Achter de schermen

‘Van Meta tot Musk – iedereen wil wat zoete LLM-taart,’ schrijft Nina Schick in haar nieuwsbrief over artificiële intelligentie (3-3-23). Het bekendste voorbeeld van een LLM, een large language model, is ChatGPT van het Amerikaanse bedrijf OpenAI, maar binnenkort zullen ook de LLM’s van Meta, Google en andere techbedrijven op de markt komen. Een nieuwe tech-oorlog is losgebarsten. 

Een groep die weinig van ‘de zoete taart’ krijgt zijn schrijvers. De mensen die de grondstof produceren zonder welke de grote taalmodellen niet zouden kunnen functioneren: tekst. Want zonder dat de techmiljardairs ervoor betalen, voeden ze hun artificiële intelligentiesystemen met het werk van wetenschappers, journalisten, romanciers, bloggers, dichters, essayisten en andere mensen die weten hoe ze een pen moeten vasthouden. Dat er op dat werk vaak auteursrecht berust, lijken de durfkapitalisten even vergeten te zijn, druk als ze waren met het bedenken van een toekomst waarin ze al die teksten versnipperd en gehusseld weer zouden kunnen doorverkopen. Want hoe geweldig iedereen deze nieuwe vorm van artificiële intelligentie ook vindt, er gaat toch vooral mensenwerk achter schuil. 

Grote nieuwsmedia in de VS willen nu een vergoeding van OpenAI voor het gebruik van de teksten van hun journalisten. Op RTL Nieuws staat te lezen dat ‘Dow Jones, de uitgever van de Wall Street Journal, wil dat OpenAI gaat betalen voor het gebruik van de krantenartikelen bij het trainen van AI-taalmodellen.’ Jason Conti, algemeen adviseur van Dow Jones, zegt het misbruik van het werk van zijn journalisten serieus nemen. Ook CNN wil OpenAI dwingen voor het gebruik van het werk van hun journalisten te betalen. In Nederland zijn er al Kamervragen over gesteld.

Maar betalen doet OpenAI niet graag. Er zijn ook andere groepen mensen die dat hebben ervaren. Mensen die achter de schermen werken. Want om ervoor te zorgen dat er geen teksten uit de donkerste krochten van het internet in ChatGPT terecht zouden komen, liet OpenAI arbeidskrachten in Kenia die ‘handmatig’ uit ChatGPT verwijderen, via een outsourcingbedrijf. Hiervoor ontvingen deze mensen tussen de 1.32 en 2 dollar per uur loon (Time 18-1-23). Voor dit bedrag moesten ze lezen over seksueel misbruik van kinderen, bestialiteit, moord, marteling en ga zo maar door. En net als de contentmoderatoren in Wat wij zagen, het boekenweekgeschenk van Hanna Bervoets, raken ze alle verschrikkingen waarmee ze werden geconfronteerd daarna maar moeilijk kwijt.

OpenAI is minder open dan de naam doet vermoeden. Het bedrijf is in handen van een kleine groep toch al steenrijke ondernemers. Het zou goed zijn wanneer er werd gekeken naar wie het werk doen waardoor de grote taalmodellen kunnen functioneren en deze mensen daar fatsoenlijk voor te belonen. Tot die tijd zouden overheden de implementatie van dergelijke (nu nog gratis) taalmodellen moeten tegenhouden. Want hoewel het lijkt alsof OpenAI trakteert, hebben ze de taart van een ander gestolen.

Wordt vervolgd.

Foto van Anja Sicking
Anja Sicking

Anja Sicking schrijft romans en essays. In haar laatste boek, De visionair, onderzoekt ze via de verbeelding
hoe de toekomst eruit zou kunnen zien.

In de Oorshop

De Grote Oorlog, grootse gedichten

Als kind had ik wat met oorlogen. Vooral met de Eerste en Tweede Wereldoorlog, al waren er ook wel ridderveldslagen die mij boeiden. Eindeloos struinde ik Wikipediapagina’s af, alsmaar doorklikkend naar personen of een beschrijving van de nasleep van die ene slag. Ook de boeken over de oorlogen die wij op school hadden of die ik leende uit bibliotheek las ik woord voor woord, vaak zelfs meerdere keren. Daarnaast las ik intens veel fictie, maar dan met name over de Tweede Wereldoorlog: Reis door de nacht van Anne de Vries, De vos van de Biesbosch van Ad van Gils, Holland onder het hakenkruis van Piet Prins en ga zo maar door.

