Afgroeien

Binnenkort keer ik voor het eerst in mijn leven terug naar iets wat ik ooit achterliet.

Onder alles wat ik tot dusver deed lag de aanname van groei. Sterker dan mijn denken was de aandrang wat me overkwam te zien als onderdeel van een stijgende lijn, zelfs de verschrikkelijke dingen. Tegenslagen werden zo treden, klappen correcties.

Die drang leek bijna lichamelijk, wat aansluit op de kentering die ik erin voel nu ik naar de vijftig kruip. De ziekte en dood van mijn vader hielpen natuurlijk ook niet.

Toen ik stopte als recensent van Proefwerk zei ik dat ik alles wel gedaan had wat je qua horeca kon doen, ik was full circle. Ik vroeg een beurs aan voor een volgende roman en ontdekte dat mijn boek over een café ging. Het soort dat onze stad dreigt te verliezen, een clubhuis voor de buurt, een huiskamer voor advocaat én zelfkanter.

Die beurs raakte op en de vraag waarmee ik in de toekomst mijn geld moest verdienen werd dringend. Bij wijze van experiment besloot ik te bedenken uit welke taken mijn werkweek zou bestaan als inkomen niet meetelde.

Schrijven bleef nummer één, lesgeven in schrijven hoorde daarbij. Maar ik moest óók in een team werken, mijn extraverte kant uitlaten. Fysiek en mentaal belastend werk doen waarbij ik niet kon piekeren en dat na het uitklokken meteen van me afgleed.

Natuurlijk dacht ik aan de horeca, maar de keuken kon ik niet meer in – dit zou meteen een perfectionisme oproepen dat ik nu voor het schrijven wilde reserveren.

De bediening was geen optie omdat ik dan eten moest serveren, en dat zou óf heel goed eten zijn (met alles wat dat met zich meebrengt) óf van een niveau zijn waarmee ik niet kon leven. De bar bleef over: relatief eenvoudig werk dat al je aandacht eist, dat je met liefde kunt doen, maar niet meeneemt naar huis.

Ik testte dit plan door er met vrienden over te praten en het voelde steeds verstandiger, mits ik niet meer dan één dienst in de week draaide en de nazit beperkt kon houden. Ik maakte een lijstje van cafés die geen eten of pretentieuze cocktails serveren, maar waar wél nauwgezet gewerkt wordt. Ik schrapte zaken waar de eigenaar of bedrijfsleider in geëxternaliseerde zelfhaat leeft.

Ik schrapte zaken waar ikzelf graag kom, en was onmiddellijk terug bij af.

Selectiebias is een schitterend begrip uit de psychologie. Het benoemt de neiging van onderzoekers om hun proefpersonen zó te selecteren dat die met hun gedrag de onderzoeksaanname zullen bekrachtigen. Voor mij reikt die bias verder: het is een mooie noemer voor wat wij mensen doen met onze blik. Uit een absurd groot aanbod van toevalligheden filteren we schijnbaar vanzelf een lijn, een narratief.

Het heeft kennelijk zo moeten zijn, zeggen we dan. Toch niet te geloven dat ik gisteren nog aan je dacht en dat ik nu opeens, na al die tijd, tegen je aanloop? Daarbij glad al die mensen vergetend die in de afgelopen achtenveertig uur óók onze mentale revue zijn gepasseerd.

Toen ik op het punt stond om het op te geven hoorde ik dat fijne kennissen van me de mooiste, oudste, bruinste kroeg van de stad over wilden nemen. Ze zouden De Druif behouden voor de buurt, zichzelf en iedereen die dit soort instituut een warm hart toedraagt.

Vorige week solliciteerde ik voor het eerst in dertig jaar als barman.

I got the job. Per 11 mei doe ik de donderdag.

Foto van Gilles van der Loo
Gilles van der Loo

Gilles van der Loo (Breda, 1973) is schrijver en schrijfdocent. Tussen 2011 en 2015 was hij redacteur van Tirade. Bij Van Oorschot publiceerde hij de verhalenbundel Hier sneeuwt het nooit en de romans Het laatste kind, Het jasje van Luis Martín, Dorp en  Café Dorian. Meest recent verscheen Mens blijven aan het front bij Hollands Diep, dat hij samen met zijn Oekraïense vriend Andrii Kobaliia schreef.

