Peinzen over het verleden

Verzetsstrijder Anton de Kom heeft op 19 juni 2023 eerherstel gekregen van de Nederlandse regering. Een lang gekoesterde wens van de familie voor excuses voor “het leed dat hij en zijn gezin hebben ondervonden door toedoen van de toenmalige Nederlandse autoriteiten” is hiermee in vervulling gegaan. Voor Suriname nu de opdracht om het gedachtegoed van De Kom nog bekender te maken in de samenleving, vooral onder de jeugd. Helaas, op dit moment is, door de economische situatie, verdieping brengen in de geschiedenis luxe en een immense uitdaging. 

Suriname staat dezer dagen in Nederland ruim in de belangstelling door onder meer het herdenkingsjaar slavernijverleden. Daarbij wordt op verschillende niveaus gesproken over samenwerking met en ondersteuning voor de voormalige kolonie. Dat is goed want het land heeft het economisch heel slecht. Het programma dat met het Internationaal Monetair Fonds (IMF) is overeengekomen, moet de economie van het land herstellen. Op macro-economisch niveau wordt winst geboekt, maar op micro- economisch niveau is het een ander verhaal, want grote delen van de bevolking ervaren de maatregelen, zoals afschaffing van subsidies op brandstof, elektriciteit en water als pijnlijk. Veel mensen lijden honger omdat ze geen geld hebben om eten te kopen. 

Daarom is hulp en ondersteuning van Nederland deels niet alleen gewenst, maar eigenlijk ook nodig. Van daaruit wordt niet alleen medeleven betoond, maar de opstelling mag ook gezien worden als een vorm van compensatie. Nederland heeft Suriname namelijk systematisch uitgebuit voor eigen gewin en daarna het land onafhankelijkheid geschonken zonder ondersteuning om zich goed zelfstandig te maken. 

Toen Suriname door Nederland werd gekoloniseerd in 1667 ontstond een relatie die kan worden omschreven als ‘meester en knecht’. Als gevolg van de oorlog met Engeland in de zeventiende eeuw verruilt Nederland Nieuw-Amsterdam voor het huidige Suriname. De West-Indische Compagnie brengt tot slaaf gemaakte Afrikanen naar Suriname om op de plantages te werken. Daar moesten zij de opdrachten van de meesters uitvoeren en als ze dat niet (naar wens van de meesters) deden, werden ze gemarteld, verminkt of zelfs gedood.

Na de afschaffing van de slavernij in 1863 werd contractarbeid ingevoerd. Ook de immigranten moesten onder erbarmelijke omstandigheden werken. De culturele samenstelling van de bevolking weerspiegelt dit koloniale verleden. In december 1954 werd Suriname via het Koninkrijksstatuut een land binnen het Koninkrijksverband. Het was een gebiedsdeel van Nederland en diens wetten golden er (grotendeels). Dat gold ook voor de toenmalige Nederlandse Antillen. Het land heeft zich ontwikkeld, van een – in de woorden van Albert Helman – ‘raciale segmentatie onder eigen identiteit’ tot een geïntegreerde natiestaat. Om die verworvenheden te verduurzamen en teleurstellingen te voorkomen, zal juist de jeugd van Suriname het vertrouwen moeten krijgen dat het land ook op weg is een stabiele, autonome en veerkrachtige economie te worden. Een land waarin met kracht wordt gestreefd naar de uitbanning van armoede en sociale ongelijkheid. 

Nederland is door Suriname eeuwenlang gebruikt als bron om zich te ontwikkelen. Daarbij werden het land en zijn inwoners uitgebuit en onderdrukt. Suriname ontwikkelen heeft nooit op de Nederlandse agenda gestaan. Eeuwenlang is ook in de geschiedenisboeken van Nederland gezwegen over de manier waarop het land met Suriname om is gegaan in de koloniale periode. Het is daarom niet vreemd dat veel (Europese) Nederlanders er ook nauwelijks wat van weten. 

De onafhankelijkheid gebeurde ook gehaast en snel, Nederland wilde van Suriname af. Er is nadien geld gegeven, maar ondersteuning hoe het goed te besteden ontbrak. De samenwerking tussen beide landen wordt op verschillende vlakken beter, maar op politiek niveau moet Suriname wel gaan pleiten dat Nederland meer moet doen om het land te ondersteunen aangezien vele negatieve ontwikkelingen die vandaag de dag plaatsvinden in Suriname, zoals corruptie, voortvloeien uit het verleden tussen beide landen. Er moet zeker geld geïnvesteerd worden in diverse sectoren zoals onderwijs en gezondheidszorg. Toen we deel waren van het Koninkrijk waren deze sectoren van een hoog niveau, maar nu zijn ze aan de beademing. 