En ik speelde van alles na met mijn soldaatjes. Met Kapla bouwde ik hele steden die ik liet platbombarderen en waar ik straatgevechten liet houden, terwijl ik gebouwen met donderend geraas ineen liet storten, geluiden van mitrailleurs en granaten nabootsend met mijn mond. Wat vond ik er zo gaaf aan? De heroïek. Het gevecht tegen de slechten. De strijd.

Naarmate ik ouder werd – veertien of vijftien – en ik de krant begon te lezen, drong het besef tot mij door, dat wat ik al die vakantiemiddagen zat na te spelen ook echt gebeurde, ergens op de wereld. En dat de mensen die sneuvelen echt doodgingen en altijd ergens op de wereld iemand hebben die van ze houdt en om hen rouwt. Ik kon als gevolg niet meer met de soldaatjes spelen en langzamerhand verloor ik ook mijn belangstelling voor de boeken, want het was inmiddels ook tot mij doorgedrongen dat de wereld veel minder zwart-wit was dan in die boeken werd neergezet. Niet alle Duitsers waren slecht. Niet alle Nederlanders waren goed. Niet alle Nederlanders die voor de NSB kozen waren slechteriken en niet alle slechteriken waren lid van de NSB. De oorlog verdween naar de achtergrond. 

Toen in 2018 het einde van de Grote Oorlog, zoals de Eerste Wereldoorlog ook wel genoemd wordt, honderd jaar geleden was, verschenen er artikelen in de krant en op NOS.nl, die ik om de een of andere reden allemaal las. Langzamerhand kwam alles wat ik vroeger had gelezen, geleerd eigenlijk, weer bovendrijven. Het wekte mijn interesse weer. Ik herinner me dat ik zelfs een keer een heel stuk van een herdenking heb gekeken terwijl ik eigenlijk had moeten studeren voor een wiskundeproefwerk.

In die periode vond ik in een boekhandel een bundel van Penguin: The Penguin book of First World War poetry, met gedichten van bekende en minder bekende mannelijke en vrouwelijke dichters. Ik kocht het. Ik had altijd wel enige belangstelling voor poëzie gehad, maar ik las het niet uit mezelf en de gedichten die we bij Nederlands, Engels of Frans lazen zeiden me niet veel. Maar met dat bundeltje poëzie uit de Eerste Wereldoorlog wilde ik het wel eens proberen.

De bundel maakte een diepe indruk op me. Zelfs zo diep, dat ik later nog twee bundels met poëzie uit de loopgraven heb gekocht, één van Siegfried Sassoon en één met een keuze uit het werk van Isaac Rosenberg, Wilfred Owen en Ivor Gurney. (Over Gurney wil ik nog even zeggen dat ik hem ook om een hele andere reden interessant vind: hij dichtte maar was ook componist. Hij had zelfs aan de Royal College of Music gestudeerd. Toen ik dat ontdekte heb ik zijn preludes en nocturnes voor piano gekocht en ingestudeerd. Zeker geen slechte muziek! Gerwin van der Werf heeft mij zelfs een van de preludes zien spelen, al hoorde ik pas naderhand dat hij Gerwin van der Werf was. Met een vriend van mij heb ik een keer enige liederen van Gurney uitgevoerd. Enkele van zijn gedichten in de Penguin-bundel gaan ook over muziek. Zo schrijft hij dat hij in een loopgraaf aan de Somme zit, na het gevecht, in stilte. Prikkeldraad voor zich. Geen van de kanten durft alweer aan te vallen en dat er dan plotseling van de overkant, uit het Duitse loopgraaf, een stuk van Schubert klinkt: ‘Where there sounded, (O past days for ever confounded!)/The tune of Schubert which belonged to days mathematical’. Vervolgens schreeuwt hij dat hij graag Ein Heldenleben van Strauss wil horen. In een ander gedicht schrijft hij over een prelude van Bach waar hij aan denkt als hij eenzaam op wacht zit, in de donkere nacht. Hij vraagt zich af of hij, na de oorlog, als hij dat stuk speelt, zal denken aan dit moment in het Niemandsland.)