In de Oorshop

Goed leven

Het schiereiland van een schiereiland – bestaat er een betere plek om te verpozen voor een schrijver? Omgeven door de kalme beweging van wind en golven, ver weg van het gedruis van de metropolen en daarmee rustig genoeg om er weg te kunnen zinken in het borrelen van de binnenwereld, terwijl de verbinding met het vasteland het wel mogelijk maakt om, wanneer het schrijfwerk gedaan is, terug te keren naar de wereld en het leven van de anderen. Vogelvrij, maar net niet in volledige verlatenheid.

Het is goed mogelijk dat Geerten Meijsing (1950) hiermee zou instemmen. Op een filosofische bedevaart naar Syracuse, de plek waar Plato volgens sommigen heeft geprobeerd zijn gedroomde republiek te realiseren, belandde hij op Ortygia, waar hij spontaan langere tijd bleef hangen, bekoord door de alomtegenwoordigheid van het water: 

”t Eerste wat mij opviel, was dat elk dwarsstraatje aan beide kanten op zee uitloopt, een andere zee aan elke kant: aan de ene kant de binnenzee van de Porto Grande, aan de andere de Ionische. Wat een weelde: op en neer te kunnen lopen tussen twee zeeën! Dat lukt je nog niet in Panama. Ik ben de koning te rijk. En ik wist het zeker: dit was mijn koninkrijk, en ik voelde mij eindelijk thuis.’ 

In zijn Siciliaanse brieven (2023) brengt Meijsing verslag uit van het dagelijks leven in zijn nieuwe kroondomein, daarbij veel aandacht bestedend aan couleur locale en plaatselijke gebruiken – wat dat betreft sluiten deze teksten expliciet aan bij de klassieke reisliteratuur. Een deel ervan werd jaren terug in Vrij Nederland gepubliceerd, maar dan, zo geeft de auteur te kennen, ‘in een vereenvoudigde oervorm’. Dat klinkt enigszins cryptisch, maar bedoeld wordt dat deze definitieve bundeling de volledige toenmalige briefproductie bevat, ongeredigeerd en hier en daar zelfs uitgebreid, rijker in descriptie en detail en daarmee een nog groter genoegen voor de lezer.

Want laat duidelijk zijn: deze levensberichten draaien vooral om de bijzondere geneugten van het Mediterraanse bestaan, die door de schrijver met een aan uitzinnigheid grenzend enthousiasme gevierd worden. Zo struint hij vismarkten af, onderwijl recepten delend, indexeert hij de verschillende smaken en bloeiperioden van lokaal fruit (druiven, peren, pruimen en vijgen), en ziet hij opdrogend in de zon na het nemen van een duik (‘fare un tuffo’) verrukt toe hoe een metgezel om een onbewoond eiland heen zwemt: ‘Van zwemmen krijgen vrouwen mooie schouders, en hun borsten duiken uit de golven op.’ Ook bevat het boek een schitterende lofzang op het roken, waarbij Meijsing de waarschuwing op de verpakking van zijn Toscaanse sigaren (‘Il fumo uccide’) als beginpunt neemt:

‘Leven is dodelijk, zullen ze bedoelen, en leven is niet zozeer lang leven, als wel goed leven. Mijn leven in ballingschap is in alle opzichten een grotelijks geslaagde poging ‘het goede leven’ te leven, ook met weinig geld.’ 

De liefhebber ziet hierin een herneming van het epicurisme en hedonisme uit de vroege boeken van Joyce & Co.; nog altijd toont Meijsing zich een toegewijd student van het alledaags geluk, het zinnelijke genot. Dat maakt deze Siciliaanse brieven tot een gepaste literaire herintrede: dit fraaie egodocument, dat jeugdig en niet fatalistisch is van toon, doet eerder geïntroduceerde thema’s op verfrissende wijze weerklinken, waarmee een sinds lang indrukwekkend oeuvre simultaan wordt verbreedt en verdiept.