Suriname heeft simpelweg niet de mogelijkheden om zijn financieel milieu stabiel te houden en heeft daarvoor ondersteuning nodig. Daar kan Nederland mee helpen, vooral gezien veel Nederlanders regelmatig hier komen en er ook wonen. The Black Archives heeft samen met het Nationaal Archief Suriname en de gemeenschapsorganisatie Naks de expositie ‘Manspasi’ georganiseerd waar onder anderen verzetsstrijders zoals De Kom en Otto en Hermine Huiswoud werden belicht. Daarnaast is een crowdfunding gehouden voor de renovatie en ondersteuning van de Otto Huiswoudschool. Dit zijn zaken die navolging verdienen aangezien er in Suriname geen geld is om dat te doen. 

Met de bewustwording over de Surinaamse geschiedenis gaat het de goede kant op. Samenwerking tussen partijen in beide landen op bijvoorbeeld het gebied van de archieven resulteert erin dat meer kennis wordt gedeeld en activiteiten worden uitgevoerd, waardoor beide samenlevingen meer te weten komen over elkaar. Dat kan zeker verder worden uitgediept. De denkwijze in beide landen dat Suriname steeds bedelt om geld van Nederland, moet worden veranderd. Want als er nu wordt gevraagd om een deel dat jarenlang eerst werd genomen en daarna voor weinig werd verkregen, is geen bedelen, maar rechtmatig compensatie opeisen. 

Vóór en nu nog tijdens de in 1975 verkregen onafhankelijkheid is op verschillende momenten op grote schaal hoog opgeleid kader weggetrokken uit Suriname omdat het geen toekomst meer zag in het land. Door de huidige economische crisis, die al bijna drie jaar duurt, zijn er weer mensen – onder wie hoog opgeleid kader – vertrokken naar onder meer Nederland. Het blijft een vicieuze cirkel: bij elke crisis vertrekt weer kader, waardoor de ontwikkeling stremt of er zelfs achteruit gaat. 

De twee landen zullen onlosmakelijk met elkaar verbonden blijven, maar laat er dan ook voor worden gezorgd dat Suriname wordt ontwikkeld en niet wordt gezien als ‘ex-kolonie waar het slecht gaat’, doordat het moederland het heeft afgestoten. Nederland is niets verplicht, Suriname is onafhankelijk, maar structurele ondersteuning waar het land ook zeggenschap bij heeft, is wel een mooie vorm van compensatie voor de misstanden van het verleden.

Foto van Kevin Headley
Kevin Headley

Kevin Headley (1983) is een Surinaamse documentairemaker, journalist en schrijver. Sinds een aantal jaar schrijft hij ook korte verhalen, welke onder andere gepubliceerd zijn in de Surinaamse krant de Ware Tijd, het opinieblad Parbode, het online literair tijdschrift Papieren Helden, het tijdschrift Wobby en Tirade. Kevin heeft ook de speciale uitgave van Tirade PRAKSERI met alleen Surinaamse verhalen samengesteld. Tweewekelijks leren we door zijn ogen verschillende aspecten kennen van Suriname.

In de Oorshop

Diep, dieper, diepst

(De wereld in stukken 24)

De wereld is een samenspel van onverwachte verbanden. Zolang je die fascinerend vindt heeft het bestaan veel te bieden. Zodra die interesse verdwijnt wordt het chaos.

Zo hangt op deze kaart zeer onverwacht het Dictaat van Versailles samen met het diepste punt in de Zuidelijke Atlantische Oceaan: de South Sandwich Trench. De diepste ter wereld is natuurlijk de Marianentrog, – 10,6 km -, nabij Japan en de Filipijnen. De huiveringwekkende diepten in de oceaan stel ik me voor als een negatief hooggebergte. De diepste trog (dat woord alleen al, hu!) hier, is de Meteor Trench, 8.202 meter en precies hier: 55°25.12′S 26°24.28′W

en daarmee slechts 647 meter minder diep dan de Mount Everest hoog is.

Het is vulkanisch gebied hier, op dat halve rondje links op de kaart dat zo vrolijk rijmt met het halve klokje daar net iets onder, is de ‘Sandwich Plate’. Een geestige toevalligheid die de 4th Earl of Sandwich, John Montagu, wellicht ook bevallen zou zijn. Hij gaf zijn naam aan een stuk vlees tussen twee broodjes dat hij zijn bedienden voortdurend vroeg omdat hij door zijn gokverslaving niet van de speeltafel kon opstaan om een fatsoenlijke maaltijd te nuttigen. Toen zijn medegokkers ‘same as Sandwich’ begonnen te bestellen was het oer-Engelse broodje geboren.

De Sandwich Plate is hier dan een tektonische plaat. Het halfrond is de trog.

De naam Meteor Trench doet eerst heel even een inslag van een meteoriet vermoeden, de ronde vorm heeft een maan-associatie waar inslagen en meren en vulkanen op het oppervlak te zien zijn. Maar het ligt iets anders. In 1926 werd het Duitse Topedoschip Meteor omgebouwd tot wetenschappelijk meetschip.