De gedichten in de bundel van Penguin die ik als eerste gekocht had, zijn zonder uitzondering heel intens. Alle dichters, de mannen in de loopgraven, de vrouwen thuis of in de ziekenhuizen bij de gewonden, moesten een gevoel kwijt, je voelt de drang die achter hun woorden zit. Het liet mij zien hoe prachtig poëzie kon zijn, hoe triest, hoe aangrijpend

De beroemde gedichten staan er natuurlijk allemaal in: Dulce et decorum est en Anthem for doomed youth van Owen, In Flanders fields van John McCrae, de 1914-sonnetten van Rupert Brooke, met de schitterende regels: ‘If I were to die, think only this of me:/ that one corner of a foreign field/ is forever England’. Zoals zo vaak zijn de canonieke gedichten niet per se de gedichten die mij het meest aanspreken. Ik noemde Gurney al, maar het gedicht Before action van W. N. Hodgson, waarin hij alles aanhaalt waar hij op aarde van houdt en wat hij mooi vindt en dat eindigt met de regel: ‘By all delights that I shall miss, help me to die O Lord’, vind ik misschien wel mooier dan enig gedicht van Owen.

Zoals ik al aangaf, bewerkstelligde de Penguin-bundel mijn inwijding in de poëzie. Hij toonde mij de schoonheid van woorden en de kracht die uit een gedicht kan spreken.

Ik denk aan die gedichten, als er ergens weer een oorlog wordt begonnen, of aan de gang is, zoals nu in Oekraïne. Zou er iemand daar nu gedichten schrijven? denk ik er dan altijd even achteraan. Vast wel. Ik vrees dat de gedichten van nu en die van toen naadloos in één bundel zouden passen. Helaas.

Foto van Sybren Sybesma
Sybren Sybesma

Sybren Sybesma (2001) werd in Leiden geboren. Na de middelbare school deed hij een jaar vooropleiding klassiek piano aan het Koninklijk Conservatorium in Den Haag. Daarna studeerde hij Biomedische Wetenschappen in Leiden.  Hij volgde een cursus korte verhalenschrijven aan de Schrijversvakschool in Amsterdam bij Nico Dros. Bij de Mare kerstverhalenwedstrijd won hij twee keer de derde prijs. Ander werk verscheen op De optimistOp ruwe planken en in het Friese literaire tijdschrift Ensafh. Hij zit in de redactie van Babel en studeert in Amsterdam. Hij speelt nog veel piano.

Blijf op de hoogte, ontvang onze nieuwsbrief.

Herkenning 

Als kind groeide ik op met de werken van de kinderboekenschrijver Gerrit Barron. De auteur, geboren in Moengo, kan qua bekendheid in Suriname vergeleken worden met de bekendheid in Nederland van kinderboekenschrijver Paul Biegel, waar ik ook een aantal boeken van heb gelezen. Wat mij fascineerde aan de boeken van Barron was de manier waarop hij de realiteit van Suriname samensmelt met fantasie. Bijvoorbeeld het boek Kamla en de vergulde man speelt zich af in het oerwoud van Suriname waarbij hij de verschillende bekende vreemde wezens van de yorkatori’s, griezelverhalen, zoals Bakru’s, Leba’s en Asema’s erin verwerkte. 

,,Hoe kom ik bij de vergulde man? Ik wil hem zien!”

,,Het is geen mens ooit gelukt hem te zien, sedert hij het land onzichtbaar heeft gemaakt. Als je hem wil zien, moet je vier opdrachten uitvoeren. Ten eerste moet je het gouden sleutelbeen van de Leba hebben, ten tweede de gouden kam van de Watramama, vervolgens de grote gouden verstandkies van de Azema en tenslotte de pipit in de maag van de Powisi.”

Passage Kamla en de vergulde man, 3e herziene druk oktober 1988, pagina 19

Of het verhaal het geheim van de Goslar waar drie kinderen op zoek gaan naar het geheim van het schip dat nog steeds midden in de Suriname rivier ligt. Of de verhalenbundel De Koning van Koronie en andere verhalen waar hij thema’s zoals armoede en empathie op sublieme manier verwerkte. Onderwerpen waar hij jaren terug over heeft geschreven, maar nog ontzettend relevant zijn in deze tijd. 