Foto van Lodewijk Verduin
Lodewijk Verduin

Lodewijk Verduin (1994) studeerde Nederlands aan de Universiteit van Amsterdam. Hij schrijft over literatuur en is redacteur van Tirade.

Blijf op de hoogte, ontvang onze nieuwsbrief.

Durf

In mijn tienerjaren las ik ontzettend veel comics en strips. Superman, Batman, Spider-man, Paling en Ko en Suske en Wiske. Ik verslond ze allemaal. Op een gegeven moment ‘ontdekte’ Rappa’s stripbieb waar ik deze boeken kon lenen of daar en op dat moment kon lezen. Zodra ik de ruimte in het weekend had, was ik daar te vinden. De eigenaar en auteur Robby Parabirsing, beter bekend als Rappa, kende ik al van zijn boeken Fromoe Archie en De vlek uit het verleden. Rappa was in die tijd nog Nederlands leerkracht op de Algemene Middelbare School en in de middag hield hij zich bezig met de bibliotheek. Veel scholieren kwamen er langs om de boeken te lenen die zij moesten lezen van de literatuurlijst van het vak Nederlands en voor de vele stripboeken. Met Rappa kon je ook uren praten over verschillende onderwerpen. Over de geschiedenis van het land, de politiek en natuurlijk boeken. Hij had ook luisterend oor. De stripbieb was voor velen van ons een literair toevluchtsoord. Er heerste een ongedwongen sfeer en Rappa behandelde ons als gelijkwaardige. 

Rappa zette de plek op in een woelige periode in het land, namelijk de jaren 80 in Suriname. De Decembermoorden, waar vijftien Surinamers, die zich verzette tegen de militaire dictatuur waren vermoord, hadden net plaatsgevonden en op de onderwijsinstelling waar hij les gaf, had hij leerlingen die een familielid waren kwijtgeraakt bij de Decembermoorden. Rappa bracht vaak stripboeken naar school en leende die aan de jongeren voor tijdelijke ontsnapping aan de ellende. Hij besloot kort daarna de bibliotheek op te zetten voor anderen om er stripboeken en later andere boeken te lenen. Rappa zorgde daarbij ook voor begeleiding door soms simpele gesprekken die plaatsvonden in de bibliotheek. 

Fromoe Archie was een van de coming-of-age boeken die ik in mijn jeugd heb gelezen. Het gaat over de escapades van een Surinaamse jongeman binnen de sociale verhoudingen in zijn land kort voor de staatsgreep van onder leiding van legerbevelhebber Desi Bouterse in 1980. Op de mulo moet je voor het mondeling schoolonderzoek voor het vak Nederlands namelijk een aantal boeken van een boekenlijst kiezen en lezen. De lijst bestaat uit boeken van verschillende schrijvers, van binnen en buitenland. Ik koos op gevoel voor het boek van Rappa Fromoe Archie en werd aangenaam verrast met een verhaal waar ik mij als tiener mee kon identificeren. Rappa verschafte in zijn boek ook inzichten over de politiek in Suriname, de verstandhouding tussen Suriname en Nederland en de verstandhouding tussen Surinamers en Surinamers die naar Nederland zijn vertrokken en Nederlanders van Surinaamse afkomst. Prit pangi en opo borsu, direct en bot, vertelt Rappa deze zaken aan de lezer.

De Versurinamisering kon pas beginnen nadat Surinamers het hadden overgenomen van de Hollanders. Dit proces kwam echter nog niet op gang, omdat de eerste generatie Surinamers die overnam bij gebrek aan een vastomlijnd Surinaams iets maar bleef hangen bij hetgeen ze hadden geleerd van hun Hollandse meesters of ze vielen terug op voorouderlijke structuren. Het Hollandse was wel on-Surinaams, maar het was vastomlijnd en het had aanzien, het kwam van de koloniale meester. Dat eigene had onder een belangrijk deel van de eigen mensen geen aanzien, het werd zelfs onderdrukt. Pas toen de jongeren bewust werden, vooral als gevolg van de luxe dat zij in het buitenland, Nederland, konden studeren, werden zij krachtig met hun neus op feiten gedrukt, is den vreemde leerde je het eigene waarderen.

