Lieve L,

DSC01146De eerste keer dat ik je ontmoette was diep in de nacht. We waren allebei slapeloos en hadden zin in een klein feest, maar nergens in de stad was feest, dus bedachten we er een. ‘Ik draag een grote veelkleurige wollen trui,’ zei jij, ‘kan je niet missen.’ Dat klopte toen ik je op de Berlagebrug zag staan, groot, veelkleurig en van wol was je trui. Later zat je op een stoel tussen enorme stapels literaire tijdschriften en boeken. We dronken rode wijn en spraken over hardlopen langs de Amstel wat jij graag deed en waar ik niet aan zou moeten denken, over omgang met mensen, over familie en vrienden, boeken en uitgevers. Toen we al veel gedronken hadden uiteindelijk over liefde, onzekerheid, angst, agressie en gevoelloosheid. Al die gevoelens leken niet bij elkaar te horen, maar juist ook weer wel. Er is natuurlijk niet zoiets als goed en fout als het om gevoelens gaat.
Ik bedenk altijd tijdens zulke gesprekken dat woorden werkelijk tekortschieten, dat hoe duidelijk hetgeen je wil overbrengen ook in je hoofd zit, het onmogelijk is je werkelijk uit te drukken. Het blijft een brei waarin je graait en waaruit je het juiste hoopt op te diepen; soms lukt dat heel aardig en andere keren kun je je hoofd wel kapotslaan van ellende en spijt hoe je bepaalde dingen wel of niet hebt gezegd.

Later zagen we elkaar op een bijeenkomst van een tijdschrift waar we die maand allebei instonden. Ik met een verhaal, jij met een aantal gedichten. Vrijwel niemand kende we en vrijwel niemand ons. Je zei het niet, maar ik had het idee dat je dacht toen je met je glas wijn in een hoek stond: ‘Hoe zullen de mensen mij zien. Welke indruk geef ik ze?’ Weet je, opeens weet ik vrij zeker dat je dat wel degelijk hebt gedacht. Er waren mozzarellasticks en we dronken witte wijn.

Je zei op een ander feestje (waarvan ik de naam niet zal noemen omdat anders straks de halve wereld zou willen deelnemen) dat je de indruk kreeg dat mensen je zagen als arrogant en gevoelloos en dat dat nooit de bedoeling is geweest. Ikzelf denk dat mensen die mij niet goed kennen ook die indruk krijgen. Het is heel normaal als je onzeker bent om jezelf uit alle macht proberen te beschermen. Dat de ander dat als arrogantie ziet is kortzichtig, want het is juist heel anders, het omgekeerde van arrogantie, maar wat hebben we in godsnaam met die mensen te maken?
Ik las je een stuk voor uit de dagboeken van Sylvia Plath:

“Er zijn momenten dat ik word overvallen door een gevoel van verwachtingen, alsof er iets onder het oppervlak van mijn denken ligt te wachten totdat ik het oppak. Het is hetzelfde hunkerende gevoel als wanneer een naam je bijna te binnen schiet, maar je hem niet te pakken kunt krijgen. Ik voel het als ik denk over mensen, over kleine tekenen van evolutie die worden ingegeven door het trekken van verstandskiezen, onze kaak die smaller wordt omdat hij niet langer zulk grof voedsel hoeft te vermalen als hij gewend was; het geleidelijk verdwijnen van haar op het menselijk lichaam; het wennen van het menselijk oog aan kleine gedrukte letters, het snelle, kleurige bewegen van de twintigste eeuw. Vaag en onduidelijk komt dat gevoel op als ik denk over verlengde adolescentie van onze soort, de riten van geboorte, huwelijk en dood, alle primitieve, barbaarse plechtigheden die voor het moderne leven gestroomlijnd zijn. Die onberedeneerde, dierlijke zuiverheid was het beste, denk ik bijna. O, er is daar iets dat op me wacht. Op een dag zal misschien plotseling de openbaring mij ten deel vallen en zal ik de andere kant van deze enorm groteske grap zien. En dan al ik lachen. Dan zal ik weten wat het leven is.”*

Zo was het natuurlijk wel, beter verwoorden is misschien onmogelijk. Daarna zei je dat je op een eerstvolgend verkleed feest met een oven over je hoofd zou gaan lopen.

Even later vroeg ik voorzichtig of ik je handen en voeten mocht gebruiken voor een film. Dat mocht, als je maar onherkenbaar in beeld zou komen en ik je naam zou mystificeren tot slechts de letter ‘L’. In ruil voor je medewerking wilde je een aantal verhuisdozen, en die kreeg je.