‘Oorspronkelijk in gebruik genomen als kanonneerboot in het voorjaar van 1914 en op de kiel gelegd op een scheepswerf in Gdańsk, liep de voltooiing van de METEOR lange tijd vertraging op vanwege het einde van de Eerste Wereldoorlog en de moeilijke economische situatie die daarop volgde. De Duitse Admiraliteit had ook erkend dat er vanaf nu geen militair gebruik meer was voor kanonneerboten. Als gevolg van de bepalingen voor het verminderen van het aantal oorlogsschepen in het Verdrag van Versailles, werd in 1923/24 besloten om het schip om te bouwen tot een onderzoeksschip. De officiële ingebruikname vond plaats op 15 november 1924. De afmetingen van het schip waren iets meer dan 71 meter lang en bijna 11 meter breed.’

‘Een speciaal onderzoeksgebied was het “M”-project. De afkorting stond voor de zoektocht naar Meeresgold, zeegoud – het winnen van gouddeeltjes uit zeewater. Gezien de herstelbetalingen die in het Verdrag van Versailles zijn vastgelegd, is het niet verwonderlijk dat elke mogelijkheid om geld in te zamelen werd overwogen. De zoektocht naar zeegoud was echter niet succesvol.’ Succesvoller was het met echotechniek in kaart brengen van de dieptes in de oceaan en de stromingen en winden die de circulatie van water tot stand brengen. Via bovenstaand zigzagpatroon voer het schip twee jaar lang tot dat doel heen en weer, ondertussen alle Duitse enclaves bezoekend, want de oorlog had niet alleen diepe wonden geslagen, maar ook de koloniale frustratie van Duitsland nog wat aangewakkerd.

‘Naast de wetenschappelijke motivatie voor de onderzoeksreis was er ook een politiek-militaire leidraad: na het verliezen van de Eerste Wereldoorlog wilden de Duitsers bewijzen dat de Duitse wetenschap ondanks diplomatiek isolement nog steeds van belang was. De METEOR zette daarom bewust koers naar verschillende buitenlandse havens in de voormalige Duitse koloniën in West-Afrika en bezocht andere gebieden waar in het buitenland wonende Duitsers woonden. De extra diplomatieke bekommernis van de expeditie was daarom ook “om de vlag te laten zien”.’

Er verscheen in 1928 een merkwaardig boek over de tocht van de Meteor. Daarin staat naast vrolijke liedjes van kinderen in Duitse enclaves

Hurra, Hurra dem Meteor
Hurra dem Kommandanten
es kommt nicht alle Tagen vor,
dass Kriegsschiffe hier landen

overal tijdens de tocht een grote reeks foto’s van de bevolking in de bezochte landen aan beide zijden van de oceaan. Over deze vondst van de Zuid-Sandwich trog: ‘Onze vreugde over de ontdekking was des te groter daar we deze voordiepte aan de buitenkant van de zuidantillenboog precies op die plaats aantroffen waar ze toenmaals door de Duitse geoloog Suess analoog aan een voordiepte bii de antilenboog van de Caraïbische zee verondersteld waren. Zijn vermoeden werd dus schitterend bevestigd.’

En dalen wij dan ook nog even af in de wetenschap omtrent geoloog Suess, dan ontdek je snel dat hij de vader van de platentektoniek is en de ontdekker en de naamgever van het oercontinent: Gondwana. Hoe diep ik ook graaf: dit vermoeden van de antillenbogen vind ik nergens in de krochten van het op internet vastgelegde tekst meer terug.

En dieper wil ik even niet…

Lezen: citaten uit Lebendiges Museum Online.

Fritz Spiess Die Meteor-Fahrt. Forschungen und Erlebnisse der Deutschen Atlantischen Expedition 1925-1927.

naar kaart 25

Foto van Menno Hartman
Menno Hartman

Menno Hartman (1971) is uitgever bij Van Oorschot.

Blijf op de hoogte, ontvang onze nieuwsbrief.

Tieten

Omdat er in mijn buurt een strandje is, een grasveld waar jonge mensen zonnen, hangt er hier op warme dagen een heel recreatieve sfeer. Meestal vind ik het heerlijk om achter mijn bureau te zitten terwijl kinderen bommetjes maken van de brug voor ons huis, soms kom ik niet in de werkstand door al dat gefeest.

Dit weekend was het meer dan warm. Al vanaf een uur of negen ‘s ochtends dreven de eerste opblaasbeesten op de gracht – mijn overbuurman heeft een gigantische regenboogeenhoorn – en dit jaar was er een geniale primeur: rosé drinken in een tuinbad van de Blokker dat je als boot gebruikt, als een drijvende zitkuil voor zes personen.

Ik liep een rondje, glimlachend naar buren in badjassen en kinderen met drijfbanden, supboards en flippers; ik stak de brug naar de Bickersgracht over en liep langs de kinderboerderij. Bij het parkje op de noordelijke hoek werd mijn blik ergens door getrokken. Een aantal meiden was neergestreken op de steiger aan de rand van het parkje, die met hun komst barstensvol lag. Kennelijk hadden ze geen tijd gehad om thuis zwemkleding aan te doen: al kletsend gingen er jurkjes en broeken uit, T-shirts.