De Koning liet de auto stoppen voor zijn woning te Novar. Eenzaam en alleen liep hij langzaam het erf op. Zonder een cent op zak stond hij nu voor zijn oude schamele woning, waar de ramen hingen uit hun hengsels, waar de deur niet op slot kon, waar er planken op de vloer ontbraken en de schelpen onder het huis overdag duidelijk zichtbaar waren, waar enkele zinkplaten van het dak ontbraken en emmers over in het huis lagen om het water bij elke regenval op te vangen.

Passage de Koning van Koronie en andere verhalen, 1e druk 1991, pagina 60

Situaties die zich in het land afspeelden waarin ik mij herkende en personen die trekken hadden van mensen die ik goed kende. Nationale trots is een basisingrediënt in zijn werk.

Het bewustzijn over hoe prachtig de verschillende culturen zijn en waar ik allemaal trots op moet zijn bracht Barron al vroeg bij. Die herkenning van de realiteit zorgde ervoor dat ik mij voorstelde dat die verhalen ook echt konden plaatsvinden. 

De werken van Barron waren ook controversieel. Het boek  Oorlog in Bakroeland gaat over Bakroeland waar iedereen gelukkig is, totdat een vreemd volk het land binnenvalt. De Bakroes verzetten zich moedig tegen deze Kabouters. Klaarblijkelijk gaat het boek over Suriname en Nederland. Hij ontwierp ook een kaart waar hij de namen van plekken vernoemd naar Nederlanders zoals de Wilhelminagebergte, vernoemd naar koningin Wilhelmina en Julianatop, de hoogste bergtop in Suriname vernoemd naar de Nederlandse koningin Juliana, verwisselende met Surinaamse helden zoals de Inheemse verzetsstrijder Kaikoeshi, Anton de Kom, Max Nijman en Frank Rijkaard. Hij heeft ook een aantal gedichten uitgebracht, een paar hoor je nog steeds af en toe op de Surinaamse radio.

Als ik nu erover nadenk, heeft Barron ook veel invloed gehad op mijn interesse om ook veel van die griezelfiguren te verwerken in mijn verhalen, soms duidelijk en soms heel subtiel. Mijn eerste verzameling van boeken van een specifieke schrijver was ook van hem. Ik liep de verschillende boekhandels af en kocht dan samen met mijn moeder of grootmoeder de werken die ik van hem vond. Ik volgde het nieuws om te horen of hij weer met een nieuw boek kwam en ik bezocht vaak activiteiten waar hij aan meedeed met zijn uitgeverij. Zijn werken bracht hij veelal bij zijn eigen uitgeverij uit. Als ik het goed heb, heb ik al de boeken van Barron. Zelf de laatste van hem. Ik bewaar ze als goud.

Nog steeds wanneer ik hem zie, moet ik hem groeten. Hij heeft vaak een lach op zijn gezicht en is ook heel aardig. Soms maak ik een babbel, maar vaak staar ik hem aan en ben ik nog steeds verrast dat hij mij met zijn verschijning alleen kan terugbrengen naar de fijne momenten in mijn jeugd.

Dat doet een goede schrijver met je. Daarom vind ik het belangrijk dat het schrijven wordt gestimuleerd in Suriname.

Het besef is er nauwelijks in Suriname dat iemand met simpele woorden het leven van een ander zo positief kan beïnvloeden dat die jaren later nog geraakt wordt ermee. Het moet dus steeds worden bijgebracht. Dat die bij de gedachte alleen aan de titels van de verhalen teruggevoerd wordt naar de momenten toen ik op bed lag en de verhalen voor de zoveelste keer las. Bedankt Gerrit Barron, door jou werd de interesse in het schrijven op jonge leeftijd geprikkeld. 

,,Dat wat je me vraagt is niet makkelijk op te lossen, Kamla. Bij jullie ontbreekt er zoveel. Er is geen naastenliefde. Elkaar helpen, behulpzaamheid komt niet voor. Nog steeds vechten de grote mensen met elkaar. Hindustanen, Javanen, Creolen. Ze vechten met elkaar om de macht, om geld. Daarom hebben ze geen tijd voor de armen. 