Ik denk aan Sam, waar we broodjes aten en een tekening maakten die nu nog steeds boven de bar hangt, en waar jij je jurk bevuilde met knoflooksaus. Of je rammelende fiets en je motorhandschoenen waarover je vertelde dat ze van iemand anders waren, dat jij nooit zulke handschoenen zou kopen. Of je muts, die je soms ook in huis droeg omdat de verwarming het niet deed. Of de enorme ladder in je panty die ik laatst zag toen je vertelde over de schuwe, getraumatiseerde kanarie die je ooit had en waar je veel van hield. Ik weet vrij zeker dat je van die ladder in je panty wist maar het je niets interesseerde. Waarom zou iemand ook geen ladders mogen dragen dacht ik. Ik vond het ontroerend weet je dat?
En dan zie ik je in gedachten in een pakhuis over sanitair klimmen met een klembord in je handen, je noteerde bestellingen voor klanten in het hele land. Er was een koffiehoekje daar, dat was wel een voordeel, zei je. Hoe kan iemand jou dan ooit van arrogantie betichten Lieke? (Pardon, noem ik toch je naam. Vergeef me).

Als laatste vertel ik hoe je me die eerste keer dat we elkaar zagen tijdens dat besloten mini-feest, zei dat je je niet voor kon stellen dat iemand verliefd op je zou worden. Ik vond dat heel verdrietig om te horen, want ik denk Lieke, dat juist iedereen verliefd op je zou worden. Je zei een paar dagen geleden dat je onregelmatig was en dat vond ik grappig. Onregelmatig, een prachtig woord toch?

Liefs,

David Pefko

* Sylvia Plath – De dagboeken 1950-1962 – Privé Domein nr. 255, bladzijde 25

In de Oorshop

Beste Bernard,

Bernard+Madoff+Returns+Court+Bail+Dispute+56RBuRsALiXlDank voor je openhartige brief en geen dank voor de boeken. Ik weet zeker dat je er veel aan hebt, want niets is zo fijn als lezen als je verder geen kant op kan.
Ik schrok niet van het voorval in de eetzaal dat je beschreef. Het zijn, zoals je schreef, enerzijds natuurlijk situaties die je alleen in films verwacht te zien, maar anderzijds is het buiten de muren niet zo heel anders. Ik weet zeker dat als je nu door New York zou lopen mensen net zoveel toetjes over je heen zouden gooien, misschien zelfs erger dan dat; stukken beton of die kleine verhuisdoosjes waarin ontslagen werknemers van banken hun plantjes en koffiemokken mee naar huis sjouwen, zou je naar je hoofd krijgen. Het zou daar zelfs schaamtevoller voor je zijn dan waar je nu zit, denk je niet?

Je vroeg me waarom ik sympathie kan opbrengen voor een man als jij. Ik weet eigenlijk niet of het sympathie is Bernard, het is meer medeleven en ook begrip; het gegeven dat duizenden mensen boos op je zijn, daar lijk ik iets mee te kunnen, van te begrijpen. Ik denk dat het belangrijk is om altijd maar weer te bedenken dat je gewoon een mens bent zoals zovelen. Vroeger was je installateur van  sprinklerinstallaties en al op je 22ste startte je zonder enige vooropleiding een bedrijf. Een selfmade man die risico’s nam, jarenlang leefde in stress en angst, miljoenen dollars van rijke mensen van plek naar plek verplaatste. Je was succesvol en geliefd en op een goede dag was dat allemaal in een klap voorbij.

Ik moet toegeven dat toen de zaak in de media kwam ik vooral erg moest lachen; het handelen in luchtkastelen is vrij hilarisch vind ik. Wat kunnen mensen dom zijn, dacht ik.  In ieder geval heb je een ‘crisis’ op je naam staan, ieder weldenkend mens weet dat dat erg overdreven is, maar iemand moet de naam, de schuld krijgen, zo werkt het nu eenmaal, zonder een aanwijsbare aanstichter van ellende word de mens een losgeslagen dier.