Passage Fromoe Archie, eerste druk 1984, pagina 50 

De lef die Rappa tentoonstelde als schrijver vond ik toen bewonderingswaardig omdat velen zich toen en zelf nu zich niet over een heleboel zaken zoals de ongelijkheid tussen de armen en rijken in Suriname  durven uit te spreken. Dat leerde ik van hem als schrijver, durven je gedachtegang neer te pennen en niet bang te zijn voor de consequenties. Je moet achter hetgeen je hebt geschreven blijven staan. Bij de uitgeverij  van Rappa Ralicon debuteerde ik 2019 als fictieschrijver met de novelle Eens in een leven. Een manuscript waar ik bijna tien jaar mee rondliep. Rappa durfde er iets mee te doen. Dat werd mijn startpunt als fictie-auteur. Daarvoor zal ik Rappa altijd dankbaar zijn. Toen ik hem vertelde over het idee van de verhalenbundel Prakseri was hij direct enthousiast en stuurde mij ook binnen korte tijd een verhaal dat hij op de planken had liggen. Samen met een van mijn schrijfhelden sta ik in de bundel en daar ben ik nog steeds ontzettend trots op.

Foto van Kevin Headley
Kevin Headley

Kevin Headley (1983) is een Surinaamse documentairemaker, journalist en schrijver. Sinds een aantal jaar schrijft hij ook korte verhalen, welke onder andere gepubliceerd zijn in de Surinaamse krant de Ware Tijd, het opinieblad Parbode, het online literair tijdschrift Papieren Helden, het tijdschrift Wobby en Tirade. Kevin heeft ook de speciale uitgave van Tirade PRAKSERI met alleen Surinaamse verhalen samengesteld. Tweewekelijks leren we door zijn ogen verschillende aspecten kennen van Suriname.

White spots – Schermverslaafd op Groenland

(De wereld in stukken 13)

Groenland heb ik uit maar een paar boeken leren kennen. Een white spot op boekengebied. Groot reiziger Coen Stork toonde me eens zijn boekenkast: geordend op land en omgekeerd chronologisch, oud onder, nieuw boven. Heb verzuimd naar Groenland te kijken. En ik ken het uitsluitend door boeken. Toevallig allemaal wel heel goede. Twee momentopnames, een roman en een studie. De momentopnames zijn het mooist, Niko en Lies Tinbergen brachten een jaar door op Groenland in 1932-1933 en Niko schreef daar het prachtige Eskimoland over. Het is een boek over geluk, omdat de twee een geweldig jaar hadden. Maar ook een oerboek van de onderzoeker Tinbergen. Neem deze scène waarin Tinbergen uitlegt hoe je een op het ijs zonnende zeehond vangt. De methode ‘berustte erop dat de jager, door zo natuurgetrouw mogelijk de bewegingen van een zonnende zeehond (qatsimaleq) na te bootsen, onopgemerkt naderbij kwam en van korte afstand de zeehond harpoeneerde of, na invoering van de vuurwapenen, schoot. Een qatsimaleq die ligt te slapen sluit de ogen zelden langer dan een minuut en kijkt dan even met opgeheven kop in het rond. Krijgt hij daarbij iets in het oog dat er daarvóór niet geweest is, dan fixeert hij het opeens en blijft een tijdlang strak ernaar kijken. En, hoewel hij maar vluchtig rondkijkt en niet veel opmerkt, blijkt hij als hij een verdacht voorwerp in het oog heeft, scherp te kunnen zien. Wanneer de jager nu, bemerkende dat de zeehond naar hem kijkt, zich doodstil houdt, wat men voor het meest voor de hand liggend zou houden, verspeelt hij de kans om voor een qatsimaleq aangezien te worden, want een qatsimaleq ligt nooit lange tijd achtereen doodstil op het ijs, behalve als hij dood is. Hij zorgt dus van tijd tot tijd zijn hoofd op te steken en op zeehondmanier er wat mee rond te zwaaien, om vervolgens weer te gaan liggen. Af en toe moet hij, zoals elke qatsimaleq, op zijn zeehonds met zijn benen spartelen of in de buurt van zijn schouder een wuifhandje laten verschijnen. De argwanende zeehond is dan, wanneer de jager zijn vak verstaat, al spoedig tevredengesteld en kan behoedzaam op dezelfde wijze tot op zeer korte afstand benaderd worden.’