Ik wilde niemand in verlegenheid brengen en keek daarom weer voor me, maar net voor ik afsloeg werd mijn aandacht teruggezogen. Een van de meiden had haar blouse uitgedaan en stond nu met blote borsten op de steiger. Mooie borsten, waren het: stevig en vol. Ik kon dat zien omdat ze er geen arm voor sloeg, ze maakte geen haast om haar badpak uit haar tas te vissen. Nu liet ze haar rokje zakken, zette haar duimen achter de bandjes van haar onderbroek en deed ook die uit, honderduit pratend en gebarend naar een vriendin die – zag ik nu opeens – óók in haar blote tieten stond.

Respectvol sloeg ik mijn blik neer en liep verder. Toen ik de tweede brug over was en de Realengracht naar huis volgde, kwam de steiger weer in het zicht. Er werden handen door lange donkere krullen gehaald, er werd gelachen, gegeeuwd, ingesmeerd, gekletst en in de gracht gedoken, en alle tieten bleven bloot.

Ik kwam langs een parkeerterrein waar dertigers op een kleedje chillden. Ze hadden koud bier en het rook er heerlijk naar hasj. Net toen ik ze een fijne middag wilde wensen was ik weer gedwongen mijn ogen neer te slaan: in hun midden zat een volle dame, achterovergeleund tegen een hekwerk, haar borsten als de lobben van een vetplant in de volle zon. De nieuwe beha-loosheid was me natuurlijk opgevallen, maar sinds wanneer was de blote tiet terug?

Later die middag spotte ik er nog meer – nu ik erop lette waren ze overal – en toen Rob en Ivo een wijntje kwamen drinken was het een van de eerste dingen waarover ik begon. Of ze wisten dat men weer topless ging, en dat het niet beperkt bleef tot het strand?

Mijn vrienden, die beiden in de buurt van water wonen, hadden het fenomeen al opgemerkt en waren er zelfs erg over te spreken.

‘Vroeger was dat nochtans heel normaal,’ zei Ivo.

‘Wat is nou precies je probleem?’ vroeg Rob.

Daarmee drukte hij zijn slanke vinger op een voor mij nogal diffuse zere plek. Ik ben meer van de bil, maar ik zie ook graag borsten, en helemaal als het van die echte zijn, met een sterke persoonlijkheid. Als je me vraagt of ik een tiet wil zien dan zal ik daarop altijd ja zeggen. Waarom voelde het dan nu alsof me iets werd opgedrongen?

Ik probeerde mijn probleem op allerlei manieren onder woorden te brengen, maar vond geen gehoor bij mijn vrienden, die zich normaal best kunnen inleven in anderen (schrijvers, zijn het). Pas toen Rob en Ivo vertrokken waren besefte ik dat het me vooral ging om de onvrijheid waarmee de vrijheid van die meiden me had opgezadeld.

Ik had het moeten vergelijken met zo’n boombox, dacht ik. Dat je in het park zit en er komt een aantal dubbelbrede gasten aan, een draagbare speaker met beukende house achterop een van hun fietsen.

Zo’n heel park denkt dan tegen beter weten in dat ze dat ding vast zachter zullen zetten als ze eenmaal een plek hebben gevonden. Dat doen ze niet, en dan zit dat hele park zichzelf op te vreten óf zichzelf te vertellen dat het toch eigenlijk prima is, dat iedereen natuurlijk vrij is om te doen wat hij graag wil, dat de muziek niet eens zo kut is. Misschien riskeert iemand het er iets van te zeggen, in welk geval er óf ruzie ontstaat óf de dubbelbrede gasten zich ongemakkelijk gaan voelen. Verliezers alom. Hoe dan ook kan niemand er níét mee bezig zijn.

Ik ben me ervan bewust dat we ons in een overgangsfase bevinden. Als de blotetietenrecreatie weer volledig gangbaar is geworden valt het effect ervan natuurlijk weg. Het gaat me dus kennelijk niet om de tiet, maar om het feit dat die meiden weten dat ze de aandacht van iedereen trekken en dat helemaal oké vinden.

Maar ik wil ook niet uitsluiten dat ik een oude zeikerd aan het worden ben.

Foto van Gilles van der Loo
Gilles van der Loo

Gilles van der Loo (Breda, 1973) is schrijver en schrijfdocent. Tussen 2011 en 2015 was hij redacteur van Tirade. Bij Van Oorschot publiceerde hij de verhalenbundel Hier sneeuwt het nooit en de romans Het laatste kind, Het jasje van Luis Martín, Dorp en  Café Dorian. Meest recent verscheen Mens blijven aan het front bij Hollands Diep, dat hij samen met zijn Oekraïense vriend Andrii Kobaliia schreef.

Les Habitants de Suriname. BONAPARTE, Prince Roland. Les habitants de Suriname ; Notes recueillies a l’exposition coloniale d’Amsterdam en 1883. Paris, A. Quantin, 1884.

Bron van informatie 

De bewoners van Suriname werden vroeger vaak op de gevoelige plaat vastgelegd door onder meer onderzoekers en avonturiers. Deze foto’s vonden hun weg naar reisverslagen, maar ook naar publicaties in het buitenland waar er ook grof voor werd betaald. De gefotografeerden verdienden vaak niets eraan. De bewoners kregen op een bepaald moment deze ontwikkeling door en nu mag je niet zomaar foto’s maken, bijvoorbeeld als je naar een dorp in het binnenland van Suriname gaat. Of je moet wat daartegenover wat op tafel leggen of je moet goed kunnen aangeven wat met het materiaal gedaan gaat worden. 