Passage Kamla en de vergulde man, 3e herziene druk oktober 1988, pagina 93

Foto van Kevin Headley
Kevin Headley

Kevin Headley (1983) is een Surinaamse documentairemaker, journalist en schrijver. Sinds een aantal jaar schrijft hij ook korte verhalen, welke onder andere gepubliceerd zijn in de Surinaamse krant de Ware Tijd, het opinieblad Parbode, het online literair tijdschrift Papieren Helden, het tijdschrift Wobby en Tirade. Kevin heeft ook de speciale uitgave van Tirade PRAKSERI met alleen Surinaamse verhalen samengesteld. Tweewekelijks leren we door zijn ogen verschillende aspecten kennen van Suriname.

De intense teleurstelling van het reizen

(De wereld in stukken 7)

Al dagen knaag ik op dit inzicht dat niet van mij is, dat ik recent las en waar ik toch de bron niet van achterhalen kon. En nu heb ik het. Het komt uit Rebecca Solnit’s fascinerende Orwell’s Roses. Het gaat erom dat er een verschil is tussen een staat van geluk, die stabiel is, en een vervulling van een verlangen of een plotselinge vreugde die veel sterker is, maar in een brij van narigheid kan opduiken. ‘Verlangen en de vervulling ervan zijn geen geluk, geluk is meer een stabiele emotie, een kalm hart en kalme geest; ze liggen dichter bij vreugde, die op onvoorspelbare wijze uitbarst en weer ophoudt en die op kan duiken te midden van gevaar en moeilijkheden.’

Dit boek gaat over veel, maar onder meer over bloemen en dat het leven niet brood alleen behoort te zijn, maar ook rozen. En bijvoorbeeld de wonderlijke sensatie van teleurstelling als je verse bloemen ziet die bij nadere inspectie van plastic blijken te zijn.

Teleurstelling. Het prachtige Engelse woord disappointment. Op deze kaart van heel veel oceaan en een paar lila datumlijnen, springen de Îles du Désappointement in het oog, een stukje van de Archipel des Tuamotu, een deel van Frans Polynesië van rond de 80 eilanden op een oppervlak dat vrijwel gelijk is aan heel West Europa.

disappoint (v.)

mid-15c., disappointen, “dispossess of appointed office,” from dis- “reverse, opposite of” + appoint, or else from Old French desapointer “undo the appointment, remove from office” (14c., Modern French from désappointer). Modern sense of “to frustrate the expectations or desires of” is from late 15c. of persons; of plans, etc., “defeat the realization or fulfillment of,” from 1570s, perhaps via a secondary meaning of “fail to keep an appointment.”

Is reizen in wezen niet vaak dat: gefrustreerde verwachtingen? Reizen is geen stabiele staat van geluk, daarvoor moet je met Blaise Pascal misschien thuis in je kamer blijven zitten. Reizen is verrassend en dus kan het niet aan je verwachtingen voldoen. De mogelijke oogst is die van de vreugde: Solnit’s ‘vreugde, die op onvoorspelbare wijze uitbarst en weer ophoudt en die op kan duiken te midden van gevaar en moeilijkheden.’

Zie daar de winst voor de reiziger.

John Byron (1723 – 1786) zat het echter niet mee. De grootvader van Lord Byron, de dichter, was een zeeman die zijn bijnaam Foul Wheather Jack te danken had aan te veel slecht weer op zee en daaruit voortspruitende schipbreuken. Toen hij op 7 juni 1767 langsvoer had hij al zoveel rottigheid achter de rug dat een teleurstelling hoe dan ook om de hoek lag. En die teleurstelling was wellicht ook de ‘fail to keep an appointment’ de afspraak die de koloniale wereld eenzijdig oplegde aan de rest van de wereld om maar blij met hun komst te zijn. Byron roemt in zijn journal weliswaar de  ‘beautiful appearance’ van de eilanden – ‘omringd door een strand van het fijnste witte zand – en begroeid met hoge bomen, die … de meest heerlijke bosschages vormden’, maar ‘de natives renden langs de kust naast het schip, schreeuwend en dansend,’ en dan wel met hele grote speren in hun handen…

‘Ze zouden ons vermoorden… als we het waagden om aan land te gaan,’ ‘[Ze] lieten een van de meest afschuwelijke kreten horen die ik ooit had gehoord, terwijl ze tegelijkertijd naar hun speren wezen en grote stenen in hun handen hielden die ze van het strand raapten’, ze maakten ‘dreigende gebaren om hun landing te voorkomen’. Dus werden het door Byrons gefrustreerde verwachtingen. ‘Islands of Disappointment’, muntte hij ze dus.