Wanneer inleving in de zeehond, method acting en zeehondimitatie te veel moeite is – hoewel het wuifhandje op schouderhoogte echt te leuk is om te laten schieten – dan is het schermpje de oplossing: voorop een sleetje monteer je met wat latjes een wit katoenen schermpje, waarachter je je zolang schuilhoudt tot je kunt schieten. Zijn er mooiere jachtmethoden denkbaar?

Een andere prachtige momentopname is een gelukkige vondst in een antiquariaat: Thomas Frederiksen Het dagboek van een eskimo. Het dagelijks leven van een Groenlandse eskimo, getekend en beschreven door hemzelf. In dit prachtige boek (waar er tot mijn verbazing bij boekwinkeltjes nog wel een zwik te krijgen zijn) korte dagboek entry’s naast mooie tekeningen. ‘Oktober 1958. Gewoonlijk begeven we ons naar Nassuttoq om vosseklemmen te plaatsen. Ik ben dol op deze tochten die enkele weken in beslag nemen. Bij onze terugkeer in november hadden we een bandrob, dertien vossen, twee hazen, een aalscholver, drieënzestig eiderganzen en zeven zeekoeten bij ons.’

Net als Tinbergens vriend Karâle, die ook tekenaar was ruimt ook Frederiksen (wiens Inuitnaam Tuuma luidt) veel ruimte in voor mythische verhalen, waarin heldendaden en een humorvol belachelijk maken centraal staan. Ik zou dolgraag met een maaltje van knapperige walvishuid een avondje meelachen.

In Jared Diamonds Collapse staat een huiveringwekkend verhaal over de Greenland Norse, de vroege bewoning van Groenland (980-1430) en wat daar allemaal misging.

Niko eindigt vrolijker daar op Groenland: ‘De laatste avond vond het feest dan ten slotte plaats. Iedereen was uitgenodigd en iedereen was gekomen, ook alle matrozen in hun keurige blauwe pakjes die zo bij de Groenlandse meisjes in de smaak vielen. Volgens eskimomethode moest er rijkelijk gegeten en gedronken worden en dertien emmers vol limonade vonden die nacht hun weg naar dorstige Groenlanderkelen. We dansten totdat de zon opging en de deelnemers uitgeput bij de grammofoon kwamen zitten.

Lezen: Thomas Frederiksen Het dagboek van een eskimo. Het dagelijks leven van een Groenlandse eskimo, getekend en beschreven door hemzelf.

Niko Tinbergen, Eskimoland (een eerder stukje over dit boek)

Peter Høeg Smilla’s gevoel voor sneeuw

José Ortega y Gasset Het geluk van het jagen

Naar kaart 14

Foto van Menno Hartman
Menno Hartman

Menno Hartman (1971) is uitgever bij Van Oorschot.

Hondenleven

Wie over de dood van een huisdier praat, schreef ik hier al eens, heeft het vooral over zichzelf.

‘Poekie hadden we al toen de kinderen nog niet geboren waren, toen ma er nog was en we nog in het oude huis woonden, toen ik nog heel ander werk deed. Ze heeft dat allemaal meegemaakt, en nu is ze er niet meer.’ Zelden gaat het daarbij dus om het dier, en dat is misschien omdat alles wat er over dat dier zelf te zeggen is zo generiek klinkt.

Een paar weken geleden stierf mijn brave Otis de Hond, die bijna dertien jaar lang overal mee naartoe ging. Hij was er eerder dan de kinderen, eerder dan mijn schrijverschap, zijn mand stond ook in ons oude huis en mijn onlangs overleden vader was zijn beste vriend – daar gaan we al.