In Les habitants de Suriname het eerste grote antropologische werk over de inwoners van Suriname, beschrijft Prince Roland Bonaparte (1858-1924) de kleinzoon van Lucien Bonaparte, een broer van Napoleon, de kolonie Suriname aan het eind van de 19e eeuw. Het geeft een gedetailleerd beeld van de Inheemsen (Kalina Arrowakken), de Creoolse stadsbevolking en de marrons, de nakomelingen van de van plantages gevluchte slaven.

Het 19e eeuwse Suriname werd tot 1863 grotendeels gekenmerkt door de slavernij. Die geschiedenis is minder ver weg dan jaartallen ons willen doen geloven. De hieronder afgebeelde inwoners van Suriname zijn bijvoorbeeld van de generatie van de grootouders van mijn opa en oma. Kijk goed naar de gelaatsuitdrukkingen, naar de kleding. Het visualiseren van Surinamers die aan het eind van de 19e eeuw leefden heeft op mij een groter effect dan vuistdikke naslagwerken of wetenschappelijke verhandelingen. Voor het eerst in de geschiedenis van Suriname worden zwarte mensen nauwkeurig als individu beschreven, met hun achtergrond verhaal; hun beroep en soms hun karakter eigenschappen. Ze krijgen plotseling een gezicht.

Carl Haarnack, https://bukubooks.wordpress.com/les-habitants-de-surinam/

Het verleden en de culturen van Suriname zijn altijd een bron van kennis en informatie geweest voor Europese onderzoekers, schrijvers, filmmakers en theatermakers. Nu nog meer met de verhoogde aandacht in verband met het Herdenkingsjaar Slavernijverleden. De vele momenten, sommige pijnlijke, andere triomfen over het succes van verzet en rebellie in het verleden worden onderzocht, vastgelegd en gepresenteerd aan een groter publiek. 

“We moeten leren uit het verleden” wordt vaak erbij gezegd. Maar daar heb ik een wrang gevoel bij. 

Wie moet uit het verleden leren? De Surinamers? Die het momenteel moeilijk hebben met overleven aangezien de economie in het land heel slecht is? Volgens voorlopige cijfers van de Stichting Algemeen Bureau voor de Statistiek, ABS, zijn de consumentenprijzen in mei 2023 ten opzichte van april 2023 gemiddeld met 2.4% gestegen. Vergelijken we mei 2023 met mei 2022 dan zijn de consumentenprijzen gemiddeld met 64.9% gestegen. Ze hebben dus geen ruimte om te lezen en te kijken naar producties over hun eigen geschiedenis en culturen omdat ze moeten werken. Ze hebben geen tijd om na te denken over andere zaken dan hoe ze eten op tafel gaan zetten. Moeten de Nederlanders leren uit het verleden waar sommigen zich afvragen waarom zij moeten worden geconfronteerd met de wantoestanden waar hun land zich schuldig aan heeft gemaakt in het verleden?

Welke perspectieven worden meegenomen bij het vertellen van de geschiedenis? Die van de Europeanen, wier perspectief vanaf dag één al werd gebruikt? Krijgen Surinamers de kans om iets in de melk te brokkelen, hun kijk te geven op zaken en hoe zij zich daarbij voelen? Nederlanders komen immers met Nederlands geld het verleden hier uitpluizen, verzamelen, vormgeven en daarna verspreiden. Op de manier hoe zij het zien, aangezien hun geld wordt gebruikt. Surinamers hebben daarbij wel een rol maar meestal die van bron van informatie, sparringpartner of assistent bij de productie. Er zijn natuurlijk uitzonderingen bij bepaalde producties, maar heel sporadisch. 

Wordt er wel iets duurzaams achtergelaten? Moet dat? Nee, maar het is wel een mooi gebaar aangezien vaak de groepen terugkomen naar het land voor verder onderzoek of vervolgprojecten. Wordt kennis achtergelaten? Zeker, maar aangezien makers in Suriname nauwelijks toegang hebben tot subsidies, middelen en netwerken om hun eigen verhalen te vertellen is het een druppel op een gloeiende plaat. 

Wat is dan belangrijk dat gebeurt? Surinamers moeten toegang krijgen tot financiën, middelen en netwerken waardoor zij ook in de gelegenheid worden gesteld hun eigen geschiedenis te onderzoeken, hun eigen verhalen vorm te geven en te vertellen. 

Er worden wel steeds meer mogelijkheden gecreëerd door de overheid en verschillende organisaties van Nederland voor Surinamers om projectaanvragen te kunnen indienen voor het verkrijgen van financiën om projecten te kunnen uitvoeren. Deze initiatieven juich ik toe en zie graag dat ze toenemen en structureel van aard worden. 