Wat ik soms niet snap is waarom je niet eerder vertrokken bent, bestond de mogelijkheid niet om je koffers te pakken en te verdwijnen? Ikzelf zou dat zeker wel gedaan hebben denk ik.
Je hoeft niet te antwoorden want ik weet dat voordat jij deze brief in handen krijgt drie psychologen en twee mensen van de beveiliging hem gelezen hebben. Ook weet ik dat alles wat jij schrijft onderzocht en tegen het licht gehouden word. De boeken die ik je stuur ontvang je met vertraging; men zoekt naar omcirkelde woorden, kleine verborgen boodschappen in de rug verstopt, misschien een aanwijzing waar al het geld toch is gebleven.   

Ik vind je beschrijvingen van het grasveld waar je vanuit je getraliede raam uitzicht op hebt erg mooi. Het lijkt – hoewel dat niet zo is – elke keer weer te veranderen. De ene keer beschrijf je kleine vogels die takjes oppikken, de andere keer vertel je over de laatste sprankjes zon die soms zo mooi naar binnen schijnen. Straks zal er sneeuw zijn. Gebruik je fantasie, uiteindelijk is dat alles wat we hebben.

Houd moed,

David Pefko

Blijf op de hoogte, ontvang onze nieuwsbrief.

Geachte Joke van der Ven (2),

DSC00624De vorige keer sprak ik mijn verbazing uit over uw bedrijf briefopbestelling en gaf ik aan voor het bedrag van 37,50 een liefdesbrief te hebben besteld.
Ik vulde de gevraagde kenmerken in (geur, manier van bewegen, handen, ogen, sensualiteit) en terwijl ik bezig was een persoon voor ogen te houden bedacht ik dat het misschien beter was om maar voor een hond te kiezen. Eigenlijk vond ik het te triest om hier een bestaand persoon voor te misbruiken. Bij het kopje ‘wat wilt u bereiken met deze brief?’ vulde ik in: onvoorwaardelijke liefde. Veel gevraagd? Blijkbaar, want vanochtend ontving ik deze liefdesbrief per email:
jokevandeven

“Lieve Z,

Tijdens een ronde door het park
Kijk ik tevreden om mij heen
Honden waar ik kijk
Maar zo mooi als jij
Is er geen één

Tussen de herfstbladeren
Raken jouw pootjes de grond
Je natte neus heeft een geur te pakken
Die jij vol enthousiasme volgt
Wie heeft er toch voor gezorgd dat uitgerekend ik jou vond?

Want, lieve Z, sinds jij in mijn leven bent
Weet ik wat het is om van iemand te houden
We zijn voor elkaar gemaakt
Het ging dan ook zonder al te veel moeite
Dat wij onze relatie opbouwden

Onze liefde was meteen wederzijds
We delen vreugde en verdriet
Vaak knuffelen en spelen
Een leven zonder jou
Bestaat voor mij niet

Lieve Z, ik hoop dat het heel duidelijk is
Hoe belangrijk ik jou vind
Jouw eerlijke ogen
Zijn voor mij zoveel meer waard
Dan de glimlach van elk willekeurig kind

Elke dag met jou
Doet mij verlangen naar meer
Ons samenzijn is het mooiste wat er is
Ik hoop dat jij het ook zo voelt
Het is in ieder geval wel
Hoe mijn liefde is bedoeld

Veel liefs van David..”

Ik weet niet of u snapt dat u mijn dag verpest heeft. Mijn gevoel zegt dat u zich daar niets bij voor kan stellen. Ik vraag me opeens af hoe uw eigen liefdesleven is en of u elke dag samen met uw man zit te huilen van het lachen bij het lezen van al die brieven voor wanhopige en steeds maar weer in zwijgen vervallende mensen.
Ik stel het volgende voor: u brengt mij in contact met de schrijvers van deze rommel (ik wil deze personen graag ontmoeten) en ik betaal u daar 37,50 voor, zo niet ontvangt u geen cent van mij, want zelfs een hond zou ik deze liefdesbrief niet durven sturen.

Toch hoogachtend ‘vrouwelijk ondernemer van het jaar 2008’,

David Pefko

Beste bewoner van nummer 30hs,

DSC01117Ik loop wel eens langs uw huis en kijk dan stiekem naar binnen. Als uzelf in het raam zit, en door de neergelaten luxaflex naar de straat tuurt, is het slechts een voorzichtige blik, maar als u op een van uw kunstleren banken zit, met een fles wodka in uw hand, een sigaret in uw mond, dan kijk ik langduriger. Vanaf een bepaalde positie weet ik zeker dat u mij niet kunt zien, of misschien wel, maar bent u te dronken om in te grijpen.