De Oxford Dictionary zegt : the feeling of being sad because something has not happened or been as good, successful, etc. as you expected or hoped.

En daar is het dan: de onverwachte vreugde om wat deze bewoners van hun eiland toen meteen maar zo goed gedaan hebben: een expansieve Europeaan buiten hun wereld houden. John zal zich verslagen, of ontslagen (‘removed from office’) hebben gevoeld. En de eilanders zijn weer gaan doen wat ze deden, zonder die dag al de frustratie te hebben ervaren te moeten luisteren naar iemand die je zijn wil wenst op te leggen, en je onderdaan maakt van een ver en vreemd koninkrijkje. Een gevoel van intense vreugde tegenover dat van grote teleurstelling.

Ik wil gewoon alleen zijn op reis met mijn eenzaamheid
als een wandelstok
en geloven dat ik nog uniek ben

(Ingrid Jonker, uit: ‘Ik wil geen bezoek meer ontvangen’)

Lees: W.N.P. Barbellion Dagboek van een teleurgesteld man

Luister: geweldig opzwepende naar Tuamotu muziek

En rustiger: dans

Hier verder met Kaart 8

Foto van Menno Hartman
Menno Hartman

Menno Hartman (1971) is uitgever bij Van Oorschot.

Gordijnen

Ineens verlangde ik hevig naar je straat. Het was een stille straat: er slopen sporadisch auto’s langs je ramen, de bomen waren hoog, vingen wind en mannen met honden groetten me als ik naar je voordeur liep.

Als we in bed lagen, konden we soms de dronkenpraat van mensen op straat horen. In de ramen zat stokoud enkelglas en omdat je het altijd warm had, stond er altijd minstens één raam open. Omdat ik het altijd koud had, kroop ik zo dicht mogelijk tegen je aan.

De eenzame auto’s die langs je raam gleden strooiden koplamplicht door de ramen – je woonde er pas een maand en had nog geen gordijnen opgehangen. Daar zou ik een keer mee helpen, had ik gezegd. Je wist nog niets van mijn onhandigheid.

Het koplamplicht scheerde ’s nachts als een zoeklicht langs je bed, alsof er iemand naar ons zocht. Dan hielden we allebei onze adem in, tot het licht verdween. We wilden niet gevonden worden.

Je straat had iets vertrouwds, zelfs voordat ik de weg naar je huis uit mijn hoofd kende, omdat jij er woonde. De oude straatlantaarns, die ene scheve gevel, de bloemen in de vensterbank van je bejaarde buurman, die ik soms tegenkwam als ik ’s middags weer vertrok. De eerste keer keek hij me onderzoekend aan, en trok daarna zijn voordeur dicht. De laatste keer probeerde hij een praatje aan te knopen, en dat lukte bijna, was het niet dat ik zo snel mogelijk weg wilde.

Als ik niet op weg was naar jou, maar wel door je straat moest, zwaaide ik altijd even, of je nu thuis was, of niet. Soms kreeg ik later een berichtje van je, dat je me had gezien: of ik gezien had dat je had teruggezwaaid. En dat je van me hield.

Het is vreemd dat ik veel dingen van je ben vergeten. Ik weet amper nog hoe je stem klonk, hoe je zoende, hoe je naar me keek. In één jaar kunnen die kleine, en tegelijkertijd allesomvattende dingen kennelijk toch vervagen, als je iemand niet meer ziet. Van je straat weet ik alles nog. Ik wilde terug, heel even.

De trui die ik nog van je heb, zou ik eindelijk terug kunnen geven. Misschien kreeg ik dan mijn blauwe overhemd met bloemetjes in de manchetten terug. Ik vroeg me af hoe je bij iemand aanbelt, als diegene je nooit meer wilt zien. Bel je een keer lang? Of twee korte keren? Ik weet niet eens meer hoe ik al die andere keren bij je aan had gebeld. Je had gelijk, en hebt dat, na een jaar, nog steeds: ik had beter op moeten letten.