Net als met bauxiet en goud worden nu de historische en culturele rijkdommen gemijnd. Maar laat in tegenstelling tot de andere zaken een groter deel het winstpercentage terug sijpelen naar het land. Dit toont los van respect ook bondgenootschap. Wij makers willen immers vaak genoeg hetzelfde creëren, mooie producties. Suriname is niet meer het land waar je zaken zomaar kan inpikken zonder consequenties. De samenleving is bewust van haar kracht en heeft eigenwaarde en weet ook hoe waardevol haar geschiedenis is.

Foto van Kevin Headley
Kevin Headley

Kevin Headley (1983) is een Surinaamse documentairemaker, journalist en schrijver. Sinds een aantal jaar schrijft hij ook korte verhalen, welke onder andere gepubliceerd zijn in de Surinaamse krant de Ware Tijd, het opinieblad Parbode, het online literair tijdschrift Papieren Helden, het tijdschrift Wobby en Tirade. Kevin heeft ook de speciale uitgave van Tirade PRAKSERI met alleen Surinaamse verhalen samengesteld. Tweewekelijks leren we door zijn ogen verschillende aspecten kennen van Suriname.

Sterven op St. Helena

(De wereld in stukken 23)

Jonathan, een Seychellen Reuzelandschildpad, overleefde al 32 gouverneurs. Hij stiefelt rond in de tuinen van het gouvernementsgebouw in Jamestown op het eiland St. Helena. In februari jongstleden vierde hij zijn 190ste verjaardag en hij is daarmee het oudste landdier op aarde. In 1882 kwam hij als 50-jarige naar het eiland toe vanuit de Seychellen.

Hij is daarmee een stuk gelukkiger dan de endemische St. Helena oorwurm, die met zijn 8 cm een eilandgigant is, maar verondersteld wordt in of iets na 1965 uitgestorven te zijn.

Jonathan, links in beeld, in 1886
Jonathan, links in beeld, in 1886, het jaar dat bijvoorbeeld Jun’ichirō Tanizaki, en Alain Fournier geboren werden.

In 1821 blies Napoleon zijn laatste adem uit op dit vulkaaneiland, een droevig lot waar ongetwijfeld boekenkasten over vol geschreven zijn, maar waar ik nog maar weinig over las. De meeste mannen beginnen zich na hun vijftigste hevig voor Napoleon te interesseren, maar mij lukt het ook na W.G. Sebalds overigens prachtige Campo Santo nog niet.

Het eiland ligt in een steeds warmer wordende Atlantische Oceaan. Deze week stond er in de NRC een opnieuw redelijk verontrustend stuk over de temperatuur van deze oceaan. Die is hoger dan ooit sinds de metingen vanaf 1981. Er zit een vreemde contra-instinctieve oorzaakmogelijkheid bij: sinds 2020 moeten schepen met schonere brandstof varen en sinds die tijd is de fijnstofuitstoot enorm afgenomen op zee. Door de schonere lucht kan de zon het oppervlakte water makkelijker verwarmen. Juist in de bocht die de oceaan op deze kaart maakt rond de westkant van Afrika is het enorm veel warmer dan het was.

Op de Atlantische Oceaan regelt een complex systeem van stromingen en winden de distributie van water en de verwarmende en afkoelende werking ervan, de AMOC. Als de ‘Atlantic meridional overturning circulation’ echt goed ontregeld zou raken, dan gaan we een plaatselijk ijstijdje tegemoet, want de opwarmende werking van warm water uit de golf van Mexico die ons een gematigd klimaat bezorgt zou dan wegvallen. Het kan hier gemiddeld 6ºC kouder worden! Maar er zijn nogal wat onzekerheden. Het gaat bijvoorbeeld over de zwaarte van zout water, dat onder minder zout water duikt en dat minder zout zou worden door grote hoeveelheden zoet water dat van smeltende ijsbergen op Groenland komt.

Intussen, over sterven gesproken, en over ijsbergen, zit ergens elders op de Atlantic een klein duikbootje met puissant rijke mensen vermoedelijk shocking klem. Het bootje speurde met de extreemrijken aan boord naar resten van, oh ironie, de extreem rijken van de Titanic, en toen ging er iets mis. We tellen af, 96 uur zuurstof, in de hoop op een wonder.

Jonathan maalt er niet om en breekt er zijn mooie rimpelige koppie niet over. Een soortgenoot van hem tikte de 255 aan, dus wellicht zal hij op dat eiland St. Helena de sterrenrijke nachtelijke zomerhemel van 2088 nog zien, zoals ik vannacht die van juni 2023. Ik lig dan statistisch gezien al een jaar of 35 onder de grond.

De wereld gaat en gaat, als lang na dezen
mijn roem verging, mijn kennis hooggeprezen.
Wij werden vóór ons komen niet gemist,
na ons vertrek zal het niet anders wezen.

(J.H. Leopold)

Lezen: Maryse Condé Segou

W.G. Sebald Campo Santo

naar kaart 24

Foto van Menno Hartman
Menno Hartman

Menno Hartman (1971) is uitgever bij Van Oorschot.