Uw interieur is zoals er veel in deze straat zijn: zware meubels met donker fineer, een zithoek die vrijwel de hele woonkamer in beslag neemt, een enorme – vrij moderne – televisie (die vast uw grote trots is), een aquarium waarin het water zo donker is dat ik geen idee heb of er nog vissen in zwemmen, een eenzame verdroogde plant in de hoek, met van die speciale korrels en zo’n vochtbalanssysteem en een computer voor het raam, die altijd aanstaat en samen met uw televisie een blauw licht door de kamer werpt; uw fles wodka, uw gezicht, uw witte hemdje, alles is blauw… Dat spel van het licht van die beeldbuizen maakt mij soms intens verdrietig, alsof modern met ouderwets verweven is zonder dat u er iets aan kon doen.
En dat is ook misschien wat er aan de hand is: u kunt er allemaal niets aan doen. Op een zekere dag verliet uw vrouw u en wist u niet meer wat u met het leven aan moest. U kwam te wonen in deze sociale huurwoning van, als ik het goed weet in te schatten, ongeveer 60m2. Er was een klein keukentje en een redelijke douche. Bij een meubelboulevard zocht u naar troost; donkere meubels, een grote eikenhouten salontafel met bolpootjes. Een karaf in de kast, een paar glaasjes, een kleedje; allemaal dingen die u aan uw vroegere leven deden denken, dat met uw vrouw. U kocht een eenpersoons bed.

Al snel werd u steeds wanhopiger als u ‘s avonds naar voetbal keek op uw enorme televisie. U greep naar de drank, begon meer te roken en de avonden werden steeds korter, steeds sneller was u zo bedwelmd dat u zich helemaal niets meer afvroeg, niets meer dacht en nergens zorgen over maakte.
De keren dat ik u op straat zie zijn schaars. Soms loopt u door de supermarkt, koopt in de winter stamppotten, in de zomer trouwens ook. U sleept met tassen drank en een enkele keer kom ik u tegen bij de apotheek waar u aan de balie hangt en informatie krijgt over uw zojuist voorgeschreven medicijnen. Even later draagt u de enorme hoeveelheid mee naar huis.

Ik had willen vragen of u gelukkig bent, want misschien romantiseer ik uw situatie, omdat ik er zelf niet in zit, omdat vanuit mijn positie voor uw raam, alles er soms aantrekkelijk uitziet. Maar de kans dat u juist erg ongelukkig bent is natuurlijk heel erg groot.

Ik weet niet hoe u heet, hoe oud u bent, maar hou er altijd rekening mee dat de dag komt dat ik sirenes in straat hoor en even later zie hoe u per brancard uit uw huis gehaald wordt. U zal daar liggen en niets zeggen, de broeders zullen weinig respect voor u kunnen opbrengen; ze hebben de flessen gezien, de overvolle asbakken, de verpakkingen magnetronmaaltijden in de prullenbak.

Waar is de menselijkheid dan?

Alle goeds,

David Pefko

Beste Rooie Connie,

DSC01115De laatste jaren zag ik je steeds minder. Eigenlijk zag ik je nooit. Gisteren moest ik een bezoek brengen aan de Hema. Toen ik door de gangpaden liep opzoek naar ondergoed zag ik je opeens van ver tussen het schap babykleertjes en handdoeken. Je zat helemaal aan het einde van de ruimte, in het koffiegedeelte, maar je haar was rood als een vuurtoren en sinds de eerste dag dat ik je leerde kennen droeg je al die opzichtige gouden kettingen. Ik was vooral blij dat je daar nog steeds zat, want daarvoor liep ik door de Kalverstraat en zag met verbazing hoe alles maar continu aan het veranderen is; winkels verdwijnen, verplaatsen, keitjes worden vervangen door andere en ook het winkelend publiek is nu anders. Ik dacht aan mijn ondergoed, dat vol met gaten zat en aan jou, want jij was niet veranderd.

De eerste keer dat ik je daar zag zitten op je ergonomische stoel was misschien wel twintig jaar geleden. Aan de hand van mijn moeder maakte ik gebruik van jouw wc. Ik vond het allemaal even interessant toen; de lucht van bleek en toiletverfrisser, je teiltje en mop in de hoek, en jijzelf; ik wist toen nog niet dat er ook zoiets bestond als de baas van een wc.