Zelf hield Otis van graven en balletjes halen, van aandacht en ook afzondering. Een ansichtkaartenmolen is nog minder generiek; ik moet echt hard nadenken om uit dit hondenleven het unieke wezen te halen, terwijl hij dat in mijn ogen zeker was.

Otis hield niet van vrouwen die hoge stemmetjes opzetten – háátte Amerikaanse wijven die babypraat tegen hem uitsloegen in café’s. Hij was een dominante hond, maar zijn dominantie voelde als een voorwendsel, een verbloeming van een basale onzekerheid, er zat een schichtig soort agressie onder. Otis had een hekel aan kleine kinderen omdat hij die niet kon plaatsen: was dit een mens en dus een meerdere, of was het een dier en dus mogelijk ondergeschikt?

Natuurlijk is het passend voor de soort dat hij zich van hiërarchie bewust was, maar voor Otis leek het zwaarder te wegen wie op welke trede stond dan voor andere honden. Om er zeker van te zijn dat hij daarin geen fout beging, meed hij alle kinderen. Brachten ze hem in het nauw met hun grijphandjes, dan hapte hij nijdig van zich af.

Dit gedrag werd erger naarmate hij ouder werd en slechter zag. In zijn laatste maanden heeft hij meerdere mensen die hem eigenlijk geliefd waren in de neus gebeten. Alsof die basale onzekerheid steeds meer naar de oppervlakte mocht komen.

Otis hield van teven met een dikke vacht en zo’n wollige achterkant – keeshondjes waren zijn niche. Hoe ouder hoe beter, leek het. Tot vlak voor zijn dood kon hij drie blokken omlopen voor een mottige bejaarde.

Het is bijna onmogelijk om geen verband te zien tussen Otis’ snelle aftakeling en mijn vaders overlijden. De laatste keer dat we hem meenamen naar mijn ouders – mijn vader lag al in het verstelbare bed in de eetkamer – snuffelde Oot verward aan zijn koele hand, en nam daarna zijn vaste plek in naast de stoel van zijn vriend in de woonkamer, waar hij zich altijd klein gemaakt had in de hoop dat we hem bij ons vertrek zouden vergeten.

Otis’ gedroomde leven lag daar aan de bosrand in Hilversum. Twee mensen op leeftijd die hem ruimte gaven, maar er de hele tijd waren. Zes keer per dag een wandeling en alle liefde van de wereld. Een eigen erf om waaks over te doen en nergens een kindertengel te bekennen.

Vier weken na mijn vaders crematie liet ik een koude Otis in een kuil in dat Hilversumse erf zakken. We dekten hem toe met zand en zwegen even bij het terpje aan de voet van de magnolia.

Het was niet nodig om te zeggen dat hij nu bij zijn beste vriend was, maar we zeiden het toch. Mijn moeders verdriet verschoot – werd lichter en intenser tegelijk.

Op tweede paasdag begroeven we mijn vaders as in dezelfde tuin. De korrels hadden de kleur van strandzand op een warme dag en vielen uit het soort doos waar je normaliter waspoeder uit schudt. Omdat het spul zo fijn was besefte ik dat mijn vaders resten door een maler moesten zijn gegaan.

Ik weet ook niet hoe het dan wél moet, maar alles aan de begrafeniswereld voelt ondoordacht. En ja ik bijt me vast in ergernis zodat ik mijn verdriet niet hoef te voelen.

Als we over overleden mensen praten zit het grootste verdriet trouwens ook bij wat ze voor óns betekenden.

Beeld: Ivo Victoria

Foto van Gilles van der Loo
Gilles van der Loo

Gilles van der Loo (Breda, 1973) is schrijver en schrijfdocent. Tussen 2011 en 2015 was hij redacteur van Tirade. Bij Van Oorschot publiceerde hij de verhalenbundel Hier sneeuwt het nooit en de romans Het laatste kind, Het jasje van Luis Martín, Dorp en  Café Dorian. Meest recent verscheen Mens blijven aan het front bij Hollands Diep, dat hij samen met zijn Oekraïense vriend Andrii Kobaliia schreef.