De pianist en de dichter

Ik bevond mij laatst in een gedicht. Of, beter: ik bevond mij in een situatie die ik herkende als een goed onderwerp voor een gedicht. Nog preciezer: ik dacht: ‘hier had Rutger Kopland een mooi gedicht van kunnen maken.’ Ik zat ’s nachts voor een tot groepsaccommodatie omgebouwde boerenhoeve in Zuid-Limburg op een stoel bij een picknicktafel; met het studentenkoor en -orkest waren we op tournee. Binnen werd gedanst en gezongen. Buiten zaten mensen te roken en te praten. Er ging een fles rond en iemand vertelde een verhaal, waar iedereen geboeid naar luisterde. Waar het over ging weet ik niet meer, maar het was erg grappig. Met enige regelmaat kwamen er mensen de nacht in gestrompeld. De deur klapte hard achter hen dicht. De verteller vertelde zijn verhalen. Ik heb hem de nachten dat we daar waren nauwelijks binnen gezien. Later in die nacht, onderin een stapelbed, dacht ik aan een stukje uit een show Erik van Muiswinkel en Diederik van Vleuten, waarin ze in een stapelbed liggen en Erik van Muiswinkel opmerkt: ‘Vroeger op schoolreisje lagen we toch ook in dit soort bedden? Wat zijn we dan eigenlijk weinig opgeschoten.’ En om een of andere reden denk ik dat een goede dichter zoals Kopland iets met dat beeld zou kunnen.

Tot een paar jaar geleden schreef ik graag gedichten. Ik kon er mijn gevoelens in kwijt. Gedichten verklanken volgens mij vooral gevoelens en beelden. Het is verstilling. Bij een verhaal heb je een verhaal nodig. Dat vond ik toen lastig. Dichten is het zoeken naar het beeld dat precies weergeeft wat je voelt of hebt gezien, het zoeken naar woorden die daar precies bij passen. Ik probeer hetzelfde procedé te hanteren bij de stukjes die ik voor dit blog schrijf. Zo precies mogelijk beschrijven wat ik denk. Misschien ligt essayistiek dichtbij dichten.

Dit nauwkeurig zoeken is ook de essentie van het pianospel. Toen ik zo’n dertien jaar geleden begon met pianoles, nadat ik een vriendje had zien pingelen in de aula van de basisschool, speelde ik alleen maar. Ik drukte toetsen in en er kwam geluid uit; dat is feitelijk ook wat pianospelen is. Bij een strijk- of blaasinstrument moet je zelf de klank vormen. De juiste toon zoeken. Het komt aan op je op- en afstreek, de vorm van je mond, de spanning van je lippen. Daarom stoppen ook veel kinderen na een paar jaar met zo’n instrument. Piano is anders. De tonen zijn er al, je hoeft ze alleen maar aan te slaan: druk de toetsen maar in. Als je de toets hard naar beneden drukt heb je een hard geluid en als je hem zachter naar beneden drukt een zacht geluid. Het is eigenlijk heel makkelijk. De grote Hongaarse componist Béla Bartók beschouwde de piano dan ook als slaginstrument. In een van zijn composities voor orkest en piano wilde hij zelfs dat de piano bij de pauken werd opgesteld.

Op het conservatorium heb ik twee belangrijke dingen geleerd. Iets wat ik ‘durf’ noem en waar ik het vandaag niet verder over zal hebben en iets wat ik ‘luisteren naar jezelf’ noem. Bij elke toon die je aanslaat moet je je afvragen of dat de toon is die je wilt hebben. Daar gaat natuurlijk al een vraag aan vooraf: ‘welke toon wil ik hier?’ Ik speel nu onder andere de Kinderszenen van Robert Schumann. Technisch is dit stuk niet ingewikkeld, maar waar het mij nu omgaat heb je bij elk stuk, of het nu makkelijk is of niet. De Kinderszenen begint met een melodie van b-g-fis-e-d (zie de afbeelding). Het is een programmatisch stuk. Het heet: Von fremden Ländern und Menschen. Ik stel me hier altijd bij voor dat een kind luistert naar de verhalen van een oom of goede vriend van zijn ouders die vertelt over een reis of over wat hij ooit heeft meegemaakt. Het roept bij mij een magische sfeer op. En dan begint het zoeken naar de klank. Moet die noot scherp of zacht of hard? Voller? Scherper? En dan komt de linkerhand ook nog met de begeleiding om de hoek kijken en daar komen dezelfde vragen op. 

Kazuo Ishiguro merkte in een interview eens op dat de gitaar interessant is omdat het heel veel ‘impliceert’. Wat hij daarmee bedoelde is dat elk akkoord een eigen wereld in zich draagt. Op een gitaar heb je veel meer klankmogelijkheden dan op de piano, omdat je net als met de viool en de blaasinstrumenten de klank zelf produceert. Maar ook de piano impliceert een hoop. Als je een terts aanslaat hoor je de kwint erboven ook. Jazzmusici maken daar graag gebruik van: zij spelen weinig kwinten. Als je pianospeelt met het rechterpedaal ingedrukt, dan hoor je ook andere snaren meetrillen. Het zoeken naar klank wordt natuurlijk ingewikkelder naarmate de moeilijkheidsgraad van het stuk hoger wordt omdat je dan op veel meer zaken moet letten, maar ook daar moet je het proberen. Het gekke is dat je hoort of iemand op de klank heeft gelet: de pianist weet dan precies wat hij of zij wil laten horen. Ik denk dat een pianist die wat hij of zij wil en dat kan laten horen dan ook een zeker zelfvertrouwen uitstraalt, wat een concert van hem of haar er alleen maar beter op maakt.