Ik sloot aan in de rij en zag dat er bepaalde dingen veranderd waren, bijvoorbeeld het geld dat mensen jou betaalden verdween nu in een geldkistje. Vroeger vond ik het altijd fijn om mijn munten op de schotel te leggen en eventueel mijn wisselgeld er vanaf te pakken, ook waren de tijdschriften die je las uit het zicht verdwenen. Wel stond er nog altijd een schaaltje met zuurtjes.
Naar de wc moest ik helemaal niet, maar toen ik er eenmaal was, zakte ik neer op de wc-bril en keek goed om me heen en zuchtte diep. Je gebruikte nu artikelen van Tork professional zag ik. Ook was er een speciale vloeistof in een dispencer aan de muur om de wc-bril af te nemen, alles was trouwens blinkend schoon. Ik bedacht dat jij degene bent die getuige is van de stoelgang van vrijwel compleet Amsterdam. Ik vroeg me af hoe je daar zelf over dacht, of je, als je ‘s avonds in je bed ligt ooit een keer alle remsporen, druppels urine op de grond en uitwerpselen die men is vergeten door te spoelen aan je voorbij ziet komen. Droom je wel eens over zulke dingen?

Het mocht natuurlijk niet te lang duren allemaal, dat zou argwaan wekken dus ik trok door om het echter te laten lijken en deed zelfs een moment – terwijl geen ziel mij kon zien – of ik tijd nodig had om mijn broek dicht te knopen, mijn jas aan te trekken. Ik waste mijn handen. Jij zat op je stoel en telde de tien, twintig en vijftig eurocent stukken. Ik zag je rug, je haar en alles was onveranderd.

Hartelijke groet,

David Pefko

Beste Jan Aelberts (2),

20_houellebecqirlandeDe verkrampte romanticus, dat zie je heel helder. Wat kan de romanticus tegenwoordig nog anders zijn dan verkrampt? Ik zie hem steeds dieper wegzakken, door een zelfgekozen hel gaan – een die overigens totaal niet bij deze tijd past waarin iedereen voor zichzelf kiest en waar zelfs een term voor bestaat: het ‘Ik-tijdperk’. Uiteindelijk zal hij van zijn geloof vallen. Dat is helaas hoe de zaken er voorstaan, uiteindelijk zal zelfs de laatste romanticus voor zichzelf kiezen, zich proberen te beschermen.

Eigenlijk vraagt je brief niet om antwoord, want met de meeste beweringen ben ik het meer dan eens. Maar wat me verbaast is dat je kunst omschrijft als ‘tegenaanval’. Je schreef: “Kunst is, zoals ik het beleef, weinig meer dan een tegenaanval, die enkel een aanvang kan nemen wanneer de kunstenaar diep geraakt, gekwetst of zelfs geschoffeerd is door zijn omgeving…”  Deze regels geven mij het gevoel dat in jou een enorme woede zit of dat je erg wantrouwend bent. Ook de afsluiting van je brief duidt daarop: ‘Met groeten aan de wereld’ schrijf je; alsof je niet deelneemt aan deze wereld en al bij voorbaat diep geraakt, gekwetst of geschoffeerd bent; precies het thema dat je in mijn brief aan jou hebt weten te omzeilen.

Ik schreef je dat ik die nacht vol doodsangst die laatste regels op papier zette. Daarmee zette ik geen tegenaanval in werking, maar legde me juist neer bij het idee dat ik dood zou gaan, omdat ik diep in mijn hart wist dat het onzin was, slechts een bedenksel van mij. Inderdaad ben ook ik een hypochonder en leef ik soms dagen met lichamelijke mankementen die, als de angst zelf geweken is, net zo goed weer verdwijnen.
Maar ik vraag me af of jij, als je werkelijk geschoffeerd of gekwetst zou worden nog iets op papier zou kunnen krijgen.

Het is een interessant gegeven dat de meeste kunstenaars weinig te maken willen hebben met de tijd waarin ze leven. Ik vraag me wel eens af wie daar eigenlijk mee begonnen is; de tijd waarin je leeft zodanig af te wijzen, ervan uit te gaan dat als je je neerlegt bij het heden – of waar dat voor staat – je volkomen verloren bent. En ook stel ik mijzelf de vraag of dit niet meer een gewoonte voor de kunstenaar is dan een kwestie van rationeel denken. En waarom is dat een voorwaarde en waarvoor is dat dan een voorwaarde? Neem jezelf alsjeblieft als voorbeeld, Jan, en niet bijvoorbeeld Gerard Reve.

