jack de Boer

    Jack de Boer (1966) is leerkracht in het speciaal basisonderwijs. Zijn meer dan vijfentwintig jaar aan onderwijservaring heeft hij opgedaan in Amsterdam en Franeker, en vormt een belangrijke bron voor zijn schrijverschap.

    Zijn fraaie, essayistische  De gelukkigste klas toont wat het betekent basischoolkinderen door een jaar heen te begeleiden, op weg naar een betere toekomst.

     

  • Foto van Jos Versteegen
    Jos Versteegen

    Jos Versteegen (1956) schreef zeven dichtbundels, waarin hij zich vooral liet inspireren door zijn familie en zijn jeugd in Limburg. Voor zijn debuutbundel werd hij genomineerd voor de C. Buddingh’-prijs. Zijn meest recente bundel is Woon ik hier, met herinneringen van oude mensen. In 2016 publiceerde hij zijn vertaling van de Duitse gedichten die Hans Keilson in 1944 in de onderduik schreef voor een geliefde: Sonnetten voor Hanna. Jos Versteegen werkt sinds begin 2017 aan de biografie van Hans Keilson.

  • Foto van Twan Vet
    Twan Vet

    Twan Vet (1998) schrijft poëzie, proza en liedteksten. Hij blogt wekelijks voor Tirade.

    Zijn gedichten verschenen eerder in literaire tijdschriften zoals De Revisor, DW B en Het Liegend Konijn en in kranten zoals NRC en AD.

    De komende jaren werkt hij aan een dichtbundel, een non-fictieboek en een roman bij De Bezige Bij.

    Foto: Roderique Arisiaman