Mainstream

Op maandagavond reis ik altijd met de trein van Utrecht naar Amsterdam. Op station Amsterdam Bijlmer ArenaA komt er om 22.38 steevast een man mijn coupé binnen. Hij heeft wild, warrig haar, maar zijn werkschema is stipt. Hij kondigt iedere week weer met veel bravoure aan dat het een speciale avond is. ‘Jullie zullen over enkele minuten allemaal getrakteerd worden op Frappuccino Coffee door een samenwerking met Starbucks, geserveerd door Bulgaren die in Amsterdam onder de brug slapen, en die nu achter mij staan te wachten met volle dienbladen, in combinatie met een filmkaartje, aangeboden door het Leger des Heils.’ Zo praat hij met krachtige stem nog een minuut door. Hoewel het allemaal gratis is, mogen we met onze pinpas bij hem betalen. Hij loopt langs de reizigers terwijl hij zijn hand uitsteekt. Veel mensen geven hem lachend wat geld. Zijn verhaal is geestig, ze hebben zich geamuseerd. 

Als onbetrouwbare verteller in een roman zou deze man ongeschikt zijn, het was vanaf het begin voor iedereen overduidelijk dat hij niet de waarheid sprak. Een onbetrouwbare verteller zaait twijfel over wat waar is en wat niet, zoals in Dagboek van een gek van Gogol gebeurt. De verteller, die pennen snijdt, klinkt in dat verhaal eerst nog geloofwaardig als hij het bureau waar hij werkt beschrijft, waar de stoelen van rood hout zijn en iedereen met u wordt aangesproken. Deze realistische passages worden afgewisseld met krankzinnige: ‘Ik heb gehoord dat er in Engeland een vis aan kwam zwemmen die twee woorden zei in zo’n vreemde taal, dat geleerden al drie jaar bezig zijn om die woorden te verklaren…’   

Microsoft voegde recentelijk GPT-4 aan zijn zoekmachine Bing toe. Deze opvolger van ChatGPT geeft soms verkeerde antwoorden, dat erkent ook Microsoft, maar de veiligheid ervan is door experts uitgebreid getest. ‘Het reageert 82 procent minder snel op vragen die gericht zijn op niet-toegestane zaken’ (RTL Nieuws 15-3-23).

Wij hebben thuis een betaald Family 365-pakket van Microsoft, hierdoor kan ik het grote taalmodel ‘gratis’ gebruiken. Van de week voerde mijn dochter mijn naam in de chatbox in om te kijken welke informatie die over haar moeder zou geven. Altijd leuk. Op het scherm verscheen ongeveer dezelfde tekst die over mij op Wikipedia staat, daarna volgden een paar recensies over mijn werk. Wat opviel was dat de recensies achter een betaalmuur in NRC of Trouw niet werden genoemd, maar het programma wel samenvattingen gaf van de de gratis beschikbare online recensies op Trotse Moeders en Tzum. Mijn dochter vroeg: ‘Waar woont Anja Sicking?’ Ons huisadres staat niet in het telefoonboek. GPT-4 produceerde nieuwe woorden: ‘Ik geef geen adressen van privépersonen. Ik respecteer mensen hun privacy.’ Op hetzelfde moment verscheen er een adres in beeld waar wij ooit woonden, met een routebeschrijving door Amsterdam-Oost erbij, en ook het nummer van onze (oude) vaste telefoon. Toen mijn dochter vroeg hoe GPT-4 aan dat adres kwam, antwoordde het: ‘Ik kom niet aan je adres. Ik weet alleen dat je in Redmond, Washington, Verenigde Staten bent.’

Een gebruiker van GPT-4 moet zelf maar uitzoeken wat waar is en wat niet. Ik heb meer vertrouwen in de man die onzichtbare frappuccino in de trein serveert dan in de topmensen van Microsoft. Ik zal het nu niet over het op grote schaal verspreiden van desinformatie hebben, daar is de afgelopen week al veel over geschreven, net als over de andere risico’s van grote taalmodellen. Maar voordat ik mijn Family 365-pakket inwissel voor de software van een betrouwbaar bedrijf, zou ik de topmensen van Microsoft willen vragen of we de onbetrouwbare verteller niet beter alleen in de literatuur of op het toneel kunnen opvoeren. Het zou jammer zijn wanneer die mainstream werd.