Een ongewone gevoeligheid. Alles komt veel harder aan en is daardoor dus meteen al van grotere betekenis. De lelijkheid, het trieste, ellende, het lijden. Maar ook de schoonheid en de troost, allemaal zijn ze in onze beleving sterker dan bij een ander, een ‘niet-kunstenaar’.
Ik ken mensen die beweren dat een schrijver overal de juiste woorden voor kan vinden en op die manier de dingen beter uiting kan geven dan de ‘niet-kunstenaar’. Maar in mijn beleving is juist het vinden van die juiste woorden bijzaak, in de eerste plaats gaat het om het opmerken en in veel mindere mate om de stijl waarin het verhaal geschreven is. De context doet vrijwel alles, kleine trucjes daargelaten natuurlijk – een tekst moet wel leesbaar zijn.
Ik eindig deze brief met jouw begin: Houellebecq’s supermarkt als het leven:

D’abord j’ai trébuché dans un congélateur.
Je me suis mis à pleurer et j’avais un peu peur.
Quelqu’un à grommelé que je cassais l’ambiance ;
Pour avoir l’air normal j’ai repris mon avance.

Des banlieusards sapés et au regard brutal
Se croisaient lentement près des eaux minérales.
Une rumeur de cirque de demi-débauche
Montait des rayonnages. Ma démarche était gauche

(Eerst struikelde ik een vrieskast binnen.
Ik begon te huilen en was een beetje bang.
Iemand mopperde dat ik de sfeer verpestte;
Om normaal over te komen, ben ik maar doorgelopen.

Voorstadbewoners in hun nette kleren, met brutale blikken
Kruisten elkaar langzaam bij de flessen bronwater.
Een circusrumoer, half losbandig
Steeg op uit de schappen. Ik bewoog me onhandig voort.)

Hypermarché – La persuite du Bonheur – Flammarion 1997 – vertaling Kiki Coumans

Hartelijke groet,

David Pefko

Meer blogs

  • Afbeelding bij Vraagtekens achter al ons weten – over vogels

    Vraagtekens achter al ons weten – over vogels

    Larousse 12 Zouden mooie en exorbitante vogels zeldzamer worden omdat ze om schoonheid door mensen bejaagd worden? Een aantal zonderen zich van deze veronderstelling al af: we cultiveren soorten die we zeer mooi vinden voor volières en tuinen, de pauw of de goudfazant. Maar nietige onaanzienlijk vogeltjes hebben wel als voordeel dat ze de blik...
    Lees verder
  • Afbeelding bij Meer dan vijftig

    Meer dan vijftig

    Ik ben geen spelletjesman, maar omdat we toch in Moncarapacho waren en die tafel er toch stond en vriendin K stralend vier stenenhoudertjes op tafel had gezet en ik graag wilde meedoen met alles wat mijn vrienden deden en het om Rummikub ging – waarvan ik me vaag de regels kon herinneren – schoof ik...
    Lees verder
  • Afbeelding bij De wind

    De wind

    De wind komt over zee tegen de heuvel op, schudt de verdroogde vruchten uit de Alfarroba. Hard als kiezels tikken de peulen op het plaatstalen dak boven mijn hoofd. De wind is warm, Marokkaans, heeft maar een beetje water hoeven oversteken voordat hij hier mijn kleren van de waslijn blies. Na het eerste licht stap...
    Lees verder
Tirade bloggers
  • Foto van Berthe Spoelstra
    Berthe Spoelstra

    Berthe Spoelstra (1969) is dramaturg van Frascati Theater. Haar debuutroman Schemerland kwam in 2009 uit bij Van Oorschot. In augustus 2021 volgt Zwerm. Voor Tirade schrijft ze over o.m. theater en literatuur.

  • Foto van Kevin Headley
    Kevin Headley

    Kevin Headley (1983) is een Surinaamse documentairemaker, journalist en schrijver. Sinds een aantal jaar schrijft hij ook korte verhalen, welke onder andere gepubliceerd zijn in de Surinaamse krant de Ware Tijd, het opinieblad Parbode, het online literair tijdschrift Papieren Helden, het tijdschrift Wobby en Tirade. Kevin heeft ook de speciale uitgave van Tirade PRAKSERI met alleen Surinaamse verhalen samengesteld. Tweewekelijks leren we door zijn ogen verschillende aspecten kennen van Suriname.

  • Foto van Senna Felius
    Senna Felius

    Senna Felius (1997) is dichter. Ze studeert filosofie en Arabisch en woont in Egypte. Haar poëziedebuut staat in Tirade 487.