Ik kwam niet verder dan de hoek van je straat. Na een paar stappen zag ik de bloemen in de vensterbank van je buurman staan. Er liepen nog altijd mannen met honden. Ze groetten me, en ik groette terug, terwijl ik stil bleef staan bij een lantaarnpaal.

Toen zag ik het: er hingen gordijnen voor je raam. Ze waren dicht.  

Foto van Twan Vet
Twan Vet

Twan Vet (1998) schrijft poëzie, proza en liedteksten. Hij blogt wekelijks voor Tirade.

Zijn gedichten verschenen eerder in literaire tijdschriften zoals De Revisor, DW B en Het Liegend Konijn en in kranten zoals NRC en AD.

De komende jaren werkt hij aan een dichtbundel, een non-fictieboek en een roman bij De Bezige Bij.

Foto: Roderique Arisiaman

Hollen of stilstaan

(De wereld in stukken 6)

De eerste kaart waar ik zelf voet zette is een wonderlijke en prachtige snipper Verenigde Staten. Net iets onder Seattle, op de Boeing Renton Factory vind je meteen ook de plek waar veel van de reizen van de reishongerige twintigste-eeuwers begonnen. Een plek die helpt verklaren dat een Europeaan geboren in 1971 bijvoorbeeld, op 18 van deze 48 kaarten wel eens rondliep. Naar 17 ervan moest hij met een vliegtuig. Wind onder de vleugels!

In onmenselijk grote productiehallen zetten ze daar de monsters in elkaar die de wereld onder handbereik brachten. Gigantische kasten met alle tienduizenden schroefjes en onderdelen meticuleus genummerd. Vliegtuigen maken is vooral logistiek, leek het. En fotograferen ten strengste verboden. De moordende concurrentie bewerkstelligt dat je mogelijk maar in een paar merken massavervoervliegtuigen hebt gezeten. Het is iets waar veel mensen de laatste jaren een heel ander gevoel over hebben gekregen. Was vliegen in de jaren ’80 of ’90 nog iets luxueus en avontuurlijks, we denken er thans in zekere zin met schaamte aan terug. Om hoe de wereld erdoor veranderde, maar ook door de milieuschade die al dat vliegen veroorzaakt.

In Bill Brysons meeslepende 1927 toont hij de wereld en de tijd van de eerste Trans-Atlantische vlucht. Mijn eerste Boeing viel in een luchtzak boven Panama 300 meter naar beneden zodat we konden zien hoe stewardessen eruitzagen met spaghetti in hun haar. Het stond ze goed, en ze bleven er zo rustig bij! Reishonger ging in deze generatie met veel (te veel) vliegen gepaard.

Het is een reishonger die ook nog op een andere manier op deze kaart zichtbaar wordt. Hier op dit randje Pacifische kust eindigde de ‘honger naar land’ van de 19e eeuwse Europese kolonisten. In Portland stond ik in een geweldige boekwinkel, Powell’s, met een boek over de Oregon Trail in handen, van Lewis en Clark. De tocht naar steeds nieuwe werelden eindigde voor hen uitkijkend op dit stuk Pacifische Oceaan. Wat ging er door hoofden heen die de zee daar weer voor het eerst zagen? Vreemd genoeg lijkt dat nog altijd voor veel Amerikaanse gelukszoekers de richting te zijn, westwaards.  Ik zag nooit zoveel ‘clochards’ als in San Francisco, voor mijn gevoel omdat ze niet verder konden. Het is een wrang aspect van wat toch misschien wel een van de spannendste steden van Amerika is.

Deze strook is tevens die van de Noord-Amerikaanse regenwouden. Is er een groter contrast denkbaar dan in Washington State, waar je de reuzen in het Olympic National Park hebt staan op een paar uur rijden van de Boeing fabriekshallen? Efemere haast tegenover bijna tijdloze stilstand.  Red Woods, waar de machtige sequoia’s de tijd vertragen. Rebecca Solnit noemt het in haar Orwell’s Roses het saeculum: een volgens haar Etruskisch woord dat de spanne tijds beschrijft van de langst aanwezige levende. In de Red Woods is dat al gauw 1.200 jaar, je bent daar in gezelschap van reuzen voor wie een mensenleven maar een snipper tijd is. Deze bomen hadden er al een half leven opzitten toen de Europeanen kwamen doen alsof ze nieuw land ontdekt hadden.