(Credit afbeelding: Richard Jonkman)

Foto van Anja Sicking
Anja Sicking

Anja Sicking schrijft romans en essays. In haar laatste boek, De visionair, onderzoekt ze via de verbeelding
hoe de toekomst eruit zou kunnen zien.

Meer blogs

  • Afbeelding bij De mens als biopic

    De mens als biopic

    Aflevering 1 Samuel Sarphati Amsterdam zou een andere stad zijn als daar niet op 31 januari 1813 Samuel Sarphati was geboren. Niet alleen moest de stad het dan stellen zonder Amstel Hotel, De Pijp en sociale woningbouw, de arts Sarphati zorgde ook voor de eerste vuilophaal, gezondheid in arme wijken, schone grachten, nijverheidsonderwijs én tippelzones....
    Lees verder
  • Afbeelding bij Eerste zwaluw

    Eerste zwaluw

    Vanuit het ruim kijk ik op. Door een van de dekramen zie ik de mast in de avondzon; het zonlicht schijnt op de nog ingepakte witte zeilen. Het is voorjaarslicht dat ik zie. ‘Voorjaarslicht’, zeg ik, ‘maatje’. We zijn weer thuis op de klipper in Middelburg, ons andere schip. We schilderen het dek dat het...
    Lees verder
  • Afbeelding bij Leven en laten leven – wat we kunnen leren van de BaMbuti

    Leven en laten leven – wat we kunnen leren van de BaMbuti

    Larousse 18 Er zijn veel wonderlijke zaken die Colin Turnbull beschrijft in zijn prachtige boek over de pygmeeën in de Congo. Door algemene depressie aangaande de toestand in de wereld merk ik een vergaande neiging tot escapisme in mijzelf op. Het werkelijk naar-binnen-drinken van antropologische studies als The Forest People van voornoemde Turnbull is er...
    Lees verder
Tirade bloggers
  • Foto van Greet Kuipers
    Greet Kuipers

    Greet Kuipers (1962) is psychiater. Onder het pseudoniem Minke Douwesz publiceerde zij bij uitgeverij Van Oorschot twee romans, Strikt en Weg. Voor de laatste ontving zij de Opzij Literatuurprijs 2009 en de Anna Bijns Prijs 2012.

  • Foto van Tim Veeter
    Tim Veeter

    Tim Veeter

    Tim Veeter (1991) is acteur en schrijver. Hij studeerde af als Theaterwetenschapper aan de UvA en genoot diverse acteeropleidingen. In zijn schrijfwerk speelt hij met taal en legt de nadruk op het perspectief en de ontwikkeling van de personages. Zijn verhalen zijn vaak licht absurdistisch, maar toch herkenbaar. Tim is woonachtig in Amsterdam.

  • Foto van Julien Ignacio
    Julien Ignacio

    De Nederlands-Arubaanse schrijver Julien Ignacio (1969) studeerde af als literatuurwetenschapper. Hij publiceerde theaterteksten, blogs en korte verhalen. In 2008 ontving hij de El Hizjraliteratuurprijs voor zijn toneelstuk Hotel Atlantis. Hij was redacteur van literair tijdschrift Tirade en is bestuurslid van de Werkgroep Caraïbische Letteren. In 2018 verscheen zijn debuutroman Kus (nominatie Bronzen Uil). Met collega-schrijvers Michiel van Kempen en Raoul de Jong stelde hij Dat wij zongen samen, een bloemlezing Caraïbische literatuur die in 2022 uitkwam bij uitgeverij Das Mag. In september 2023 verscheen zijn tweede roman Goudjakhals, een kralenketting van historische en futuristische migrantenverhalen, die zich afspelen in onder meer Amsterdam en Aruba, Beiroet en Lesbos.