Bij schrijvers en dichters merk je ook of iemand heeft nagedacht over wat hij of zij wil laten zien of beschrijven en hoe. Ook dan straalt de tekst zelfvertrouwen uit. En zo zijn de kunsten weer met elkaar verbonden. Het gaat allebei om het overbrengen van een gedachte. En om dat goed te doen moet je goed nadenken over het hoe.

Foto van Sybren Sybesma
Sybren Sybesma

Sybren Sybesma (2001) werd in Leiden geboren. Na de middelbare school deed hij een jaar vooropleiding klassiek piano aan het Koninklijk Conservatorium in Den Haag. Daarna studeerde hij Biomedische Wetenschappen in Leiden.  Hij volgde een cursus korte verhalenschrijven aan de Schrijversvakschool in Amsterdam bij Nico Dros. Bij de Mare kerstverhalenwedstrijd won hij twee keer de derde prijs. Ander werk verscheen op De optimistOp ruwe planken en in het Friese literaire tijdschrift Ensafh. Hij zit in de redactie van Babel en studeert in Amsterdam. Hij speelt nog veel piano.

Meer blogs

  • Afbeelding bij Onderweg

    Onderweg

    Bij de verhuur op het vliegveld van Casablanca haalde ik een stoffige Dacia Duster op. Het was nacht, er was vertraging geweest, maar de meneer met het geduldige gezicht had gewacht tot iedereen door de douane was en ik mijn bestelde wagentje kwam halen. ‘Vous êtes le dernier,’ zei hij met een glimlach. ‘Het spijt...
    Lees verder
  • Afbeelding bij De mens als biopic 2. Jan Wolkers

    De mens als biopic 2. Jan Wolkers

    Jan Wolkers Een televisie-producent vroeg of ik een reeks vlogs wilde schrijven over Jan Wolkers, die honderd jaar geleden werd geboren, 26 oktober 1925. Ik wist niet wat vlogs waren en Jan Wolkers vind ik een onprettige schrijver. Vlogs zijn korte filmpjes, die gebruikt worden als buffer tussen andere tv-programma’s, of als hap-snap-spul op de...
    Lees verder
  • Afbeelding bij De kleine ster

    De kleine ster

    (beeld: Don Duyns) de kleine ster bleek één van velen te zijneen gegeven waarover ze niet verdrietig of kwaadmaar plotseling stil wasomdat geen enkel geluid door de ruimte kan jagenze besloot snel en goed en alles in één keerdrie dagen lang al het licht te zijn wat ze ooit zou zijnen dan definitief te doven...
    Lees verder
Tirade bloggers
  • Foto van Sybren Sybesma
    Sybren Sybesma

    Sybren Sybesma (2001) werd in Leiden geboren. Na de middelbare school deed hij een jaar vooropleiding klassiek piano aan het Koninklijk Conservatorium in Den Haag. Daarna studeerde hij Biomedische Wetenschappen in Leiden.  Hij volgde een cursus korte verhalenschrijven aan de Schrijversvakschool in Amsterdam bij Nico Dros. Bij de Mare kerstverhalenwedstrijd won hij twee keer de derde prijs. Ander werk verscheen op De optimistOp ruwe planken en in het Friese literaire tijdschrift Ensafh. Hij zit in de redactie van Babel en studeert in Amsterdam. Hij speelt nog veel piano.

  • Foto van Willemijn Kranendonk
    Willemijn Kranendonk

    Willemijn Kranendonk (1994) is schrijver en dichter, voor zowel kinderen als volwassenen. Haar werk verscheen o.a. in Tirade, DW B, Liegend Konijn en op Lilith Magazine, Revisor, De Internet Gids, Hard//Hoofd en De Optimist. Momenteel werkt ze aan haar debuutroman die dit jaar nog uit zal komen bij Uitgeverij Van Oorschot en volgt ze de master Jeugdliteratuur aan de Universiteit van Tilburg. Mei 2022 verschijnt haar eerste kinderboek bij Uitgeverij Billy Bones.

  • Foto van Tim Veeter
    Tim Veeter

    Tim Veeter

    Tim Veeter (1991) is acteur en schrijver. Hij studeerde af als Theaterwetenschapper aan de UvA en genoot diverse acteeropleidingen. In zijn schrijfwerk speelt hij met taal en legt de nadruk op het perspectief en de ontwikkeling van de personages. Zijn verhalen zijn vaak licht absurdistisch, maar toch herkenbaar. Tim is woonachtig in Amsterdam.