Een sensatie, die van intense ouderdom, die je vaak voelt in de nabijheid van bomen. Solnit: ‘I had grown up in a rolling California landscape studded with several kinds of oak trees along with bays and buckeyes. Many individual trees that I knew as a child are still recognizable when I return, so little changed when I have changed so much.’

De landstrook van millennia-oude bomen en de geboorte van de burgerluchtvaart. Hollen of stilstaan.

Zoals ik zei, het werk was zwaar –
Niet enkel voor de kleine bomen zorgen
Maar ook voor onszelf zorgen,
Onszelf voeden, de gemeenschappelijke ruimtes schoonmaken –
Maar de bomen waren alles.
En wat waren we verdrietig als er een stierf,
En ze sterven, hoewel ze zijn
Verwijderd uit de natuur; alle dingen sterven uiteindelijk.
Ik was vooral begaan met die welke hun bladeren verloren
Die zich ophoopten op het mos en de stenen –
De bomen waren miniaturen, zoals ik zei,
Maar miniatuurdood bestaat niet.
Schaduwen glijden over de sneeuw,
Naderende en weglopende voetstappen.
De dode bladeren lagen op de stenen;
Er was geen wind om ze op te tillen.

(Louise Glück, vertaling Radna Fabias)

Over vliegen:

Beryl Markham Westwaarts met de nacht (de geweldigste pilote was ook een geweldige schrijver)
Joost Conijn Piloot van goed en kwaad
Julian Barnes Staring at the Sun
Bill Bryson 1927
James Salter Burning the Days

Lezen over San Francisco:

Matthew Statler Landscape: Memory
Armistead Maupin Tales of the City

Jammerlijk niet besproken:

Aziatische immigratie in San Francisco
Een wereld aan film in LA
Gokken in Reno

Wil graag naar: Bella Coola

Zie ook dit blogje over Oregon en snelheid

Hier naar kaart 7

Foto van Menno Hartman
Menno Hartman

Menno Hartman (1971) is uitgever bij Van Oorschot.

Meer blogs

  • Afbeelding bij De mens als biopic

    De mens als biopic

    Aflevering 1 Samuel Sarphati Amsterdam zou een andere stad zijn als daar niet op 31 januari 1813 Samuel Sarphati was geboren. Niet alleen moest de stad het dan stellen zonder Amstel Hotel, De Pijp en sociale woningbouw, de arts Sarphati zorgde ook voor de eerste vuilophaal, gezondheid in arme wijken, schone grachten, nijverheidsonderwijs én tippelzones....
    Lees verder
  • Afbeelding bij Eerste zwaluw

    Eerste zwaluw

    Vanuit het ruim kijk ik op. Door een van de dekramen zie ik de mast in de avondzon; het zonlicht schijnt op de nog ingepakte witte zeilen. Het is voorjaarslicht dat ik zie. ‘Voorjaarslicht’, zeg ik, ‘maatje’. We zijn weer thuis op de klipper in Middelburg, ons andere schip. We schilderen het dek dat het...
    Lees verder
  • Afbeelding bij Leven en laten leven – wat we kunnen leren van de BaMbuti

    Leven en laten leven – wat we kunnen leren van de BaMbuti

    Larousse 18 Er zijn veel wonderlijke zaken die Colin Turnbull beschrijft in zijn prachtige boek over de pygmeeën in de Congo. Door algemene depressie aangaande de toestand in de wereld merk ik een vergaande neiging tot escapisme in mijzelf op. Het werkelijk naar-binnen-drinken van antropologische studies als The Forest People van voornoemde Turnbull is er...
    Lees verder
Tirade bloggers
  • Foto van Menno Hartman
    Menno Hartman

    Menno Hartman (1971) is uitgever bij Van Oorschot.

  • Foto van Ida Blom
    Ida Blom

    Ida Blom schrijft proza en essays. Haar werk verscheen op papieren helden.

  • Foto van Jan Lodewijckx
    Jan Lodewijckx

    Jan Lodewijckx (1990) had het wel even gehad op kantoor. Hij kocht een zware fiets en een kleine tent en zegde zijn werk op en zijn appartement.